Uitspraak 202202087/2/R1


Volledige tekst

202202087/2/R1.
Datum beslissing: 10 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Tijdens de zitting op 10 maart 2023 heeft [verzoekster] verzocht om wraking van staatsraad mr. E.A. Minderhoud (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak nr. 202202087/1/R1.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 10 maart 2023 heeft de Afdeling het verzoek om wraking afgewezen.

Overwegingen

Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.

1.       Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."

2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.

3.       [verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de schijn van partijdigheid is gewekt, omdat de staatsraad haar geen gelegenheid heeft gegeven om haar pleitnota voor te dragen. Ook gaat de staatsraad uit van een onjuiste akte van levering en ten onrechte van het uittreksel van het kadaster.

4.       Wat [verzoekster] naar voren heeft gebracht, biedt geen grond voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid. Uit de aantekeningen van de zitting volgt dat de staatsraad aan het begin van de zitting [verzoekster] heeft uitgenodigd om haar pleitnota voor te dragen en dit verzoek in de loop van de zitting nog een keer heeft herhaald terwijl hij haar er later nog eens op heeft gewezen dat zij de gelegenheid had haar standpunt toe te lichten. In plaats daarvan heeft [verzoekster] de toevoeging van de akte van levering aan het dossier en de eigendom van de grond aan de orde gesteld en is hierover in discussie gegaan. Na enige discussie heeft de staatsraad gezegd dat hij geen vragen meer had en [verzoekster] de gelegenheid gegeven slotopmerkingen te maken. Uit de aantekeningen van de zitting blijkt niet dat haar is belet om in haar slotwoord haar pleitnota alsnog voor te dragen of in ieder geval de inhoud daarvan toe te lichten.

Dat de staatsraad volgens [verzoekster] niet heeft gereageerd op haar betoog dat niet mag worden uitgegaan van de akte van levering van 29 november 2019 die op verzoek van de Afdeling door de gemeente is toegestuurd en geen acht heeft geslagen op haar opmerking dat het uittreksel van het kadaster nog in onderzoek was en daarom niet betrouwbaar was, biedt op zichzelf geen grond voor het oordeel dat de staatsraad partijdig heeft gehandeld. Uit de aantekeningen van de zitting blijkt niet dat de staatsraad naar aanleiding van de opmerkingen van [verzoekster] daarover zich al zodanig heeft uitgelaten dat hij al een definitief oordeel over de stukken zou hebben. Aangezien de Afdeling ook hierin geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de staatsraad partijdig heeft gehandeld, bestaat geen grond voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.

Aldus uitgesproken door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.

w.g. Drop
voorzitter

w.g. Van Ewijk
griffier

867