Uitspraak 202102122/1/A3


Volledige tekst

202102122/1/A3.
Datum uitspraak: 1 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Alphen aan den Rijn,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2021 in zaak nr. 19/2417 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019, gepubliceerd op 6 maart 2019, heeft de raad op verzoek van de Vereniging van Eigenaren 'De Oude Vuurkring' (hierna: de VVE) 18 parkeerplaatsen aan de Vuurlaan in Alphen aan den Rijn onttrokken aan het openbaar verkeer.

Bij uitspraak van 11 januari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad en de VVE hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2023, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door R. de Jong en mr. H. Zelmate, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de VVE, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Aan een gedeelte van de Vuurlaan in Alphen aan den Rijn is een binnenterrein met een toegangsweg en 18 parkeerplaatsen. Dat terrein behoort toe aan de eigenaren van de woningen daaromheen, maar is een openbare weg. Dat betekent dat iedereen er mag parkeren. Buurtgenoten, zoals [appellant], doen dat ook. De eigenaren van de woningen willen dat niet meer. Daarom hebben zij een verzoek ingediend om de parkeerplaatsen aan de openbaarheid te onttrekken. Zij mogen dan zelf bepalen wie gebruik mag maken van de parkeerplaatsen.

De raad heeft ingestemd met het verzoek en de rechtbank vindt dat de raad dat mocht doen. [appellant] is het daar niet mee eens.

Wettelijke regelingen

2.       Voor deze zaak zijn bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Wegenwet van belang. Deze zijn opgenomen in een bijlage. Die bijlage hoort bij deze uitspraak.

Hoger beroep

Conclusie

3.       De Afdeling is het eens met de rechtbank. Hieronder zal de Afdeling uiteenzetten waarom. Daarbij toetst de Afdeling eerst of de procedure goed is doorlopen. Daarna beoordeelt de Afdeling of de raad de belangen voor en tegen de onttrekking heeft afgewogen en of die afweging voldoende is gemotiveerd.

[appellant] heeft verzocht niet alleen zijn hogerberoepschrift en de motivering daarvan te betrekken bij het hoger beroep, maar ook de stukken die hij in beroep heeft overgelegd. De Afdeling heeft daarom al deze stukken meegenomen in haar oordeel.

Is het besluit zorgvuldig voorbereid?

- de publicatie

4.       [appellant] voert aan dat de rechtbank heeft verzuimd in te gaan op zijn betoog dat in strijd met de Awb bij de publicatie van het voornemen van de raad geen situatietekening was gevoegd. Verder vindt [appellant] dat de publicatie van het voornemen onvolledig is omdat daarin staat dat ‘enkele parkeerplaatsen’ zullen worden onttrokken aan het openbaar verkeer terwijl het gaat om 18 parkeerplaatsen.

4.1.    De Awb schrijft in artikel 3:11 voor dat het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage moeten worden gelegd. Over de terinzagelegging moet worden gepubliceerd (zie artikel 3:12 van de Awb). Uit artikel 12 van de Bekendmakingswet blijkt dat alleen een zakelijke weergave van de inhoud, met vermelding van de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft voor eenieder ter inzage liggen, in de publicatie moet staan. De Afdeling vindt dat de situatietekening daar niet onder valt. De situatietekening zelf hoefde dus niet te worden gepubliceerd.

Hoewel ‘enkele parkeerplaatsen’ minder specifiek is dan ’18 parkeerplaatsen’, deelt de Afdeling niet het standpunt van [appellant] dat de publicatie door de woordkeuze onvolledig of misleidend is. De betekenis van ‘enkele’ is weinig in getal en staat niet gelijk aan het getal twee, zoals [appellant] betoogt.

- de informatie aan de raad

5.       [appellant] vindt dat het college de raad informatie heeft onthouden door niet te vermelden dat de parkeerplaatsen liggen op een particulier mandelig binnenterrein waarvan de VVE eigenaar is. Het college, de raad en de rechtbank noemen ten onrechte de VVE de eigenaar van de 18 parkeerplaatsen.

Bovendien heeft de raad niet de e-mail van een medewerker gekregen waarin zijn standpunt dat de parkeerplaatsen openbaar zijn, is verwoord.

5.1.    Voor het nemen van het besluit over de onttrekking aan de openbaarheid van de parkeerplaatsen is niet van belang of de VVE eigenaar is van de parkeerplaatsen zelf of van het mandelige binnenterrein waarop de parkeerplaatsen liggen. De onder C.1 van de akte van mandeligheid genoemde tekening hoefde daarom niet te worden overgelegd aan de raad bij het voorstel. Om dezelfde reden leidt ook het gebruik van de zinsnede dat de VVE eigenaar is van de parkeerplaatsen niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Door het niet bijvoegen van de e-mail, waarin de medewerker het standpunt innam dat de parkeerplaatsen openbaar waren, heeft het college de raad geen informatie onthouden. Het voorstel om de parkeerplaatsen aan het openbaar verkeer te onttrekken, is juist om het openbaar zijn op te heffen.

6.       De raad heeft volgens [appellant] niet de juiste informatie ontvangen. Zo klopt het volgens hem niet dat de eigenaren, als het gehele binnenterrein aan de openbaarheid zou worden onttrokken, het onderhoud en eigendom van de openbare voorzieningen moeten overnemen omdat uit de akte blijkt dat ook in de huidige situatie het onderhoud voor rekening en risico van de eigenaren komt.

Verder ontbrak voor de raad informatie over de noodzakelijke wijziging van de akte waarin staat dat de parkeerplaatsen openbaar moeten zijn. Volgens [appellant] kon de raad niet besluiten tot onttrekking als de akte niet was aangepast.

6.1.    [appellant] heeft gelijk dat in de akte onder D.1.1 staat dat het binnenterrein op kosten van de deelgenoten moet worden onderhouden en gereinigd. Deze akte heeft de raad ook kunnen inzien. De raad kon dus op de hoogte zijn van de reikwijdte van de verantwoordelijkheden van de VVE en in hoeverre die wel of niet overgenomen zouden moeten worden. Daarom al slaagt deze grond niet.

De veronderstelling dat eerst de akte moet zijn gewijzigd voordat de raad bevoegd is om de parkeerplaatsen aan het openbaar verkeer te onttrekken, is niet juist. De raad hoefde dus niet te beschikken over een al gewijzigde akte.

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn grond, dat de raad is voorgelogen doordat in de nota van beantwoording is gesteld dat er geen verslagen zijn van de gesprekken met de VVE, onjuist heeft beoordeeld door alleen te overwegen dat er geen verplichting is om van gesprekken met bewoners verslagen te maken.

7.1.    De overweging van de rechtbank is gebaseerd op het feit dat van de gesprekken met de VVE door de gemeente geen verslagen zijn gemaakt. In zoverre heeft het college de raad in de Nota van beantwoording zienswijzen juist voorgelicht. De VVE heeft wel een verslag gemaakt van een gesprek dat zij met een vertegenwoordiger van de gemeente heeft gevoerd op 22 september 2017. Dat is het verslag waarnaar [appellant] verwijst.

- inspreken bij de raadscommissie

8.       [appellant] voert aan dat ten onrechte niet alle personen die zienswijzen hadden ingediend, uitgenodigd zijn voor de vergadering van de raadscommissie Ruimtelijk en economisch domein.

8.1.    De Afdeling laat in het midden of de raadscommissie alle indieners van zienswijzen schriftelijk heeft uitgenodigd of niet. Met de rechtbank is de Afdeling namelijk van oordeel dat de raadscommissie ervoor mocht kiezen om naast [appellant] alleen een andere woordvoerder bij de vergadering te laten inspreken, omdat de anderen in hun zienswijze slechts vermelden dat zij de inhoud van de zienswijze van deze woordvoerder onderschrijven.

Het betoog slaagt niet.

Heeft de raad alle belangen betrokken bij de afweging?

9.       [appellant] vindt dat bij de besluitvorming geen rekening is gehouden met zijn belangen. Hij heeft niet met de burgemeester hierover gesproken terwijl met de VVE wel overleg is geweest.

Ook voert [appellant] aan dat het doel dat de raad met het besluit beoogt, namelijk duidelijkheid, niet wordt bereikt door alleen de parkeerplaatsen te onttrekken aan de openbaarheid. Daarvoor zou nodig zijn dat de gemeente de openbaarheid van het hele binnenterrein zou zijn gaan handhaven of het binnenterrein had teruggekocht van de eigenaren.

9.1.    Dit betoog slaagt niet. [appellant] is in de gelegenheid geweest om zijn belangen onder de aandacht te brengen. Hij heeft dat ook gedaan door zienswijzen in te dienen en door gebruik te maken van de mogelijkheid om tijdens de vergadering van de raadscommissie in te spreken. Verder is in 2017 een onderzoek geweest naar de parkeerdruk in het gebied waar ook de Vuurlaan en de straat waar [appellant] woont in liggen. Uit dat onderzoek is gekomen dat de gemiddelde bezettingsgraad 82% is. De raad heeft er rekening mee gehouden dat de parkeerdruk door de onttrekking iets zal toenemen. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen mocht de raad zich echter op het standpunt stellen dat die toename, gezien de bezettingsgraad, niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk zal leiden.

De raad heeft het belang van [appellant] afgewogen tegen het belang van de VVE. Dit laatste belang is volgens de raad om duidelijkheid te krijgen over de situatie van de parkeerplaatsen. Zoals de gemachtigde op de zitting van de Afdeling heeft bevestigd, gaat achter dat belang schuil dat de raad vindt dat de eigenaar in beginsel de beschikking moet kunnen hebben over de parkeerplaatsen. Met de rechtbank vindt de Afdeling dat het streven van de gemeente om aan de onduidelijkheid over wie er op de parkeerplaatsen mag parkeren een einde te maken een doel is dat de raad aan het besluit tot onttrekking ten grondslag mocht leggen.

Dat doel wordt met de keuze van de raad om alleen de parkeerplaatsen te onttrekken en niet de rijbaan ook behaald.

Is de keuze van de raad voldoende gemotiveerd?

10.     Tot slot voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de raad voldoende heeft gemotiveerd waarom alleen de parkeerplaatsen aan het openbaar verkeer zijn onttrokken en de overige gedeelten van het binnenterrein niet.

10.1.  De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de raad het besluit en daaronder begrepen de keuze voor het onttrekken aan het openbaar verkeer van alleen de parkeerplaatsen, voldoende heeft gemotiveerd. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor een ander oordeel.

Slotsom

11.     Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat de raad het besluit tot onttrekking aan het openbaar verkeer van de 18 parkeerplaatsen mocht nemen.

12.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

13.     Er is geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten van de wederpartij.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.J.M. Baldinger en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Borman
voorzitter

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023

290

BIJLAGE

Awb, afdeling 3.4

Artikel 3:11:

1. Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven.

2. […].

Artikel 3:12:

1. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in het in artikel 12 van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze kennis van het ontwerp.

2. In de kennisgeving wordt vermeld:

a. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

b. op welke wijze dit kan geschieden;

c. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:15:

1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

2. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

3. Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

4. Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Wegenwet

Artikel 9:

1. Een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, kan aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.

2. Het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 11:

1. Ieder belanghebbende bij een weg, niet behoorende tot de in artikel 8 bedoelde, heeft het recht aan den raad der gemeente, waarin de weg is gelegen ten opzichte van dien weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.

2. Op de voorbereiding van de beslissing op het verzoek is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

3. […].