Uitspraak 202204127/1/V1


Volledige tekst

202204127/1/V1.
Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 juni 2022 in zaak nr. NL22.8956 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

De vreemdelingen hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.

Bij uitspraak van 20 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit op de asielaanvraag te nemen en bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdelingen een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, en het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.

w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

999