Uitspraak 202107241/1/A3


Volledige tekst

202107241/1/A3.
Datum uitspraak: 22 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant van 10 september 2021 in zaak nr. 21/621 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 heeft de minister het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie afgewezen.

Bij besluit van 29 januari 2021 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 september 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2023, waar [appellant], en de minister, vertegenwoordigd door mr. O.Y. Ifzaren en

mr. J.H. Keinemans, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] heeft de minister verzocht om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) informatie openbaar te maken over de Uitvoeringsrichtlijn Tulipa die is opgesteld door de stichting Bloembollenkeuringsdienst. Hij wil weten welke afspraken zijn gemaakt tussen de minister, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en de stichting Bloembollenkeuringsdienst over de strafrechtelijke handhaving van en toezicht op de naleving van de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet. De minister heeft geen documenten gevonden die binnen de reikwijdte van het verzoek van [appellant] vallen en het verzoek daarom afgewezen.

Hoger beroep

2.       [appellant] betoogt dat de minister verantwoordelijk is voor de Zaaizaad- en Plantgoedwet en dat de NVWA en de stichting Bloembollenkeuringsdienst uitvoeringsinstanties zijn van deze wetten. Er moeten volgens hem documenten zijn, waaruit blijkt wanneer en hoe de NVWA en de stichting Bloembollenkeuringsdienst moeten optreden als zij geconfronteerd worden met schendingen van de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet.

Beoordeling

2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3991, is het in beginsel aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder een bestuursorgaan berust wanneer dat bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt.

De minister heeft in het besluit van 29 januari 2021 toegelicht dat hij onder meer in het archief heeft gezocht op de zoektermen ‘BKD’ en ‘Bloembollenkeuringsdienst’, zowel op zichzelf als in combinatie met de termen ‘handhaving’, ‘toezicht’, ‘protocol’, ‘landbouwkwaliteitswet’ en ‘zaaizaad’. Tevens heeft hij aanvullend archiefonderzoek laten verrichten, en contact opgenomen met het Openbaar Ministerie (hierna: OM) met de vraag, of aan de hand van genoemde zoektermen documenten voorkomen in het systeem van het OM, die onder het verzoek vallen.

In het verweerschrift in beroep heeft de minister toegelicht dat er weliswaar een regierelatie is tussen de NVWA namens hem en de stichting Bloembollenkeuringsdienst op het fytosanitaire gebied van de Plantgezondheidswet, maar geen afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de stichting Bloembollenkeuringsdienst haar toezicht op het gebied van de Landbouwkwaliteitswet inhoudelijk vormgeeft. Dit toezicht voert de stichting Bloembollenkeuringsdienst uit zonder aansturing van de minister. De stichting Bloembollenkeuringsdienst voert geen taken uit in het kader van de Zaaizaad- en Plantgoedwet. De minister heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting in hoger beroep toegelicht, naar aanleiding van het hoger beroep desondanks te hebben gezocht naar documenten waarin afspraken over de Zaaizaad- en Plantgoedwet zijn opgenomen tussen hem en het OM met betrekking tot de andere keuringsdiensten. Hiervoor heeft hij het centrale archief doorzocht en de betrokken medewerkers van de NVWA en het OM bevraagd. Hem is niet gebleken dat er documenten met zulke afspraken zijn. De minister heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting verder toegelicht dat het document ‘Overtredingen en sanctierichtlijnen’ van

15 december 2006 zonder zijn betrokkenheid is vastgesteld. Volgens de stichting Bloembollenkeuringsdienst is het een door haar opgestelde interne richtlijn. De minister heeft ook toegelicht dat de zogeheten feit- en delictcodes door het OM worden gebruikt in de strafrechtketen en er geen aanleiding is voor de NVWA of de stichting Bloembollenkeuringsdienst om afspraken te maken met het OM over de formulering van deze codes.

De Afdeling ziet geen aanleiding om deze toelichting ongeloofwaardig te achten. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de mededeling van de minister dat onder hem geen documenten berusten die vallen binnen de reikwijdte van het verzoek van [appellant], niet ongeloofwaardig voorkomt.

2.2.    [appellant] heeft om aannemelijk te maken dat de gevraagde documenten toch onder de minister berusten, verwezen naar de ‘Overtredingen en sanctierichtlijnen’ en de memorie van toelichting bij de Zaaizaad- en Plantgoedwet (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 650, nr. 3). De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] met deze verwijzing, mede gelet op het feit dat de ‘Overtredingen en sanctierichtlijnen’ inmiddels meer dan zestien jaar oud is, niet aannemelijk heeft gemaakt dat onder de minister toch informatie berust die valt binnen de reikwijdte van zijn verzoek. Het betoog slaagt niet.

Slotsom

3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Leeuwen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023

373-990