Uitspraak 202202339/1/R2


Volledige tekst

202202339/1/R2.
Datum uitspraak: 22 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Sint-Michielsgestel,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost­Brabant van 18 maart 2022 in zaken nrs. 22.278 en 22/280 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel.

Procesverloop

Bij besluiten van 22 juli 2021 en 29 juli 2021 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunningen verleend.

Bij besluiten van 20 januari 2022 en 24 januari 2022 heeft het college de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 18 maart 2022 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en de [vergunninghouder] hebben ieder een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mw. C.J.E. Fleuren en drs. T. Diebels, zijn verschenen. Ook [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J.E. van der Holst, is gehoord als partij.

Na het sluiten van het onderzoek heeft de Afdeling het onderzoek heropend en het college en [vergunninghouder] de gelegenheid gegeven te reageren op het nader stuk van [appellant]. Zij hebben beide een schriftelijke reactie gegeven en vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

1.       Het college heeft twee omgevingsvergunningen aan [vergunninghouder] verleend. Een daarvan is voor de herontwikkeling van een horecapand met bovenwoning tot vijf appartementen. De andere is voor de bouw van twee semi-bungalows op het perceel ernaast. De bungalows komen in de plaats van twee bestaande woningen die worden gesloopt.

2.       De rechtbank heeft in haar uitspraak gemotiveerd geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunningen, omdat de voorziene bebouwing geen gevolgen van enige betekenis heeft voor hem. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het perceel waar [appellant] woont hemelsbreed op ongeveer 109 tot 113 meter afstand staat van de voorziene bebouwing. Ook is de rechtbank bij de woning van [appellant] en het perceel daar tegenover gaan kijken. Daar heeft de rechtbank vastgesteld dat [appellant] vanuit zijn woning, afhankelijk van het seizoen, niet of zeer beperkt zicht heeft op de voorziene bebouwing vanwege het tussenliggende groen. Ook op het perceel dat tegenover zijn woning ligt en waar [appellant] ook eigenaar van is en dat hemelsbreed op ongeveer 63 tot 68 meter afstand ligt, wordt het zicht volgens de rechtbank voor een belangrijk deel onttrokken aan het zicht door een aantal forse bomen en overige begroeiing op tussenliggende tuinen.

Ook heeft de rechtbank overwogen dat de voorziene bebouwing op andere wijze geen gevolgen van enige betekenis heeft voor [appellant]. Zo is niet aannemelijk dat de bouwplannen tot verkeershinder in de straat van [appellant] zal leiden of dat er voor het aspect parkeren gevolgen van enige betekenis zullen zijn. Tot slot heeft [appellant] op geen enkele wijze onderbouwd dat er beschermenswaardige soorten op de plek van de voorziene bebouwing voorkomen. Het college heeft ook betwist dat beschermde soorten voorkomen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [appellant] zich als bewoner zeer betrokken voelt bij ontwikkelingen in het dorp, is een louter gevoel van betrokkenheid bij een besluit niet toereikend om belanghebbendheid aan te nemen.

3.       [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk veel overlast ondervindt van de bebouwing. De rechtbank is niet op zijn perceel geweest, zodat zij geen goed beeld van de situatie heeft gekregen. Ook geven de luchtfoto's een verkeerd beeld van de situatie, omdat hij onder bomen doorkijkt. Bovendien zijn de bomen niet beschermd en kunnen deze volgens [appellant] elk moment gekapt worden.

3.1.    De Afdeling is om dezelfde redenen als de rechtbank van oordeel dat de bouwplannen geen gevolgen van enige betekenis voor [appellant] zullen hebben. De rechtbank heeft bij haar oordeel opgemerkt dat zij het perceel tegenover zijn woning inderdaad niet heeft kunnen betreden, maar zij heeft dit wel vanaf de weg bekeken. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar oordeel de foto's in het dossier en wat op Google maps is te zien betrokken. Die foto's zijn niet alleen luchtfoto's. Hieruit blijkt naar het oordeel van de Afdeling inderdaad dat aannemelijk is dat het zicht van [appellant] op de voorziene bebouwing heel beperkt is. Er is op dit moment ook geen reden om te denken dat de bomen zullen worden gekapt. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat [appellant] geen belanghebbende is bij de bestreden omgevingsvergunningen. De rechtbank is daarom terecht niet toegekomen aan de inhoudelijke gronden van het beroep en de Afdeling komt daar ook niet aan toe.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023

638