Uitspraak 202001061/3/R4


Volledige tekst

202001061/3/R4.
Datum uitspraak: 22 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

  1. [appellant sub 1], wonend te Beesd, gemeente West Betuwe,
  2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te Beesd, gemeente West Betuwe,
  3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3), wonend te Beesd, gemeente West Betuwe,

appellanten,

en

de raad van de gemeente West Betuwe,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1654 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 17 december 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Achterstraat achter [locatie 1] Beesd" (hierna: het bestemmingsplan), te herstellen, [appellant sub 2A] en [appellant sub 1] de uitkomst daarvan mede te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij beschikking van 23 december 2021, nr. 202001061/4/R4, heeft de Afdeling de hersteltermijn verlengd tot en met 4 januari 2022.

Bij besluit van 21 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, teneinde de gebreken te herstellen.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 3] hebben van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een zienswijze naar voren te brengen tegen dit nieuwe besluit.

De raad heeft op deze zienswijzen gereageerd.

[appellant sub 2A] en appellant sub 3A] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2022, waar [appellant sub 3], bijgestaan door mr. R. de Kamper, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], bijgestaan door mr. M.C. Jonkman, advocaat te Zaandam, en de raad, vertegenwoordigd door B. Oosterbaan-van Lint en E. Kuijs zijn verschenen. Ook is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.J. van Nuland, gehoord.

Overwegingen

De tussenuitspraak

  1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 28 juli 2021 overwogen dat de raad in het besluit van 17 december 2019 niet voldoende gemotiveerd heeft dat met de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van het perceel van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] geen onaanvaardbare aantasting van hun privacy zal plaatsvinden. Het bestemmingsplan maakt de bouw van woningen dicht tegen de perceelsgrens van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] mogelijk en bovendien maakt het bestemmingsplan het ook mogelijk dat balkons gebouwd zullen worden die georiënteerd zullen zijn op de percelen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1].

Daarnaast heeft de Afdeling overwogen dat het bestemmingsplan niet met de vereiste zorgvuldigheid is vastgesteld, omdat de raad heeft erkend dat het akoestisch onderzoek gebreken bevat en zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij ten tijde van het besluit van 17 december 2019 heeft gedaan.

Tot slot heeft de Afdeling in haar tussenuitspraak overwogen dat de raad het bestemmingsplan ook niet met voldoende zorgvuldigheid heeft voorbereid omdat de raad niet heeft onderbouwd op welke wijze de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om te kunnen bouwen binnen het bouwvlak van het plangebied ruimtelijk aanvaardbaar zijn in de omgeving. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat een ruimtelijke aanvaardbare inrichting waarbij voldoende rekening is gehouden met de belangen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] reeds hierom onvoldoende is geborgd.

  1. Gelet op wat is overwogen in overweging 11 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in wat [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 17 december 2019 is genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Hun beroepen tegen dat besluit zijn gegrond. Het besluit van 17 december 2019 dient te worden vernietigd.
  1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om de geconstateerde gebreken in het besluit van 17 december 2019 te herstellen door hetzij het plan gewijzigd vast te stellen, hetzij nader te motiveren waarom de akoestische gevolgen van het bestemmingsplan, alsmede de gevolgen voor de privacy van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] niet leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op hun woon- en leefklimaat, noch tot een belemmering in hun bedrijfsvoering. Daarnaast is de raad opgedragen om te onderbouwen op welke wijze de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om te kunnen bouwen binnen het bouwvlak van het plangebied ruimtelijk aanvaardbaar zijn in de omgeving, dan wel het besluit in dat opzicht te wijzigen.

Het herstelbesluit

  1. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad ten behoeve van een nieuw akoestisch onderzoek metingen uitgevoerd en is een nieuwe rapportage opgesteld. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat voor het laden en lossen een overkapping nodig is om te kunnen voldoen aan de geluidsnorm bij de nieuw te realiseren woningen. Daarnaast is gebleken dat voor de piekgeluiden voor beide bedrijven maatwerkvoorschriften nodig zijn, zodat zowel [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hun bedrijfsvoering kunnen blijven voeren. De raad heeft in zijn herstelbesluit in artikel 3.4.1 en artikel 3.4.2 van de planregels specifieke gebruiksregels opgenomen in de vorm van twee voorwaardelijke verplichtingen.

Artikel 3.4.1 van de planregels luidt:

"Gevelopeningen aan de westzijde van het hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan indien deze gevelopeningen zijn voorzien van melkglas en deze als zodanig ook in stand worden gehouden."

Artikel 3.4.2 luidt:

"Gronden en gebouwen kunnen niet eerder in gebruik worden genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 sub a dan dat:

  1. Op het perceel Achterstraat [locatie 2] te Beesd wordt voorzien in een overkapping van minimaal 10 m2 zoals bedoeld in het akoestisch onderzoek van Adviesburo Van Der Boom d.d. 26 oktober 2021, welke onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan;
  1. De voorziening zoals bedoeld onder a in stand wordt gehouden gedurende de periode dat op de locatie Achterstraat [locatie 2] nog bedrijfsmatige activiteiten worden verricht;
  1. Voor de percelen Achterstraat [locatie 2] en [locatie 3] de gemeente West Betuwe besluit tot het opnemen van een maatwerk voorschrift zoals bedoeld in het akoestisch onderzoek van Adviesburo Van Der Boom d.d. 26 oktober 2021, welke onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
  1. De appartementen zodanig worden geïsoleerd zodat daar binnen in de geluidsgevoelige vertrekken wordt voldaan aan de eisen uit tabel 2.17a Activiteitenbesluit die gelden voor aanpandige gebouwen. Daarbij wordt voor de geluidsbelastingen bij de gevels uitgegaan van de door Adviesburo Van den Boom berekende niveaus, zoals weergegeven in het akoestisch onderzoek gedateerd 29 oktober 2021."

Daarnaast heeft de raad in artikel 3.2.4, onder d van de planregels het volgende geregeld:

"Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

[…]

  1. gronden gelegen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' en achter de voorgevel van het hoofdgebouw kunnen niet aangemerkt worden als 'achtererfgebied' zoals bedoeld in artikel 1 bijlage II Besluit omgevingsrecht."
  1. Ook heeft de raad in zijn herstelbesluit de bestemmingsregeling voor het bouwen van erfbebouwing aangepast. In het herstelbesluit zijn bijbehorende bouwwerken alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Daarnaast is ter aanvulling hierop bepaald dat de gronden die gelegen zijn buiten de aanduiding "bijgebouwen" en achter de voorgevel van het bouwvlak van het hoofdgebouw, niet aangemerkt kunnen worden als "achtererfgebied". Bovendien heeft de raad in het herstelbesluit het bouwvlak verkleind door het bouwvlak strak om de voorziene appartementen te plaatsen. Tot slot heeft de raad op de verbeelding de bouwaanduiding "bijgebouwen" opgenomen op een klein deel van de gronden van het plangebied.

Beroepen tegen het herstelbesluit

  1. De Afdeling stelt vast dat het besluit van 21 december 2021 een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat dit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is. De beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 1] zijn van rechtswege gericht tegen dit besluit. Wat [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in hun zienswijzen naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van hun beroepen van rechtswege tegen dat besluit.

Daarnaast heeft [appellant sub 3] een zienswijze ingediend naar aanleiding van het besluit van 21 december 2021. Deze zienswijze moet worden aangemerkt als een beroep tegen het gewijzigde besluit.

De Afdeling stelt ten aanzien van het herstelbesluit van 21 december 2021 vast dat het mogelijk gevolgen heeft voor [belanghebbende], die in de hoedanigheid van derdebelanghebbende als partij deelnam aan het geding tussen onder meer [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en [appellant sub 3] en de raad over het oorspronkelijke besluit.

[belanghebbende] heeft echter ter zitting met dit besluit ingestemd. Daarom heeft [belanghebbende] geen belang bij een beroep dat betrekking heeft op het wijzigingsbesluit zodat in dit geval geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is ontstaan.

Beroep tegen het herstelbesluit door [appellant sub 3]

Privacy

  1. [appellant sub 3] betoogt in zijn zienswijze dat de balkons met het herstelbesluit aan de noordzijde, en dus aan de Huis te Beestlaan, gesitueerd zullen worden. Dit heeft volgens [appellant sub 3] tot gevolg dat de nieuwe bewoners in zijn tuin en in zijn woonkamer kunnen kijken en dat hij in een nadeliger positie komt als gevolg van het herstelbesluit omdat zijn privacy hierdoor zal worden aangetast.

7.1.    De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan dat bij besluit van 17 december 2019 is vastgesteld ook al de bouw van balkons aan de noordzijde van het plangebied mogelijk maakte en dat ten aanzien van de privacy van [appellant sub 3] bij uitspraak van 28 juli 2021 op dit punt einduitspraak is gedaan bij de toetsing van het besluit van 17 december 2019. De Afdeling voegt hieraan toe dat gezien de stedelijke omgeving en de afstand tussen de door het bestemmingsplan mogelijke gemaakte balkons en het perceel van [appellant sub 3] geen sprake is van een niet aanvaardbare situatie. De Afdeling ziet om die reden in het betoog over de privacy in relatie tot de balkons voor de beoordeling van het besluit van 21 december 2021 geen omstandigheden die aanknopingspunten geven voor het slagen van dit betoog.

Dit betoog slaagt niet.

Zienswijze bebouwingsmogelijkheden

  1. Voor zover [appellant sub 3] zich in zijn zienswijze richt, zulks onder verwijzing naar de beroepsgronden tegen het besluit van de raad 17 december 2019, tegen de te ruime bebouwingsmogelijkheden stelt de Afdeling vast dat in het herstelbesluit bijbehorende bouwwerken alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen". Daarnaast is bepaald dat de gronden die gelegen zijn buiten de aanduiding "bijgebouwen" en achter de voorgevel van het bouwvlak van het hoofdgebouw, niet aangemerkt kunnen worden als "achtererfgebied". Voorts is in het herstelbesluit het bouwvlak verkleind door het bouwvlak strak om de voorziene appartementen te plaatsen. Tot slot heeft de raad op de verbeelding de bouwaanduiding "bijgebouwen" opgenomen op een klein deel van de gronden van het plangebied. De Afdeling leest in de zienswijze van [appellant sub 3] op dit punt tevens het verzoek om terug te komen op de tussenuitspraak van 28 juli 2021. De Afdeling ziet geen reden terug te komen op de tussenuitspraak van 28 juli 2021, omdat van een uitzonderlijke geval dat daartoe noopt geen sprake is.

Het betoog slaagt niet.

Het beroep van rechtswege van [appellant sub 1]

  1. [appellant sub 1] heeft naar aanleiding van het besluit van 21 december 2021 geen zienswijze ingediend en dus niet te kennen gegeven dat hij zich niet met het besluit van 21 december 2021 kan verenigen. Dit betekent dat hij geen beroepsgronden tegen dit besluit heeft aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]

Ingetrokken beroepsgrond

  1. Ter zitting hebben [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hun beroepsgrond over aantasting van hun woon- en leefklimaat, wat betreft het aspect privacy, door de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om ramen aan de achterzijde van het geplande appartementencomplex te plaatsen, ingetrokken.

Overige bouwmogelijkheden

  1. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat het herstelbesluit nog steeds ruime mogelijkheden biedt om te bouwen en dat de raad met het herstelbesluit niet heeft bereikt wat de raad wel beoogt. Weliswaar is geen aanduiding "bijgebouwen" meer opgenomen op het plangebied direct grenzend aan de perceelsgrens van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], maar dit neemt niet weg dat het bestemmingsplan er niet aan in de weg staat dat vergunningvrij gebouwd mag worden. De uitsluiting geldt namelijk alleen voor bijgebouwen, terwijl in het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) met de term "bijbehorend bouwwerk" wordt gewerkt. Daarnaast had het volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in de rede gelegen om "achtererf" te vervangen door "erf", omdat in het Bor over "erf" wordt gesproken. Door de wijze waarop de raad dit heeft geregeld, is niet verzekerd dat niet meer gebouwd kan worden, aldus [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B].

11.1.  De raad heeft toegelicht dat uit artikel 3.2.4, onder d, van de planregels volgt dat de gronden gelegen buiten de aanduiding "bijgebouwen" en achter de voorgevel van het hoofdgebouw niet aangemerkt kunnen worden als "achtererfgebied",  zodat niet op grond van artikel 2 en artikel 3 van bijlage II van het Bor vergunningvrij gebouwd kan worden op de gronden die niet onder de aanduiding "bijgebouwen" vallen.

11.2.  De Afdeling stelt voorop dat het bouwvlak in het besluit van 17 december 2019, waarbinnen een hoofdgebouw was toegestaan, een deel van het plangebied beslaat. De zorg van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zit in de uitbreiding van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken waarmee de hoofdbebouwing kan worden voorzien van uitbouw. De nieuwe planregeling uit artikel 3.2.4, onder d, van de planregels, brengt naar het oordeel van de Afdeling met zich dat uitbreiding van de hoofdbebouwing is uitgesloten. In dit kader overweegt de Afdeling dat uitbouw achter de voorgevel van het hoofdgebouw is uitgesloten doordat dit plandeel niet valt onder "achtererfgebied" zoals bedoeld in artikel 2 en artikel 3 van bijlage II van het Bor. Daarnaast is de ligging van de aanduiding "bijgebouwen" zodanig dat op dit plandeel ook geen directe uitbouw mogelijk is aan het hoofdgebouw. In zoverre is de raad tegemoet gekomen aan de belangen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de raad vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet meer bouwmogelijkheden uit te sluiten vanwege de belangen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] dan hij in het herstelbesluit heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Maatwerkvoorschrift

  1. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat weliswaar een maatwerkvoorschrift wordt voorgeschreven in het plan, maar dat het bestemmingsplan wat dit betreft nog steeds rechtsonzeker is. In dit kader voeren [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] aan dat in de planregels weliswaar verwezen wordt naar het nieuwe akoestische onderzoek, maar dat dit ten onrechte niet is opgenomen als bijlage bij de planregels. Volgens [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zou het de rechtszekerheid bovendien ten goede komen als de concrete maatwerkvoorschriften die in het akoestisch rapport genoemd worden ook worden neergelegd in het bestemmingsplan.

12.1.  De raad heeft onder artikel 3.4.2 onder c, van de planregels opgenomen dat een voorwaardelijke verplichting bestaat tot het vaststellen van het maatwerkvoorschrift zoals bedoeld in het akoestisch onderzoek. Dat het akoestisch rapport niet als bijlage is opgenomen bij de planregels heeft naar het oordeel van de Afdeling niet tot gevolg dat het herstelbesluit rechtsonzeker is. Dit nieuwe akoestische onderzoek is immers wel opgenomen als bijlage bij de toelichting van het plan, zodat duidelijk is welk akoestisch rapport in de planregels wordt bedoeld. Het akoestisch rapport is daar te vinden en te lezen.

Verder bestond vanuit het oogpunt van rechtszekerheid naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding voor de raad om de door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gewenste regeling op te nemen in de planregels, nog daargelaten of dit juridisch mogelijk zou zijn omdat dit maatwerkvoorschrift valt onder hetgeen het Activiteitenbesluit regelt.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

  1. Zoals in overweging 2 van deze uitspraak is overwogen zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 17 december 2019 gegrond. Het besluit van 17 december 2019 moet daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.

Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 21 december 2021 is ongegrond.

De van rechtswege ontstane beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 21 december 2021 zijn eveneens ongegrond. Dit betekent dat het besluit van 21 december 2021 in stand blijft, zodat het appartementencomplex er kan komen.

  1. De raad moet proceskosten vergoeden aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden aan [appellant sub 1] en [appellant sub 3].

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

  1. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 17 december 2019, waarbij de raad van de gemeente West Betuwe het bestemmingsplan "Achterstraat achter [locatie 1] Beesd" heeft vastgesteld, gegrond;
  1. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente West Betuwe van 17 december 2019 tot vaststelling van dat bestemmingsplan;

III.      verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] tegen het besluit van de raad van de gemeente West Betuwe van 21 december 2021, waarbij de raad van de gemeente West Betuwe het bestemmingsplan "Achterstraat achter [locatie 1] Beesd" gewijzigd heeft vastgesteld, ongegrond;

  1. veroordeelt de raad van de gemeente West Betuwe tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.348,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
  1. gelast dat de raad van de gemeente West Betuwe aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
  1. € 178,00 aan [appellant sub 1];
  1. € 178,00 aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Ten Veen

voorzitter

w.g. Van Loo

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023