Uitspraak 202103904/2/A3


Volledige tekst

202103904/2/A3.
Datum beslissing: 1 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

Stichting Belangengroep  Berkhout is Boos!, gevestigd te Berkhout, gemeente Koggenland,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/5546 in het geding tussen:

Berkhout is Boos

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.

Procesverloop

Berkhout is Boos heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/5546.

Deze zaak gaat over een verzoek van Berkhout is Boos op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) om informatie over de vaststellingsovereenkomst over de schikking met de projectontwikkelaars van het beoogde bedrijventerrein Distriport.

Het college heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft een nota inclusief bijlagen, waaronder de vaststellingsovereenkomst, en een mailwisseling.

Berkhout is Boos heeft op het verzoek gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Afdeling heeft het college in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waaruit blijkt dat op de vaststellingsovereenkomst nog steeds geheimhouding rust, wat de status van de appendix bij de besluitenlijst van de vergadering van het college van 28 juni 2022 is en om dat met schriftelijke stukken te onderbouwen.

2.       Het college heeft een nadere toelichting gegeven en de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de ongeschoonde stukken kennis zal nemen. Het college heeft dit verzoek gedaan omdat de weggelakte passages persoonsgegevens bevatten en omdat de vaststellingsovereenkomst en inhoudelijke informatie daarover onderwerp van het geschil zijn in de bodemzaak.

3.       Berkhout is Boos vindt dat er geen gewichtige redenen zijn.

Beoordeling

4.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

5.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke versie van de stukken. Deze bevatten namen, doorkiesnummers en e-mailadressen van betrokken ambtenaren, informatie over de vaststellingsovereenkomst, de vaststellingsovereenkomst zelf en één passage over een andere rechtszaak met betrekking tot het beoogde bedrijventerrein Distriport.

de persoonsgegevens

6.       De namen, doorkiesnummers en e-mailadressen zijn van ambtenaren van de provincie en zijn persoonsgegevens. De Afdeling is echter van oordeel dat de enkele omstandigheid dat het om persoonsgegevens gaat onvoldoende aanleiding is voor het oordeel dat er gewichtige redenen zijn voor het weglakken. Het college heeft niet gemotiveerd waarom het in dit geval nodig is om een zwaarder gewicht toe te kennen aan de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer . Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de ambtenaren in een publieke functie betrokken zijn geweest bij het opstellen van de stukken (vergelijk de uitspraak van 3 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2972). Het verzoek tot beperkte kennisneming van de weggelakte persoonsgegevens in de stukken is daarom niet gerechtvaardigd.

de vaststellingsovereenkomst en inhoudelijke informatie daarover

7.       De vaststellingsovereenkomst zelf valt onder het bereik van het Wob-verzoek van Berkhout is Boos. Ingevolge artikel 14, derde lid, van de Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014 wordt als het hoger beroep betrekking heeft op een besluit tot weigering van openbaarmaking op grond van de Wob, steeds gehandeld alsof de Afdeling heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

8.       De passage die informatie over de vaststellingsovereenkomst bevat, valt weliswaar niet onder het Wob-verzoek maar raakt wel het onderwerp van het geschil in de bodemprocedure. Geheimhouding daarvan in deze procedure is daarom gerechtvaardigd. De reden is dat als de informatie over de vaststellingsovereenkomst wel aan Berkhout is Boos zou moeten worden gegeven, vooruit zou worden gelopen op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure. Die procedure zou daardoor in zoverre zinloos worden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3077).

Conclusie

9.       De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd.

10.     Indien het college geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om een versie van de stukken met de persoonsgegevens toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af voor wat betreft de persoonsgegevens van ambtenaren;

II.       verzoekt het college binnen veertien dagen na heden een versie van de stukken met de persoonsgegevens van de ambtenaren aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen;

III.      wijst het verzoek voor het overige toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023

290