Uitspraak 202206520/2/R3


Volledige tekst

202206520/2/R3.
Datum uitspraak: 21 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:

[verzoeker A], wonend te Heerenveen, en [verzoekster B], gevestigd te Heerenveen (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Heerenveen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerenveen - woongebouw Burgemeester Kuperusplein" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting WoonFriesland heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 februari 2023, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M.A. Jansen, advocaat te Heerenveen, de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Mathey, advocaat te Groningen, vergezeld door J. Westrik Msc, mr. S.A. Doelman en mr. M.K. van Merode, zijn verschenen. Verder is Stichting WoonFriesland, vertegenwoordigd door mr. R. Snel, advocaat te Groningen, vergezeld door ir. M. Endeman en mr. R. Biemans, op de zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Stichting WoonFriesland wil een bestaand kantoorgebouw, waarin vroeger ook een postkantoor was gevestigd, aan de noordkant van het Burgemeester Kuperusplein in Heerenveen slopen en op deze locatie een appartementencomplex met 92 sociale huurwoningen realiseren. Het vastgestelde bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Het staat op de locatie een woongebouw tot 58 m hoog met maximaal 92 woningen toe, al dan niet in combinatie met dienstverlenende bedrijven en instellingen in de eerste bouwlaag en met parkeervoorzieningen.

[verzoeker] komt tegen dit bestemmingsplan op vanwege de (financiële) gevolgen voor de exploitatie van een nabijgelegen bioscoop aan het Burgemeester Kuperusplein. Hij vreest dat het woongebouw, ook in combinatie met andere in voorbereiding zijnde ontwikkelingen in het centrumgebied waartoe het Burgemeester Kuperusplein hoort, tot parkeerproblemen zullen leiden, die het bezoeken van de bioscoop bemoeilijken. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter gevraagd om het bestemmingsplan te schorsen in afwachting van de behandeling van het beroep in de bodemprocedure.

Spoed

3.       Het bestemmingsplan is al in werking getreden. Het college heeft op basis daarvan een omgevingsvergunning voor het woongebouw verleend aan Stichting WoonFriesland. [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het college moet nog op dat bezwaar beslissen. Stichting WoonFriesland wil verder op korte termijn gebruik maken van de omgevingsvergunning en met de bouwwerkzaamheden beginnen. Dat betekent dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde schorsing van het bestemmingsplan.

Ontvankelijkheid

4.       Stichting WoonFriesland heeft de vraag opgeworpen of [verzoeker A] als natuurlijke persoon en [verzoekster B]. namens welke het beroep en verzoek mede is ingediend (en die in de stukken verschillend wordt aangeduid), wel hebben te gelden als eigenaar en/of exploitant van de bioscoop, zoals zij stellen. De Stichting betwist daarom dat zij belanghebbenden zijn bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en voert aan dat het beroep daarom niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard.

4.1.    De voorzieningenrechter volstaat met de vaststelling dat [verzoeker A] als natuurlijke persoon een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan heeft gegeven. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, zal aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, in beroep niet worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Of hij als natuurlijke persoon eigenaar en/of exploitant van de bioscoop is, kan dan ook in het midden blijven. De ontvankelijkheid van zijn beroep is daar niet van afhankelijk. Het verzoek kan dan ook inhoudelijk worden beoordeeld. De vraag of ook [verzoekster B] kan worden ontvangen in het beroep, kan in de bodemprocedure worden beoordeeld.

Parkeren

5.       [verzoeker] betoogt dat de raad niet had mogen kiezen voor een afzonderlijk bestemmingsplan om het woongebouw mogelijk te maken. Dit project maakt onderdeel uit van een beoogde grootschalige herontwikkeling van het centrumgebied. Dit vergt een integrale beoordeling van alle beoogde ontwikkelingen in onderlinge samenhang bezien. Dat geldt met name voor de parkeerbehoefte. Die zal volgens [verzoeker] naar verwachting tot problemen leiden, vooral in de avonduren wanneer ook de bioscoop de meeste bezoekers trekt. In dit verband betwist hij dat de piek van de parkeerbehoefte in het gebied op zaterdagmiddag is, zoals is aangenomen in de parkeerbalans bij de plantoelichting.

[verzoeker] heeft hier op de zitting aan toegevoegd dat ten onrechte alleen een beoordeling is gemaakt van de parkeerbehoefte van het woongebouw in de vorm zoals die concreet is voorzien, en niet een beoordeling die uitgaat van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. Er is geen rekening gehouden met de mogelijkheid om ook woningen in een duurder segment te realiseren en dienstverlenende bedrijven in de eerste bouwlaag te vestigen.

5.1.    In paragraaf 4.3 van de plantoelichting staat dat binnen het plangebied geen ruimte is om te voorzien in de parkeerbehoefte van het woongebouw. Parkeerplaatsen zullen ook in de openbare ruimte moeten worden gezocht. De raad heeft beoordeeld of dit tekort aan parkeerruimte binnen het plangebied (dat wil zeggen op eigen terrein bij het woongebouw zelf) leidt tot parkeerproblemen in de omgeving. Bij de plantoelichting is een "Memo dynamische parkeerbalans centrumgebied" (hierna: de parkeerbalans) gevoegd, waarin ook rekening is gehouden met alle beoogde toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Volgens de plantoelichting volgt uit de parkeerbalans dat de parkeerbehoefte van het woongebouw in de toekomstige situatie goed kan worden opgevangen.

5.2.    Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling komt de raad beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Het woongebouw is een project dat op zichzelf zal kunnen worden gerealiseerd, onafhankelijk van andere ontwikkelingen in het gebied. De raad heeft bij de beoordeling van de gevolgen voor de parkeersituatie buiten het plangebied ook rekening gehouden met de beoogde toekomstige ontwikkelingen van het gebied. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht de raad daarmee volstaan en hoefde hij niet vanwege de gevolgen voor de parkeersituatie één integraal bestemmingsplan voor het gehele gebied vast te stellen.

5.3.    Aan de normen en onderzoeksgegevens aan de hand waarvan de raad de bedoelde beoordeling heeft gemaakt, en de betekenis daarbij van de memo "Parkeereis herontwikkeling oud Postkantoor BK-Plein Heerenveen" van 5 oktober 2022 en tellingen die de raad in beroep nog heeft overgelegd, kan zo nodig in de bodemprocedure nader aandacht worden besteed. Voor de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening volstaat de voorzieningenrechter met de overweging dat, daargelaten de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, op dit moment kan worden uitgegaan van een woongebouw met 92 sociale huurwoningen, waarvoor ook omgevingsvergunning is verleend. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat voor dit woongebouw 33 parkeerplaatsen méér nodig zijn dan bij het woongebouw zelf zullen worden gerealiseerd en dat deze parkeerruimte in de omgeving van het woongebouw zal moeten worden gezocht, waarbij de raad een afstand van 150 m aanhoudt. Dat betekent dat de parkeerruimte niet alleen in het gebied direct rondom het Burgemeester Kuperusplein moet kunnen worden gevonden, maar dat ook de aanliggende woonwijk Schilwijk Oost daarvoor in aanmerking komt. De overgelegde cijfers over de beschikbare parkeercapaciteit in het gebied van 150 m rond het woongebouw laten in vergelijking met de benodigde 33 parkeerplaatsen een zodanig groot aantal beschikbare parkeerplaatsen en een zodanig lage bezettingsgraad zien, dat de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt ziet om op voorhand aan te nemen dat de benodigde parkeerruimte niet zal kunnen worden gevonden. Dat geldt ook voor zover in de bodemprocedure zou blijken dat de onderzoeksgegevens of de conclusies die de raad daaruit heeft getrokken op punten correctie behoeven. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de uitkomst van de bodemprocedure zal zijn dat de raad de woontoren vanwege de parkeerbehoefte niet mogelijk had mogen maken.

Stikstof

6.       [verzoeker] betoogt dat bij de berekening van stikstofdepositie ten onrechte geen rekening is gehouden met het vrijkomen van stikstof in de bouwfase.

6.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat niet valt te verwachten dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure op dit punt niet in stand zal blijven. Het gaat om het onderzoek naar de gevolgen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, in het kader van de Wet natuurbescherming. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan te nemen dat [verzoeker] enig belang heeft dat is verweven met het algemeen belang dat deze wet beoogt te beschermen. Naar verwachting zal  het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb daarom in de bodemprocedure in de weg staan aan een vernietiging van het bestemmingsplan vanwege deze beroepsgrond.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Van Ettekoven
voorzieningenrechter

w.g. Witsen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023

727