Uitspraak 202203785/1/R4


Volledige tekst

202203785/1/R4.
Datum uitspraak: 15 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2022 heeft het college zijn beslissing om op 22 februari 2022 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 200,00, voor rekening van [appellante] komt.

Bij besluit van 23 mei 2022 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 6 december 2022 heeft het college het besluit van 27 februari 2022 gewijzigd in die zin dat de verhaalde kosten worden gewijzigd van € 200,00 in € 199,57.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 26 januari 2023, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door bc. Q.D.J. Ramroop en bc. D. van der Klaauw, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het besluit van 6 december 2022 is, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), mede onderwerp van dit geding. De Afdeling beoordeelt de besluiten van 23 mei 2022 en 6 december 2022 hierna in onderlinge samenhang

2.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 22 februari 2022 in Den Haag is aangetroffen naast een aangewezen inzamelvoorziening op de Drostendreef ter hoogte van lichtmast 17. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat in de huisvuilzak een adresdrager is aangetroffen met daarop haar adres.

3.       [appellante] betwist niet dat zij de huisvuilzak naast de inzamelvoorziening heeft geplaatst. Volgens [appellante] zaten de containers al dagenlang vol. [appellante] kon de huisvuilzak vanwege een knieblessure niet mee terug naar huis nemen. [appellante] had het op prijs gesteld als het college haar eerst een waarschuwing had gegeven, aangezien het de eerste keer was dat zij haar afval verkeerd heeft aangeboden. Verder heeft [appellante] er op gewezen dat het voor haar vanwege haar minimuminkomen moeilijk is om de kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang te vergoeden.

3.1.    In artikel 5:25, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

3.2.    Deze procedure gaat over de rechtmatigheid van het besluit van het college om spoedeisende bestuursdwang toe te passen en de kosten daarvan in rekening te brengen bij [appellante]. Deze procedure gaat niet over de vraag of de gemeente de containers vaak genoeg leegt.

De omstandigheid dat de containers op de Drostendreef vol zaten toen [appellante] de huisvuilzak daarin wilde weggooien, ontsloeg haar niet van haar verplichting om haar huisvuil op juiste wijze ter inzameling aan te bieden, bijvoorbeeld bij een andere container of op een ander moment. Ook als een container vol zit, is het niet toegestaan om er huisvuil naast te zetten. Het college verwacht dan ook terecht van [appellante] en van andere gebruikers van de containers dat zij bij het aantreffen van een volle container doorlopen naar een andere container of hun huisvuil weer mee terug naar huis nemen. De medische situatie van [appellante] maakt dat niet anders. Als zij in staat is om met haar huisvuil naar de container te lopen, dan kan er in beginsel van worden uitgegaan dat [appellante] ook in staat is om met haar huisvuil weer terug naar huis te lopen als de container vol blijkt te zijn. Als zij desondanks vanwege haar medische situatie niet in staat zou zijn om haar huisvuil weer mee terug naar huis te nemen bij het aantreffen van een volle container, dan komt het voor haar risico dat zij zelf met haar huisvuil is gaan lopen naar de container die mogelijk vol kon zijn. De omstandigheid dat de container vol was en de medische situatie van [appellante] maken dan ook niet dat de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor haar rekening behoren te komen.

Verder staat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:845, in de "Beleidsregel handhaving verkeerd aangeboden huisvuil 2013" dat een spoedeisend belang gemoeid is met de directe verwijdering van op onjuiste wijze aangeboden huisvuil, vanwege de negatieve gevolgen van het verkeerd aanbieden van huisvuil. Deze negatieve gevolgen zijn onder meer de vuilaantrekkende werking, het aantrekken van ongedierte en in algemene zin vervuiling. In de beleidsregel is verder bepaald dat spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast bij het niet op heterdaad ontdekken van verkeerd aanbieden van huisvuil. Vanwege de in de beleidsregel vermelde negatieve gevolgen mocht het college, overeenkomstig zijn beleid, overgaan tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, bestaande uit het direct opruimen van de huisvuilzak, zonder eerst een waarschuwing te geven.

Dat [appellante] het bedrag dat het college in rekening heeft gebracht niet kan betalen, is evenmin een omstandigheid op grond waarvan de kosten voor het verwijderen van de huisvuilzak niet voor haar rekening zouden moeten komen. In het besluit van 23 mei 2022 is vermeld dat [appellante], indien zij het bedrag niet ineens kan betalen, het college kan verzoeken om een betalingsregeling te treffen.

Het betoog faalt.

4.       Het beroep is ongegrond.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Melenhorst

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023

490