Uitspraak 202101310/1/R2


Volledige tekst

202101310/1/R2.
Datum uitspraak: 22 maart 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 januari 2021 in zaak nr. 20/308 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2019 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de sloop van de kiosk op het perceel [locatie] in Epe (hierna: het perceel) afgewezen.

Bij besluit van 12 november 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2023, waar [appellant] en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door N. Boeve, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] exploiteerde op het perceel de Kiosk Hertenkamp. De gemeente Epe heeft deze kiosk op 20 november 2018 gesloopt. Vervolgens heeft [appellant] het college van de provincie op 27 november 2018 verzocht hiertegen handhavend op te treden, omdat de gemeente de kiosk heeft gesloopt zonder een sloopvergunning of een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb), terwijl er volgens [appellant] onder het dak en in de buurt van de kiosk vleermuizen waren. De gemeente had hier eerst onderzoek naar moeten doen volgens [appellant].

Uitspraak van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht tot het oordeel is gekomen dat niet kan worden vastgesteld of de gemeente de Wnb heeft overtreden en dat het college daarom terecht het verzoek om handhavend op te treden heeft afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de aanwezigheid van vleermuizen in de directe omgeving van de kiosk op zichzelf onvoldoende is voor het oordeel dat de gemeente het verbod heeft overtreden om in het wild levende dieren van beschermde soorten, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren (artikel 3.5, eerste en tweede lid, van de Wnb). Volgens de rechtbank heeft [appellant] niet aan de hand van concrete gegevens aannemelijk gemaakt dat bij de sloop van de kiosk vleermuizen zijn verstoord of gedood, dan wel rustplaatsen van de vleermuizen zijn vernield. De door [appellant] overlegde foto’s van vleermuizenkasten in de nabijheid van de kiosk zijn daarvoor onvoldoende.

Over de vragen of de gemeente [appellant] vooraf had moeten informeren over de sloop van de kiosk, of toestemming van [appellant] was vereist, of vooraf onderzoeken had moeten verrichten, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze vragen niet aan de orde zijn in deze procedure. Volgens de rechtbank kunnen deze betogen niet leiden tot het beoogde doel, namelijk dat het college handhavend moest optreden tegen de gemeente wegens het overtreden van de Wnb.

Nader onderzoek

2.1.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vraag of de gemeente voor het slopen van de kiosk onderzoek had moeten doen niet aan de orde is in deze procedure. Hij voert aan dat de gemeente verplicht was om nader onderzoek te doen, omdat de kiosk in een Natura 2000-gebied stond. Volgens [appellant] had de gemeente daarom voorafgaand aan de sloop een ecologisch onderzoek moeten uitvoeren om te beoordelen of met de sloopwerkzaamheden beschermde soorten, waaronder verblijfplaatsen van vleermuizen, worden verstoord.

2.2.    De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de vraag of de gemeente nader onderzoek had moeten doen niet aan de orde is in deze procedure. Dit is namelijk relevant voor de vraag of de gemeente de Wnb heeft overtreden. In dat kader merkt de Afdeling op dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de gemeente niet gehouden was tot het doen van nader onderzoek voorafgaand aan de sloop. De gemeente had namelijk vastgesteld dat er voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden geen signalen en gegevens bekend waren dat op het perceel beschermde plant- en/of diersoorten aanwezig waren. Om die reden was in dit geval nader onderzoek niet nodig.

2.3.    De rechtbank heeft wel terecht overwogen dat het college - na de sloop van de kiosk - niet meer kan vaststellen dat de gemeente de Wnb heeft overtreden. De Afdeling stelt voorop dat het handhavingsverzoek was gedaan nadat de kiosk was gesloopt. Verder heeft het college naar aanleiding van het verzoek van [appellant] een controle uitgevoerd op het perceel. Weliswaar was de kiosk inmiddels gesloopt, maar bij de controle van het college zijn geen sporen of aanknopingspunten gevonden van een eventuele overtreding. Het college heeft bij die controle namelijk geen sporen gevonden die wijzen op de aanwezigheid van beschermde diersoorten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft het college de door [appellant] overgelegde foto’s van vleermuizenkasten in de omgeving van de kiosk terecht onvoldoende geacht voor het oordeel dat beschermde diersoorten aanwezig waren. De gemeente heeft bovendien aan het college te kennen gegeven dat er geen beschermde diersoorten aanwezig waren tijdens de sloopwerkzaamheden door middel van een verklaring van het sloopbedrijf.

Het oordeel van de rechtbank dat het college om die reden niet bevoegd was om handhavend op te treden kan gezien het vorenstaande in stand blijven. Het betoog slaagt daarom niet.

Formele bezwaren

3.       [appellant] betoogt verder tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vragen of de gemeente hem vooraf had moeten infomeren over de sloop van de kiosk en dat zijn toestemming was vereist, niet aan de orde zijn in deze procedure. In deze procedure staat het verzoek tot handhaving ter beoordeling. De door [appellant] opgeworpen vragen zijn daar geen onderdeel van. De rechtbank is daarom terecht daar niet op ingegaan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023

638-1019