Uitspraak 202101750/1/R2


Volledige tekst

202101750/1/R2.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Bavel, gemeente Breda,

appellant,

en

de raad van de gemeente Breda,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2021 (hierna: het bestreden besluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Bavel, Haarbeemd ongenummerd" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2022, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.V. Vreugdenhil, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Somnium Real Estate B.V., de initiatiefnemer, vertegenwoordigd door mr. M. van Moorsel, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het bestemmingsplan maakt de realisatie van vijf grondgebonden woningen mogelijk aan de Haarbeemd in Bavel.

2.       [appellant] woont op een belendend perceel aan de [locatie] in Bavel, in een deel van een Kempische langgevelboerderij (hierna: de langgevelboerderij) die is aangewezen als rijksmonument. Volgens [appellant] heeft de raad de omwonenden genegeerd bij het bestreden besluit.

Procesbelang

3.       Op de zitting is gebleken dat de raad niet meer bestrijdt dat [appellant] procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Inspraak en bekendmaking

5.       [appellant] stelt dat de omwonenden geen inspraak hebben gehad bij de totstandkoming van het plan en dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de bezwaren van de omwonenden. [appellant] betoogt verder dat omwonenden niet in kennis zijn gesteld over de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en dat die terinzagelegging niet is gepubliceerd. [appellant] stelt dat hij drie dagen na het aflopen van de termijn alsnog een zienswijze heeft ingediend, maar dat deze niet in behandeling is genomen. Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat de bekendmaking in het Gemeenteblad onvindbaar is.

5.1.    In de plantoelichting is vermeld dat op basis van de gemeentelijke "Participatieleidraad bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving" (hierna: de leidraad) een omgevingsdialoog is georganiseerd om omwonenden in een vroegtijdig stadium te informeren over de planvorming en hen in het planproces te betrekken. Volgens de leidraad is er een aantal participatieniveaus. De raad heeft ter zitting gesteld dat hier is gekozen voor niveau 1, raadplegen. Volgens de leidraad betekent dit dat de initiatiefnemer zelf de agenda bepaalt en luistert naar de inbreng van de belanghebbenden. In de leidraad is ook vermeld dat de initiatiefnemer de inbreng niet hoeft te gebruiken en motiveert waarom deze al dan niet wordt verwerkt.

5.2.    Verder heeft de raad het ontwerpbestemmingsplan met bijlagen gedurende zes weken ter inzage gelegd. De raad heeft dit vooraf bekendgemaakt in het Gemeenteblad van de gemeente Breda en in de Staatscourant. Hierbij heeft de raad onder meer bericht waar en wanneer de stukken ter inzage liggen en in welke periode een zienswijze kan worden ingediend.

5.3.    [appellant] heeft ter zitting gesteld dat hij na de periode van terinzagelegging is gaan zoeken naar informatie over het plan. Dat [appellant] eerst in dat stadium betrokken is geraakt bij het plan en te laat een zienswijze heeft ingediend, neemt niet weg dat de raad daarvóór de gelegenheid heeft geboden voor inspraak op het voorlopig ontwerp overeenkomstig de leidraad. De initiatiefnemer heeft overeenkomstig de leidraad een verslag gemaakt van de participatie, die bij de plantoelichting is gevoegd. Het verslag bevat een samenvatting van de reacties op het voorlopig ontwerp van het plan en de antwoorden van de initiatiefnemer hierop. Op deze wijze is aan de leidraad voldaan.

De raad heeft het besluit tot vaststelling van het plan voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Anders dan [appellant] stelt, heeft de raad daarbij voldaan aan de wettelijke vereisten voor de kennisgeving van de terinzagelegging. De stelling van [appellant] dat die kennisgeving niet te vinden is, wordt niet gevolgd. Op de website van de gemeente Breda is vermeld dat officiële bekendmakingen van de gemeente op de landelijke website "https://www.officielebekendmakingen.nl" worden gepubliceerd. Op die website is via het adres "Haarbeemd Bavel" de hiervoor onder 5.2 vermelde bekendmaking in het Gemeenteblad en de Staatscourant te vinden. Overigens heeft de raad ter zitting ook gewezen op de extra e-mailservice van Overheid.nl, op grond waarvan [appellant] informatie over zijn buurt kan ontvangen. Ook die extra e-mailservice is vermeld op de website van de gemeente Breda.

Het betoog slaagt niet.

Status

6.       [appellant] betoogt dat het plan wordt gerealiseerd op gronden met een monumentale status en agrarische bestemming en dat de raad advies had moeten inwinnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of in ieder geval de gemeentelijke monumentendienst. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat de boerderij niet zichtbaar meer is als uitvoering wordt gegeven aan het plan.

6.1.    De twee percelen waarop de langgevelboerderij staat, liggen tegen de planlocatie aan. De planlocatie heeft een woonbestemming en geen agrarische bestemming. In de redengevende omschrijving is uitsluitend vermeld "boerderij van het Kempische langgeveltype". De monumentale status beperkt zich dus tot de langgevelboerderij zelf en strekt zich niet uit tot de gronden van de naastgelegen planlocatie. De Afdeling ziet in wat [appellant] naar voren heeft gebracht geen aanleiding om eraan te twijfelen dat het zicht op de langgevelboerderij geen onderdeel uitmaakt van de aanwijzing als rijksmonument.

6.2.    De raad stelt dat erfgoeddeskundigen van de gemeente voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure zijn nagegaan of met de ontwikkeling op de planlocatie cultuurhistorische waarden in het geding zijn en dat zij tot de conclusie zijn gekomen dat dit niet het geval is. Dit is door [appellant] niet met concrete argumenten bestreden. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad ook advies had moeten inwinnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.

w.g. Van Diepenbeek
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Vlieger-Mandour
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

615