Uitspraak 202200968/1/R1


Volledige tekst

202200968/1/R1.
Datum uitspraak: 8 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Amersfoort,

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2022 heeft het college door de vaststelling van een definitief locatieplan, locaties aangewezen voor de plaatsing van elf ondergrondse afvalcontainers in de wijken Leusderkwartier, Vermeerkwartier en Zonnehof in Amersfoort.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A. Kippersluis en J. van Dijk, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 16 maart 2021 heeft het college voor de wijken Leusderkwartier, Vermeerkwartier, De Berg en Zonnehof in Amersfoort door vaststelling van een locatieplan concrete locaties aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers. Met het besluit van 18 januari 2022 heeft het college de locatie van elf ondergrondse afvalcontainers gewijzigd, omdat plaatsing op de oorspronkelijk aangewezen locatie niet mogelijk bleek. De locatie van twee containers die oorspronkelijk waren voorzien ter hoogte van de Arnhemseweg nummer 45, is door de aanwezigheid van een elektriciteitskabel gewijzigd naar de Arnhemseweg ter hoogte van [nummer] (locatie 33762). Op dit adres is een bedrijf gevestigd waar [appellant] mede-eigenaar van is.

2.       [appellant] is het niet eens met het besluit voor zover het gaat om de locatie 33762. Zoals op de zitting besproken, beperkt het beroep zich tot de volgende drie beroepsgronden. [appellant] vreest voor de gevolgen van het verlies van een parkeerplaats direct voor de deur van zijn bedrijf. Daarnaast maakt een ondergrondse kabel bij nummer 45 ook de plaatsing van de ondergrondse containers bij [nummer] onmogelijk. Ten slotte stelt hij dat plaatsing van de ondergrondse containers in de zijstraat Burgerbuurt een geschiktere locatie is. De Afdeling zal in de overwegingen hierna op deze beroepsgronden ingaan.

Toetsingskader en plaatsingscriteria

3.       Zoals de Afdeling meermaals heeft overwogen, moet het college bij de aanwijzing van locaties voor de plaatsing van een ondergrondse afvalcontainer een afweging maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2864. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van afvalcontainers. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moet kiezen voor de alternatieve locatie.

4.       Bij het bepalen van locaties voor ondergrondse afvalcontainers hanteert het college blijkens het "Uitwerkingsplan nieuwe afvalinzameling Amersfoort" de volgende plaatsingscriteria:

1. De afstand bedraagt niet meer dan 150 meter (afstand van ondergrondse container tot perceel). Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden mag hier van worden afgeweken;

2. Circa 100 huishoudens per ondergrondse container;

3. Draagvlak onder de gebruikers;

4. Bereikbaarheid locatie voor het ledigingsvoertuig;

5. Aanwezigheid van de ondergrondse infrastructuur vormt geen belemmering;

6. Verkeerskundig veilige situatie bij het laden/lossen;

7. Beheer(s)baarheid van de locatie in de openbare ruimte;

8. De locatie past esthetisch in de omgeving;

9. De locaties worden rolstoeltoegankelijk gemaakt.

Is de aangewezen locatie geschikt?

5.       [appellant] vreest dat de plaatsing van de twee ondergrondse afvalcontainers tot inkomstenverlies zal leiden, omdat door de komst van de twee ondergrondse afvalcontainers een parkeerplaats direct voor de deur van zijn bedrijf zal verdwijnen. Dit benadeelt de toegankelijkheid van zijn bedrijf, aangezien zijn klanten, die soms lichamelijke klachten hebben, dan moeilijker direct voor zijn bedrijf kunnen parkeren en verder moeten lopen. Hij wijst erop dat het aantal voor algemeen gebruik beschikbare, direct voor zijn bedrijf gelegen, parkeerplaatsen al was afgenomen, omdat het college eerder een zogenoemde GreenWheels-parkeerplaats op een van deze parkeerplaatsen heeft toegestaan.

Daarnaast stelt [appellant] dat locatie 33762 ongeveer drie meter afligt van de oorspronkelijke locatie, waar een elektriciteitskabel aan de plaatsing van de ondergrondse containers in de weg stond. Ter zitting heeft hij toegelicht dat het daardoor aannemelijk is dat dezelfde kabel het plaatsen van de ondergrondse containers op de nieuwe locatie onmogelijk maakt.

5.1.    De Afdeling is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat locatie 33762 een geschikte locatie is voor de plaatsing van ondergrondse containers.

Uit het besluit blijkt niet dat de ondergrondse containers op een parkeervak voor het bedrijf van [appellant] zullen worden geplaatst en dat een parkeerplaats verdwijnt. Daarbij betrekt de Afdeling het door [appellant] op de zitting overgelegde e-mailbericht van het college van 1 december 2022. Dit bericht bevat een foto, waarop de plek van de afvalcontainers is gemarkeerd. Uit de foto wordt duidelijk dat de afvalcontainers niet worden geplaatst op een parkeervak. Slechts een minimaal deel van de parkeerstrook zal verdwijnen, maar de drie algemene parkeervakken blijven in stand. Het college heeft ter zitting bevestigd dat de containers zo veel mogelijk in het trottoir zullen worden geplaatst en dat geen parkeerplaats verdwijnt. De Afdeling ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het besluit in zoverre geen gevolgen heeft voor het bedrijf van [appellant].

De Afdeling ziet verder geen aanleiding voor de conclusie dat de ondergrondse elektriciteitskabel bij nummer 45 aan de plaatsing van de ondergrondse containers op locatie 33762 in de weg staat. Het college heeft ter zitting gemotiveerd toegelicht dat de locatie bij [nummer] de enige plek is waar het mogelijk is om de kabel te verplaatsen. Het college heeft dit onderzocht door middel van een melding aan het Kabels en Leidingen Informatie Centrum van het Kadaster, de zogenoemde KLIC-melding. Daarnaast heeft de proefsleuf die op de oorspronkelijke locatie was gegraven volgens het college ook informatie opgeleverd over de aanwezige ondergrondse kabelinfrastructuur. Uit deze informatie is gebleken dat de elektriciteitskabel op de locatie 33762 geen beletsel vormt voor de plaatsing.

Het betoog slaagt niet.

Mogelijk alternatief?

6.       De Afdeling heeft hiervoor geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de twee ondergrondse afvalcontainers. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie.

7.       [appellant] betoogt dat er een geschiktere alternatieve locatie is. Hij wijst op een zijstraat op 50 meter afstand van locatie 33762, genaamd Burgerbuurt.

7.1.    Het college heeft in de zienswijzennota toegelicht dat de door [appellant] voorgestelde alternatieve locatie niet geschikt is, omdat deze locatie te ver af ligt van de woningen van de bewoners die gebruik van de ondergrondse containers moeten maken. Op de zitting heeft het college toegelicht dat onder meer de bewoners van de Bisschopsweg gebruik moeten maken van de ondergrondse containers. Als de ondergrondse containers op de door [appellant] voorgestelde locatie worden geplaatst, voldoet de loopafstand voor deze bewoners niet meer aan de maximale loopafstand van 150 meter die plaatsingscritrium 1 voorschrijft.

Gelet op wat het college heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorgestelde alternatieve locatie zo veel geschikter is dat het college deze had moeten verkiezen boven de aangewezen locatie. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat plaatsingscriterium 1 inhoudt dat alleen bij bijzondere omstandigheden van de maximale loopafstand mag worden afgeweken. Van dergelijke omstandigheden is de Afdeling in dit geval niet gebleken.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Montagne
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023

374-1026