Uitspraak 202204117/1/R2 en 202204117/2/R2


Volledige tekst

202204117/1/R2 en 202204117/2/R2.
Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend te Weert,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Weert,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Doolhofstraat 45" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 december 2022, waar [verzoeker A] en [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Arts en mr. M.J. Jans, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Quattro Bouw en Vastgoedadvies B.V., vertegenwoordigd door G. Houben MSc, als partij gehoord.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Na de zitting is het onderzoek geschorst om de raad in de gelegenheid te stellen een nader stuk in te dienen na overleg met partijen.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten, nadat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord in verband met de vervanging van staatsraad mr. B.J. Schueler door mr. E.A. Minderhoud, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht.

Overwegingen

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Inleiding en samenvatting van het oordeel

2.       Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een woonzorggebouw te bouwen aan de Doolhofstraat 45 te Weert. In dit gebouw kunnen 19 woonunits of appartementen komen en een deel van het gebouw kan twee bouwlagen hoog worden. Op grond van het vorige plan mocht op dat adres één woning worden gebouwd.

De indieners van het verzoek wonen vlak naast deze locatie. Zij hebben beroep ingesteld, omdat zij met name vrezen dat het woonzorggebouw hun privacy en hun woongenot zal aantasten.

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

4.       Samengevat komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de raad het plan in beginsel in overeenstemming kon achten met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter constateert echter ook dat de raad heeft erkend dat de nadelige gevolgen van het plan alleen dan niet onevenredig zijn als het plan waarborgt dat er een voldoende mate van afschermend groen zal worden geplant en in stand gehouden. Het bestemmingsplan bevat hiervoor echter geen waarborgen. In dat opzicht is het beroep gegrond.

Zoals besproken op de zitting heeft de raad hierna een voorstel gedaan hoe in het plan alsnog de nodige waarborgen kunnen worden opgenomen dat afschermend groen zal worden geplant en in stand gehouden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebrek hiermee gerepareerd wordt en verbindt de waarborgen zelfvoorzienend aan het plan.

Het beroep is dus gegrond, maar het bestemmingsplan kan na de aanpassing in stand blijven.

Bespreking van de afzonderlijke beroepsgronden

5.       Over de beroepsgrond dat onduidelijk is gecommuniceerd toen de plannen wijzigden van 12 woonzorgeenheden naar 19 woonzorgeenheden, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

In de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan staat vermeld dat het plan voorziet in 19 woonzorgeenheden. In dit opzicht heeft duidelijke communicatie plaatsgevonden. Dat in een eerder stadium van de planvorming door de ontwikkelaar mogelijk andere aantallen zijn genoemd, maakt niet dat het plan op onrechtmatige wijze is vastgesteld. De in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde procedure vangt namelijk pas aan met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.

De beroepsgrond slaagt niet.

6.       Over de beroepsgrond dat het bestemmingsplan vooral gericht is op winstmaximalisatie, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

In de stukken die aan het plan ten grondslag liggen, heeft de raad onderbouwd waarom er behoefte is aan een woonzorggebouw van deze aard. Onder meer heeft de raad in dit verband gewezen op de toenemende vergrijzing in Weert. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te oordelen dat hiermee niet is onderbouwd dat er behoefte is aan een complex zoals het plan mogelijk maakt. Dat het bouwplan er ook op is gericht om de ontwikkelaar economische voordelen te geven, maakt niet dat de raad het plan niet mocht vaststellen.

De beroepsgrond slaagt niet.

7.       Over de beroepsgrond dat een mogelijke integriteitsschending plaats heeft gevonden in verband met de vaststelling van het plan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers vrezen dat deze gestelde integriteitschending een vorm van belangenverstrengeling oplevert die maakt dat het besluit in strijd is met het verbod op vooringenomenheid, opgenomen in artikel 2:4 van de Awb. Verzoekers hebben enkel aangevoerd dat de projectontwikkelaar (enige tijd) heeft gestaan op de verkiezingslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. Een dergelijke stelling is niet voldoende om te moeten oordelen dat het besluit in strijd met artikel 2:4 van de Awb is genomen. Daarnaast blijkt uit de stukken in het dossier dat een integriteitsonderzoek ook heeft plaatsgevonden dat niets opleverde.

De beroepsgrond slaagt niet.

8.       Over de beroepsgrond dat stikstofberekeningen niet kloppen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers hiermee doelen op de mogelijkheid dat een Natura 2000-gebied wordt aangetast in strijd met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Indien een natuurlijke persoon zich beroept op de bepalingen van de Wnb die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van een Natura 2000-gebied, beroept hij zich op een algemeen belang waarvoor hij niet in rechte kan opkomen.

De individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen echter zo verweven zijn met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Deze situatie doet zich concreet voor ingeval het betreffende gebied deel uitmaakt van leefomgeving van appellant. In dat geval raakt de aantasting van het gebied immers ook zijn belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving.

De kortste afstand tussen de locaties waar verzoekers wonen en het Natura 2000-gebied bedraagt ongeveer 3,5 km. Deze afstand is zodanig dat het desbetreffende gebied niet kan worden geacht deel uit te maken van de leefomgeving van verzoekers.

Omdat artikel 8:69a van de Awb zich verzet tegen het vernietigen van het bestreden besluit op deze beroepsgrond laat de voorzieningenrechter een verdere bespreking van deze beroepsgrond achterwege.

9.       Over de beroepsgrond dat het plan een verlies aan privacy en woongenot teweegbrengt door de korte afstand tot de woningen en tuinen van verzoekers, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Het plan maakt een gebouw mogelijk waarvan een deel één verdieping hoog mag worden (maximaal 3,5 m) en een deel twee verdiepingen hoog (maximaal 6,5 m). Het laatste deel  bevindt zich aan de noordoostelijke zijde van het plangebied op een afstand van ruim 5 m van de tuin van [verzoeker A]. Gedeeltelijk komen deze twee verdiepingen ook op een afstand van ongeveer 6 m van de tuin van verzoeker [verzoeker] aan de noordwestelijke zijde van het plangebied. [verzoeker A] en [verzoeker] vrezen met name de aantasting van privacy door het deel van het gebouw met twee verdiepingen.

De raad heeft toegelicht dat een gebouw van deze omvang en deze afstand tot de woningen ernaast aanvaardbaar is in verhouding tot het doel van het plan om een woonzorggebouw te realiseren waar behoefte aan is in de vergrijzende gemeente. Weliswaar zal hierdoor een vermindering van privacy optreden bij de buren, maar dit wordt beperkt doordat de ramen op de tweede verdieping uitkijken op een garage. Buren kunnen ook zelf inkijk voorkomen door afschermende gewassen aan te planten.

De raad heeft echter wel het belang onderkend om te zorgen dat ook in het plangebied zorg wordt gedragen voor voldoende afscherming, zoals leibomen die privacy bieden. Als hier voldoende afscherming wordt gerealiseerd, zal het woonzorggebouw volgens de raad geen onevenredige inbreuk van de privacy veroorzaken. Op de zitting heeft de raad gesteld de voorkeur te hebben dat afschermend groen in overleg tot stand komt.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad met bovenstaande afwegingen zich op het standpunt kon stellen dat de nadelige (privacy)gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

9.1.    De voorzieningenrechter constateert echter ook dat de raad in deze afwegingen enerzijds de aanplant van afschermend groen wel nodig acht om de privacy van de buren te waarborgen, maar dat dit niet verzekerd wordt door het bestemmingsplan in de vorm van bijvoorbeeld een voorwaardelijke verplichting. In dat opzicht is het plan dan ook gebrekkig en in strijd met de goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 van de Wro). Het beroep is gegrond, zodat het plan moet worden vernietigd, voor zover daarin niet is verzekerd dat de privacy van de omwonenden wordt gewaarborgd.

Zelf voorzien

10.     In het na de zitting ingezonden stuk heeft de raad een voorstel gedaan voor een voorwaardelijke verplichting die in de planregels kan worden opgenomen. De raad acht deze voorwaardelijke verplichting voldoende waarborg bieden tegen een inbreuk van de privacy van de omwonenden. Deze voorwaardelijke verplichting is in overleg met de betrokken partijen tot stand gekomen en door hen mede ondertekend.

Nu niet aannemelijk is dat derden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de voorzieningenrechter in dit stuk aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door op de hierna aangegeven wijze de planregels aan te passen en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit tot vaststelling van het plan.

11.     De voorzieningenrechter zal bepalen dat

i. aan de planregels wordt toegevoegd een artikel 3.1.1 sub c dat als volgt luidt:

"landschappelijke inpassing en instandhouding overeenkomstig de landschappelijke inpassing van [bedrijf] van 26 januari 2023, een en ander zoals toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels."

ii. aan de planregels wordt voorts toegevoegd een artikel 3.4.3 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting) dat als volgt luidt:

"Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming Maatschappelijk'  is alleen toegestaan als een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan van [bedrijf] van 26 januari 2023, zoals toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels, uiterlijk 9 maanden na voltooiing van de aan dit bestemmingsplan gekoppelde bebouwing, volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden."

iii. aan de planregels wordt tot slot toegevoegd een bijlage 1: de landschappelijke inpassing van [bedrijf] van 26 januari 2023.

Slotoverwegingen

12.     De uitspraak betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft, onder toevoeging van de hiervoor genoemde drie onderdelen.

13.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

14.     Gelet op deze uitkomst wijst de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

15.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van besluit van 18 mei 2022 van de raad van de gemeente Weert tot vaststelling van het bestemmingsplan "Doolhofstraat 45", voor zover daarin niet is verzekerd dat de privacy van de omwonenden wordt gewaarborgd;

III.      bepaalt dat:

i.        aan de planregels wordt toegevoegd een artikel 3.1.1 sub c dat als volgt luidt:

"landschappelijke inpassing en instandhouding overeenkomstig de landschappelijke inpassing van [bedrijf] d.d. 26 januari 2023, een en ander zoals toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels.";

ii.        aan de planregels wordt toegevoegd een artikel 3.4.3 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting) dat als volgt luidt:

"Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming Maatschappelijk' is alleen toegestaan als een landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan van [bedrijf] van 26 januari 2023, zoals toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels, uiterlijk 9 maanden na voltooiing van de aan dit bestemmingsplan gekoppelde bebouwing, volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.";

iii.       aan de planregels wordt toegevoegd een bijlage 1: de landschappelijke inpassing van [partij] van 26 januari 2023;

IV.      bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd;

V.       draagt de raad van de gemeente Weert op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.      wijst het verzoek af;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Weert aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Scheele
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

723