Uitspraak 202300318/2/A3


Volledige tekst

202300318/2/A3.
Datum uitspraak: 2 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) hangende het hoger beroep van:

De raad en het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2022 in zaak nr. 21/3662 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2020 heeft het college op grond van artikel 15, eerste lid, van de Archiefwet 1995 een beperking aan de openbaarheid gesteld van de archiefbescheiden van de gemeente Zevenaar betreffende de correspondentie met de enquêtecommissie uit de periode 2008-2019.

Bij besluit van 22 juni 2021 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 15 december 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 juni 2021 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Tegen deze uitspraak hebben de raad en het college hoger beroep ingesteld.

Ook hebben de raad en het college de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het college heeft bij besluit van 17 november 2020 op grond van artikel 15, eerste lid, van de Archiefwet 1995 een beperking aan de openbaarheid gesteld van de archiefbescheiden van de gemeente Zevenaar betreffende de correspondentie met de enquêtecommissie uit de periode 2008-2019. Het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar heeft het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens het college het besluit geen externe werking heeft en alleen is gericht aan de beheerder van het archief. De externe werking van dat besluit krijgt pas gestalte op het moment dat een verzoek om inzage in het archief bij de beheerder wordt ingediend en de beheerder het verzoek afwijst, omdat hij de openbaarheidsbeperkingen in acht moet nemen, aldus het college.

3.       De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van het college van 17 november 2020 wel externe werking en dus rechtsgevolg heeft. De rechtbank heeft verder overwogen dat [wederpartij] belanghebbende is bij het besluit, omdat het besluit mede betrekking heeft op documenten die op hem zien. De rechtbank heeft vervolgens het beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4.       De raad en het college vragen de voorzieningenrechter om bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank te schorsen zolang niet op het hoger beroep is beslist. Zij hebben het verzoek als volgt toegelicht. In de uitspraak van 24 augustus 2022 in zaaknummer 202203935/1/A3 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2022 geschorst en bepaald dat de Streekarchivaris niet opnieuw op het bezwaar hoeft te beslissen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan naar aanleiding van het hoger beroep. Aangezien in die procedure deels gelijkluidende geschilpunten voorliggen, verzoeken de raad en het college ook hier de aangevallen uitspraak te schorsen. De raad en het college hebben verder toegelicht dat er een groot aantal procedures bij de rechtbank en bij de Afdeling aanhangig is. Het is in het belang van een efficiënte procesgang noodzakelijk dat de Afdeling eerst over de geschilpunten die in alle zaken die bij de Afdeling aanhangig zijn oordeelt, voordat nieuwe besluiten worden genomen, aldus de raad en het college.

5.       Gelet op artikel 6:16 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24, heeft de wetgever ervoor gekozen om geen schorsende werking toe te kennen aan het instellen van hoger beroep. Het uitgangspunt is dus dat het college, ook al heeft het hoger beroep ingesteld, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Het is ook in het belang van een efficiënte en finale geschilbeslechting dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt, omdat een nieuw besluit met toepassing van artikel 6:19 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24, in het kader van het hoger beroep kan worden beoordeeld. Als de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand blijft, komt aan het nieuwe besluit de grondslag te ontvallen en zal het worden vernietigd.

6.       De motivering van het verzoek om voorlopige voorziening geeft geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het college moet dus ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar nemen. Het college heeft nog niet voldaan aan de door de rechtbank gestelde opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding het college ertoe te bewegen alsnog op het bezwaar te beslissen. Het is in het belang van een efficiënte en finale geschillenbeslechting dat het nieuwe besluit op bezwaar en de aangevallen uitspraak beide in de bodemprocedure kunnen worden beoordeeld.

Niet kan worden uitgesloten dat het college in het nieuwe besluit op bezwaar door te beslissen met inachtneming van de rechtbankuitspraak zal besluiten dat ten onrechte beperkingen aan de openbaarheid van de archiefbescheiden zijn gesteld. Dit kan leiden tot openbaarmaking van gegevens waarvan het college met het hoger beroep beoogt te bereiken dat deze niet openbaar worden. Voorzover dit het geval is, zal de voorzieningenrechter bepalen dat feitelijke inzage achterwege zal blijven tot in hoger beroep zal zijn beslist. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen intreden die de hoger beroepsprocedure zinledig zouden maken.

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar uiterlijk binnen zes weken na verzending van deze uitspraak gevolg moet geven aan de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2022 in zaak nr. 21/3662 door opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen;

II.       bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat feitelijke inzage in de archiefbescheiden achterwege blijft voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;

III.      wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Borman
voorzieningenrechter

w.g. Soffner

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023