Uitspraak 202203744/1/R1


Volledige tekst

202203744/1/R1.
Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Steyl, gemeente Venlo,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Steyl, gemeente Venlo,

3.       [appellant sub 3], wonend te Steyl, gemeente Venlo,

4.       [appellant sub 4], wonend te Steyl, gemeente Venlo,

5.       [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), beiden wonend te Steyl, gemeente Venlo,

appellanten,

en

1.       het college van gedeputeerde staten van Limburg,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Venlo,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2022 heeft het dagelijks bestuur van waterschap Limburg (hierna: het dagelijks bestuur) op grond van artikel 5.4 van de Waterwet het projectplan "Dijkversterking Steyl-Maashoek" vastgesteld.

Bij besluit van 26 april 2022 heeft het college van gedeputeerde staten op grond van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet goedkeuring verleend aan het projectplan (hierna: het goedkeuringsbesluit).

Ter uitvoering van het projectplan zijn verschillende uitvoeringsbesluiten genomen. Zo heeft het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 26 april 2022 een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met het plan en het (doen) vellen van houtopstand.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van de artikelen 5.8 en 5.12 van de Waterwet.

Tegen het goedkeuringsbesluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.

Het college van gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders hebben verweerschriften ingediend.

Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2023, waar [appellant sub 3], bijgestaan door [gemachtigde A], het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door J. Thoolen-Simonis en Z.E.A. van Gangelt, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, zijn verschenen. Verder is het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. H. Zeilmaker, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Dijktraject Steyl-Maashoek is een van de dijktrajecten langs de Maas die is opgenomen in het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma Noordelijke Maasvallei. Dit dijktraject voldoet niet aan de huidige wettelijke norm voor hoogwaterveiligheid en moet daarom versterkt worden. Het dijktraject bestaat uit een groene kering, keermuur en demontabele kering. De kering is 245 m lang en afgekeurd op de faalmechanismen hoogte, "piping" en "heave". Het projectplan voorziet onder meer in de aanleg van een zelfsluitend systeem - een zogeheten vlotterkering - met een drempelhoogte van NAP +18,9 m en kerende hoogte van NAP +21,4 m. Het dijktraject betreft het gebied rondom de Maashoek in Steyl in de gemeente Venlo. Het onderscheidt zich van andere trajecten vanwege het beschermd dorpsgezicht van het aan de Maas gelegen dorp Steyl. Het projectgebied bestaat uit twee deelgebieden met elk een eigen versterkingsopgave. Deelgebied 1 wordt versterkt door middel van een vaste constructie en deelgebied 2 door middel van een zelfsluitende kering. De percelen van appellanten bevinden zich in deelgebied 2. Appellanten komen allen op tegen de voorziene versterking in dit deelgebied. Dijkzone Alliantie Steyl-Maashoek is de uitvoerder van het projectplan.

2.       De woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] bevinden zich op korte afstand van de vlotterkering. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat vanwege de verhoging van de drempel waarin de vlotterkering zal worden gerealiseerd. Het project heeft volgens hen in zoverre onaanvaardbare gevolgen voor het uitzicht op de Maas, de verkeerssituatie en de ruimtelijke inrichting van het gebied.

3.       Bij besluit van 26 april 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en het vellen of doen vellen van houtopstand als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo. Ter zitting is bevestigd dat de beroepen niet zijn gericht tegen dit uitvoeringsbesluit.

4.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Het projectplan

Toetsingskader

5.       Een besluit tot vaststelling van een projectplan door het dagelijks bestuur van het waterschap, genomen op grond van artikel 5.5 van de Waterwet, moet op grond van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet worden goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten. Omdat bij een projectplan algemene belangen betrokken zijn, heeft de wetgever gewild dat het toezicht door het college van gedeputeerde staten ook betrekking heeft op belangen die geen ruimtelijke doorwerking hebben (Kamerstukken II 2006/07, 30 818, nr. 3, blz. 105).

Het projectplan is vormvrij. In de Waterwet worden aan een projectplan wel inhoudelijke eisen gesteld. Zo moet het projectplan een beschrijving bevatten van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van eventuele nadelige gevolgen van het werk (Kamerstukken II 2006/07, 30 818, nr. 3, blz. 40). Zowel het besluit van het dagelijks bestuur tot vaststelling van een projectplan als het besluit van het college van gedeputeerde staten tot goedkeuring van een dergelijk vaststellingsbesluit is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). In verband daarmee moeten deze besluiten voldoen aan de algemene voor besluiten geldende bepalingen die zijn opgenomen in de afdelingen 3.2 en 3.7 van de Awb. Omdat artikel 5.5 van de Waterwet is geplaatst op de zogenoemde "negatieve lijst" van Bijlage 2 bij de Awb, ligt, gelet op artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, niet de vaststelling van het projectplan, maar alleen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten ter beoordeling aan de Afdeling voor.

Behalve ambtshalve door de Afdeling te beoordelen aspecten, beoordeelt de Afdeling, gelet op artikel 10:27 van de Awb en artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet, of wat appellanten hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college van gedeputeerde staten het projectplan in strijd met het algemeen belang had moeten vinden. Ook beoordeelt de Afdeling of er aanleiding bestaat voor het oordeel dat het projectplan geen blijk geeft van een evenwichtige belangenafweging of anderszins in strijd is met het recht.

6.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, is het niet zo dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Evenmin is vereist dat met alle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Voldoende is dat in het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor schade die niet kan worden voorkomen (vergelijk de uitspraak van 13 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:45, onder 4 en 5).

Noodzaak

7.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] betogen dat geen noodzaak bestaat voor de realisering van de drempelhoogte van NAP +18,9 m voor het kunnen garanderen van de hoogwaterveiligheid. Daartoe voeren zij aan dat de vaste kering een soort reservedrempel is voor als de opdrijvende kering niet zal werken en geen functie heeft. Verder stellen [appellant sub 1] en [appellant sub 5] dat de dijkversterking maar ziet op 150 m en de Maas bij hoogwater op het aansluitende traject alsnog zal binnenstromen.

7.1.    In hoofdstuk 2 van het projectplan is de dijkversterkingsmaatregel beschreven. Zoals hiervoor al staat, is dijktraject Steyl-Maashoek een van de dijktrajecten langs de Maas die is opgenomen in het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma Noordelijke Maasvallei. De locatie ligt aan de oostoever van de Maas en wordt tegen hoogwater beschermd door een kering. De huidige kering in deelgebied 2 bestaat uit een betonnen L-wand gefundeerd op palen. Over bijna de gehele lengte is deze voorzien van demontabele delen over 1,8 m hoogte tot een kerende hoogte van NAP + 20,0 m. Het drempelniveau ligt op NAP +18,2 m. Voor de kering geldt een overstromingskans per jaar van 1:300 en een signaleringswaarde van 1:1.000 per jaar. Uit het projectplan volgt dat het dijktraject niet voldoet aan de wettelijke veiligheidsnorm voor primaire waterkeringen en daarom moet worden versterkt. De kering is afgekeurd op de faalmechanismen hoogte, "piping", "heave" en betrouwbaarheid ten aanzien van de sluiting van de demontabele wand. Zo brak de dijk in 2003 door en bleek in 2011 dat het water onder de keermuur doorlekt. De keermuur is namelijk gevoelig voor onderloop, wat betekent dat er bij standen boven NAP +18.10 m water doorlekt. Tevens is de hoogte van de kering onvoldoende.

Daarom is voor deelgebied 2 besloten om de vaste kering te verhogen met 0,7 m. In de zienswijzennota is ingegaan op de noodzaak om de vaste kering te verhogen. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de vaste drempel als onderdeel van de zelfsluitende kering noodzakelijk is en niet kan worden weggelaten. De waterkering moet qua hoogte en betrouwbaarheid met betrekking tot sluiten verbeterd worden. Vanuit hoogwaterveiligheid en technische haalbaarheid is een zo hoog mogelijk drempelniveau gewenst. Na afweging van deze aspecten is het toepassen van een zelfsluitend systeem met een vaste drempelhoogte van NAP +18,9 m en kerende hoogte van NAP +21,4 m als meest wenselijk beoordeeld. Over de hoogwaterveiligheid is toegelicht dat de sluitfrequentie van de zelfsluitende waterkering gekoppeld is aan het vaste drempelniveau. Hoe hoger het drempelniveau, hoe kleiner de sluitfrequentie. Het huidige drempelniveau van NAP +18,2 m heeft een sluitfrequentie van ongeveer 1 keer per 6 jaar. Het nieuwe vaste drempelniveau van NAP +18,9 m heeft een sluitfrequentie van 1 keer per 12 jaar. Daarmee wordt de faalkans gereduceerd. Daarnaast leidt een hoger drempelniveau tot meer tijd tussen het activatiemoment van de klep en het moment waarop de klep daadwerkelijk gesloten moet zijn om overstroming te voorkomen. Een kleinere sluitfrequentie (hoger drempelniveau) leidt dus tot een kleinere faalkans en een veiliger systeem. Verder is over de technische haalbaarheid toegelicht dat een zelfsluitende waterkering van deze proporties niet eerder is toegepast en het drempelniveau daarom zo hoog mogelijk moet liggen om de technische haalbaarheid te vergroten. De vaste drempelhoogte is nodig om aan de hoogwaterveiligheidseisen te voldoen en zo min mogelijk beperkingen op te leggen aan toekomstige dijkversterkingen elders binnen het dijktraject. Verder is van belang dat binnen dijktraject 68-1 beperkte faalkansruimte beschikbaar is en dat alle binnen dit dijktraject aanwezige kunstwerken moeten passen binnen de beschikbare ruimte. De keuze van het voorkeursalternatief op dit deeltracé is daarmee van invloed op de resterende faalkansruimte voor de waterkeringen in de rest van het dijktraject. De faalkans van de zelfsluitende kering in Steyl-Maashoek moet daarom zo beperkt mogelijk zijn om de faalkansruimte voor het resterende dijktraject zo min mogelijk te belasten.

7.2.    De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de uitgevoerde beoordeling, zoals hiervoor weergegeven, niet aan het projectplan ten grondslag gelegd had mogen worden. De noodzaak van de verhoging van de vaste kering is voldoende onderbouwd. De stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 5] dat de dijkversterking maar ziet op een deel van het traject en daarom geen functie zal hebben, doet hieraan op zichzelf niet af, alleen al omdat is toegelicht dat het dijkvak Steyl-Maashoek onderdeel is van een groter dijktraject en als eerste deel wordt aangepakt. Onder deze omstandigheden heeft het college van gedeputeerde staten in zoverre terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Ruimtelijke inpassing

8.       [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] betogen dat de ruimtelijke inpassing van de waterkering op hun percelen ondeugdelijk is vastgelegd in het projectplan. In dat kader wijzen zij op de omstandigheid dat de Maashoek het oudste straatje van Steyl betreft en als beschermd dorpsgezicht is aangewezen. Het projectplan voldoet in zoverre niet aan de uitgangspunten dat zichtlijnen vanuit het gebied op de Maas en zicht vanuit de aanliggende bebouwing op de Maas behouden moeten blijven.

8.1.    In paragraaf 2.3.3 van het projectplan is ingegaan op het aspect ruimtelijke kwaliteit. Er is een ‘Nota van Uitgangspunten’ opgesteld voor alle trajecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma Noordelijke Maasvallei. Deze is bijgevoegd als bijlage 2 bij het projectplan. Het dijktraject Steyl-Maashoek onderscheidt zich van andere trajecten vanwege het beschermd dorpsgezicht van het Maasdorp Steyl. Vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de hoogteopgave is het inpassen van de waterkering een complexe opgave. Vanuit ruimtelijke kwaliteit is een 'Esthetisch programma van eisen' opgesteld waarin algemene leidende principes zijn beschreven. Ook voor het traject Steyl-Maashoek zijn daarin leidende principes benoemd. Daarnaast zijn vanwege het beschermd dorpsgezicht nadere uitgangspunten opgesteld. Deze staan in paragraaf 2.3.3 van het projectplan. In het stuk "Technisch Programma van Eisen Steyl-Maashoek" zijn de technische eisen ten behoeve van de zelfsluitende kering beschreven. Zoals hiervoor al staat, is onder meer vanwege het beschermd dorpsgezicht voor dit dijktraject gekozen voor een zelfsluitende kering. Volgens het college van gedeputeerde staten is voldoende rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Gezocht is naar een systeem dat de hoogwaterveiligheid borgt en zorgt voor een zo gering mogelijke aantasting van het zicht en de omgeving. Door de beperkte ophoging van de drempel met ongeveer 0,7 m in combinatie met de zelfsluitende kering langs de Maashoek is het risico voor aantasting van het beschermd dorpsgezicht van Steyl beperkt, aldus het dagelijks bestuur.

8.2.    In het aangevoerde bestaat geen grond voor het oordeel dat de ruimtelijke inpassing van de waterkering ondeugdelijk is vastgelegd in het projectplan. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. In paragraaf 3.3 van het projectplan zijn de leidende principes beschreven. Het eerste principe is dat het landschap leidend moet zijn. De gekozen maatregel sluit zoveel mogelijk aan bij de bestaande kering en versterkt daarmee het karakteristieke dorpsfront. Daarnaast wordt de aansluiting op het huidige maaiveld middels groene taluds opgelost en wordt het groene karakter van het plein behouden. Ook blijft het fietspad op het huidige maaiveld niveau, zodat de karakteristieke tuinmuurtjes behouden blijven. Het tweede principe houdt in dat de waterkering vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van de bebouwde omgeving. Volgens het projectplan wordt ook hieraan voldaan, omdat de gekozen materialen aansluiten bij de omgeving. Het derde leidende principe ziet op het contact met de Maas. In het voorkeursalternatief worden de zichtlijnen op de Maas zoveel mogelijk behouden door ophoging van het maaiveld. De verblijfskwaliteit wordt verhoogd door de parkeerplaatsen en verkeersbewegingen van auto’s te verschuiven naar de ‘flanken’ van het plein. Erkend wordt dat met de ophoging van 0,7 m sprake is van vermindering van de huidige zichtlijnen, maar volgens het dagelijks bestuur blijft het zichtverlies vanuit de woningen aan de Maashoek beperkt en blijven de zichtlijnen vanuit de op te hogen Maashoek grotendeels intact. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het landschap in zoverre in belangrijke mate wordt aangetast. Het laatste principe stelt onder meer dat een bijdrage aan natuur- en landschapsontwikkeling geleverd kan worden. In paragraaf 5.5 van het projectplan is in dat kader ingegaan op het landschap en de bomen. Volgens het college is het projectplan ook in overeenstemming met dit principe. Zo wordt er een plein met monumentale en dorpse uitstraling gerealiseerd en worden gekapte bomen gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe bomen en groen. Nu bij het opstellen van het voorkeursalternatief met de genoemde leidende principes rekening is gehouden en omdat ook anderszins niet is gebleken dat de gekozen maatregel een negatieve uitwerking heeft op de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, heeft het college van gedeputeerde staten terecht geen aanleiding gezien om in verband hiermee goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt in zoverre.

9.       [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 2] en anderen kunnen zich verder niet verenigen met de in de herinrichting opgenomen rondrijmogelijkheid. Zij vrezen voor niet-bestemmingsverkeer en stellen een keermogelijkheid voor die in de huidige situatie ook al aanwezig is. [appellant sub 1], [appellant sub 3] en [appellant sub 2] en anderen voeren tevens aan dat het project leidt tot verlies van parkeerplaatsen. [appellant sub 3] wenst geen parkeerplaatsen voor zijn tuin te krijgen.

9.1.    In paragraaf 5.3 van het projectplan zijn de maatschappelijke functies binnen het projectgebied beschreven. Daarin staat dat het parkeren is geconcentreerd langs de Botanische tuin van De Jochumhof en op een plein aan de zuidzijde van het projectgebied. De straat naar het parkeerplein is te smal voor verkeer in twee richtingen en is daarom alleen bedoeld voor bestemmingsverkeer. In de zienswijzennota staat dat de rondrijmogelijkheid is bedoeld voor en alleen is voorbehouden aan de bewoners. Daarmee wordt de toegankelijkheid van de Maashoek in zoverre verzekerd. Over het behoud van de keermogelijkheid is toegelicht dat deze, vanwege de ter plaatse beoogde parkeerplaatsen, niet goed in te passen is waarbij ook een afweging is gemaakt ten aanzien van de verkeersveiligheid. In dat verband staat in het projectplan dat de voorziene rondrijmogelijkheid verkeerstechnisch veiliger is dan het plaatselijk laten keren van autoverkeer tussen het overige verkeer. Voor zover [appellant sub 3] geen viertal parkeerplaatsen voor zijn tuin wenst, is toegelicht dat in het inrichtingsplan er bewust voor is gekozen om het parkeren te verplaatsen naar de flanken waardoor er een autoluw plein ontstaat voor wandelaars en fietsers. Het aantal parkeerplaatsen blijft gelijk. Door de herinrichting van de Maashoek wordt het binnenrijden van het gebied voor vreemd autoverkeer ontmoedigd. Daarmee blijft de bereikbaarheid van het gebied voor omwonenden gewaarborgd en wordt niet-bestemmingsverkeer geweerd. Onder deze omstandigheden heeft het college van gedeputeerde staten in het aangevoerde terecht geen aanleiding gezien om op dit punt goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Alternatieven

10.     [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat er diverse alternatieven zijn met minder nadelige effecten voor omwonenden. Zo wijzen [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] op de mogelijkheid van een demontabele kering. Zelfs met het hoogwater in de zomer van 2021 is er geen probleem geweest met de tijdige opbouw en functionele kering van de demontabele wanden. Ook voeren zij aan dat de vaste kering verder verlaagd kan worden ingepast, modulair kan worden verhoogd of voorwaardelijk geplaatst kan worden. Verder hebben zij gewezen op de mogelijkheid van een glazen waterkering, zoals die in Neer is geplaatst.

10.1.  Voorafgaand aan het vaststellen van het projectplan is onderzoek verricht naar alternatieven. Daarbij is rekening gehouden met onder meer het doelbereik, de (technische) haalbaarheid, de effecten voor de omgeving en de kosten. Er is in dat verband zowel gekeken naar beleidsmatige wensen als locatiespecifieke omstandigheden. De resultaten daarvan zijn opgenomen in de "Nota Voorkeursalternatief DT68 Steyl-Maashoek; Hoogwaterbeschermingsprogramma Noordelijke Maasvallei" (hierna: Nota Voorkeursalternatief) van 8 januari 2019. Hieruit blijkt dat eerst een brede variantenafweging plaatsgevonden heeft en dat de meest kansrijke varianten vervolgens nader zijn uitgewerkt. Daarbij is voor deelgebied 2 gekeken naar de mogelijkheid van een damwandconstructie als vaste of glazen muur, een demontabele wand of een zelfsluitende waterkering. In tabel 4 van de Nota Voorkeursalternatief zijn de mogelijke effecten van de alternatieven weergegeven. De conclusie is dat in deelgebied 2 een constructie bestaande uit een zelfsluitende waterkering de voorkeur heeft, omdat deze variant vanuit ruimtelijke kwaliteit het beste is beoordeeld en het een kortere en daarom logischere aansluiting op de hoge grond heeft. Daarbij wordt het demontabele deel van de kering vervangen door een zelfsluitende kering.

Over het alternatief van een demontabele kering is toegelicht dat deze een te groot beslag legt op de faalkansruimte van toekomstige versterkingen. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting in dat kader nader toegelicht dat het aantal demontabele keringen zoveel mogelijk wordt teruggebracht, omdat het voorzien in opslagruimte voor de demontabele delen van een kering leidt tot diverse belemmeringen. Het voorkeursalternatief heeft ook een lagere faalkansbijdrage dan een demontabele kering door het ontbreken van menselijk handelen bij het dichtzetten. Het modulair verhogen is ook geen wenselijke oplossing, omdat deze niet voldoende veilig is of teveel beslag legt op de resterende faalkansruimte. Een vaste betonnen hoge kering ter plaatse leidt tot een ernstige aantasting van het dorpsgezicht op de Maashoek. In het aangevoerde bestaat geen aanleiding om in zoverre aan deze conclusies te twijfelen. Volgens het college is een glazen kering kostenverhogend en minder toekomstbestendig vanwege de levensduur. Daarom is een glazen kering conform het "afwegingskader type waterkering" van 11 maart 2020 slechts aan de orde indien verhoging door middel van een harde kering een te groot nadelig effect voor de leefbaarheid oplevert. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur in dat kader nader toegelicht dat een glazen kering in beginsel niet wordt toegepast in openbaar gebied omdat het schadegevoelig is. De genoemde situatie in Neer is volgens het college niet vergelijkbaar met dit geval omdat daar geen sprake is van openbaar gebied. Overigens is een glazen kering ook locatiespecifiek gezien niet passend in dit dorpsdeel, omdat de kering niet geheel uit glas bestaat en het object als zodanig leidt tot aantasting van het beschermd dorpsgezicht. De Afdeling ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.

Naar het oordeel van de Afdeling is voldoende onderzoek verricht naar de aangedragen alternatieven en is deugdelijk gemotiveerd waarom hier niet voor gekozen is.

Het betoog faalt.

Belangenafweging

11.     [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen, omdat het projectplan leidt tot een aantasting van hun woongenot. Zij kijken momenteel vanuit hun woningen nog over de Maas uit. Als gevolg van de verhoging van de drempel gaat dit uitzicht verloren. [appellant sub 3] wijst er in dat verband op dat hij zijn woning, tuin en terras heeft aangepast aan de dijkhoogte welke in 1996 is gerealiseerd. Volgens [appellant sub 1] zal het projectplan in zoverre ook leiden tot aantasting van zijn privacy en een waardedaling van zijn woning.

11.1.  In paragraaf 2.2 van het projectplan is de huidige situatie en in paragraaf 3.1 is de nieuwe situatie binnen het projectgebied beschreven. Daaruit volgt dat de afstand tussen de waterkering en de woning aan [locatie] - de woning van [appellant sub 1] - gelijk blijft aan die in de huidige situatie. Dit in verband met de privacy in relatie tot het ophogen van het maaiveld langs de kering. Langs de zelfsluitende waterkering wordt het maaiveld verhoogd van NAP +16,9 m naar NAP +17,8 m om uitzicht over de vaste drempel te realiseren. Verder komt er langs de waterkering een 4 m brede obstakelvrije strook te liggen. Ter zitting is vastgesteld dat de dijkversterking zal leiden tot vermindering van zicht op de Maas vanuit de woningen van appellanten. Aan het belang van het vrij uitzicht op de Maas heeft het dagelijks bestuur in zijn afweging echter geen zwaarder gewicht hoeven toekennen dan aan het algemeen belang dat met het projectplan wordt gediend. Zoals hiervoor staat, is een zo hoog mogelijk drempelniveau vanuit hoogwaterveiligheid en technische haalbaarheid noodzakelijk en is het risico voor aantasting van het beschermd dorpsgezicht van Steyl door de beperkte ophoging van de drempel beperkt. In paragraaf 5.3 van het projectplan is daarnaast ingegaan op de functie wonen. Daarin staat dat de beoogde ontwikkeling van het dijktraject beperkte gevolgen heeft voor de woonomgeving en de zichtlijnen vanuit de omliggende woningen zoveel mogelijk behouden blijven. Verder krijgt de openbare ruimte een recreatieve functie met parkachtige uitstraling waardoor de woonomgeving verbeterd wordt. De belangen van omwonenden zijn in zoverre dus betrokken in de afweging. Gelet op het voorgaande en omdat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat, heeft het college van gedeputeerde staten in het aangevoerde terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt in zoverre.

11.2.  Wat betreft de stelling van [appellant sub 1] dat het projectplan in zoverre zal leiden tot waardevermindering van zijn woning, overweegt de Afdeling dat deze niet zodanig zal zijn dat het dagelijks bestuur bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan het heeft gedaan. Daarbij komt dat [appellant sub 1], als hij stelt door de uitvoering van het projectplan schade te lijden, de mogelijkheid heeft om op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding in te dienen. In paragraaf 6.2 van het projectplan is daarvoor een regeling opgenomen. Gelet hierop heeft [appellant sub 1] ook in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onvoldoende gewicht is toegekend aan zijn belang.

Het betoog faalt.

Herhaling zienswijze

12.     [appellant sub 3] heeft voor het overige verwezen naar de inhoud van de ingediende zienswijze. Hij heeft evenwel niet aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze onvoldoende of onjuist is. Om die reden faalt het betoog.

Conclusie

13.     De beroepen zijn ongegrond.

14.     Verweerders hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.

w.g. Wortmann
voorzitter

w.g. Dinleyici
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

909