Uitspraak 202105125/1/R4


Volledige tekst

202105125/1/R4.
Datum uitspraak: 22 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Vereniging Milieuzorg Epe, gevestigd te Epe,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 juni 2021 in zaak nr. 20/2895 in het geding tussen:

Vereniging Milieuzorg Epe

en

het college van burgemeester en wethouders van Epe.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2020 heeft het college aan Bouwontwikkelingsmaatschappij Duyncroft B.V. (hierna: de vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het toegestane aantal van 9 appartementen naar 13 appartementen in het woongebouw op het perceel Molenweg 2A t/m 2P in Epe (hierna: het perceel).

Bij uitspraak van 29 juni 2021 heeft de rechtbank het door Vereniging Milieuzorg Epe daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Vereniging Milieuzorg Epe hoger beroep ingesteld.

Het college en de vergunninghouder hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Vereniging Milieuzorg Epe heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2023, waar Vereniging Milieuzorg Epe, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Kisjes en ing. J. Stijf, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Buitenkamp, advocaat te Epe, en [gemachtigde B] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De vergunninghouder is eigenaar van het perceel, waarop een landhuis staat. Het perceel valt binnen het "Landgoed de Waayenberg", waarvoor het bestemmingsplan "Landgoed de Waayenberg" geldt. Op het perceel rust de bestemming "Wonen", met als aanduiding dat er maximaal 9 wooneenheden zijn toegestaan. Het college heeft aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend die 13 in plaats van 9 wooneenheden toestaat.

Vereniging Milieuzorg Epe is tegen de verlening van de omgevingsvergunning, omdat volgens haar onvoldoende natuurcompensatie plaatsvindt.

Toezegging

2.       Vereniging Milieuzorg Epe betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Volgens Vereniging Milieuzorg Epe is er sprake van een toezegging, waaruit blijkt dat het college de aanvraag om een omgevingsvergunning in dit geval had moeten weigeren. Zij wijst in dit kader op de volgende passage in de zienswijzenota horende bij het ontwerpbestemmingsplan "Landgoed de Waayenberg": "Op het moment dat er meer appartementen worden mogelijk gemaakt dan bij recht is toegestaan, dan wordt deze aanvraag geweigerd, tenzij de wijzigingsprocedure is doorlopen."

2.1.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.

2.2.    De aangehaalde passage uit de zienswijzenota is een reactie van de raad op de zienswijze dat het aantal wooneenheden niet op deugdelijke wijze is beperkt in het ontwerpbestemmingsplan. Die passage bevat geen toezegging dat vergunningaanvragen voor het afwijken van het bestemmingsplan zonder meer worden afgewezen. Bovendien gaat het hier om een uitlating van de raad en niet van het college.

Het betoog slaagt niet.

Artikel 6.4, onder d, van de planregels

3.       Vereniging Milieuzorg Epe betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanvraag om een omgevingsvergunning had moeten worden getoetst aan artikel 6.4, onder d, van de planregels.

3.1.    Artikel 6.4 van de planregels bevat een bevoegdheid voor het college om het bestemmingsplan te wijzigen om het maximum aantal wooneenheden te verruimen. Uit de aanvraag om verruiming van het aantal woonheden moet in dat geval blijken dat de benodigde natuurcompensatie van 1 ha per wooneenheid is geborgd.

Omdat bij het college een aanvraag om een omgevingsvergunning ter toetsing voorlag en niet een wijziging van het bestemmingsplan, is artikel 6.4 van de planregels niet van toepassing. Het college heeft de aanvraag dan ook terecht niet getoetst aan deze planregel.

Het betoog slaagt niet.

Goede ruimtelijke ordening

4.       Vereniging Milieuzorg Epe betoogt dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat onvoldoende natuurcompensatie plaatsvindt. Volgens de Vereniging Milieuzorg Epe blijkt het belang van natuurcompensatie ook uit de voorwaarden die gelden voor wijziging van het bestemmingsplan.

4.1.    Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.

4.2.    De Afdeling overweegt dat de mogelijkheid om het bestemmingsplan te wijzigen, losstaat van de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor een omgevingsvergunning die afwijkt van het bestemmingsplan. In dit geval heeft de vergunninghouder zo’n aanvraag ingediend bij het college. Het stond de vergunninghouder vrij dit te doen. Voor een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, geldt een eigen toetsingskader. In dit geval is er sprake van een omgevingsvergunning die is verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Daarvoor is vereist dat de activiteit waar de aanvraag op ziet niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing van het besluit.

4.3.    Niet in geschil is dat de omgevingsvergunning van 15 april 2020 een goede ruimtelijke onderbouwing bevat zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. In deze ruimtelijke onderbouwing is aandacht besteed aan de gevolgen die de omgevingsvergunning heeft voor het milieu, waar natuurcompensatie een onderdeel van uitmaakt.

Ter zitting heeft het college toegelicht dat het op twee manieren rekening heeft gehouden met natuurcompensatie in de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning schrijft voor dat er energieneutraal moet worden gebouwd en het college heeft toegelicht dat de vergunninghouder met behulp van de gemeente ongeveer 1 ha grond heeft opgekocht ten behoeve van de realisatie van natuur.

Vereniging Milieuzorg Epe heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waarom het uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is om natuur in een verdergaande mate te compenseren dan in dit geval is gebeurd. Het enkele feit dat voor wijziging van het bestemmingsplan een bepaalde hoeveelheid aan natuurcompensatie is vereist, betekent niet dat hieraan in deze procedure, waarbij het gaat om een omgevingsvergunning die alleen ziet op een interne verbouwing, een doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de aanvraag niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft de omgevingsvergunning dus mogen verlenen.

Het betoog slaagt niet.

5.       Omdat het niet nodig is dat in de omgevingsvergunning de natuur in verdergaande mate wordt gecompenseerd dan in dit geval is gebeurd, faalt alleen al daarom ook het betoog van Vereniging Milieuzorg Epe dat het verhalen van de kosten voor energieneutraal bouwen ten koste gaat van het geld dat beschikbaar is voor natuurcompensatie.

Publicatie in de Staatscourant

6.       Vereniging Milieuzorg Epe betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning ten onrechte niet heeft gepubliceerd in de Staatscourant. Vereniging Milieuzorg Epe heeft deze beroepsgrond niet eerder aangevoerd. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgrond niet voor. De Afdeling zal deze beroepsgrond dus niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.

w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Roessel

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023

457-963