Uitspraak 202204604/1/R2 en 202204604/2/R2


Volledige tekst

202204604/1/R2 en 202204604/2/R2.
Datum uitspraak: 25 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[appellant], wonend te Roermond,

en

de raad van de gemeente Roermond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Veldje-Clauslaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Veldje B.V., een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting van 3 januari 2023 behandeld, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C. Tielen, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting Veldje B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R. Osinga, als partij gehoord.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het plan maakt aan de weg "Veldje" en de "Clauslaan" zes grondgebonden woningen mogelijk. Op dit moment hebben de gronden deels de bestemming "Woondoeleinden" en deels "Bedrijfsdoeleinden".

[appellant] is een omwonende die zich verzet tegen het plan, vanwege het proces voorafgaand aan de planvaststelling en met name de inspraak. Ook vreest hij aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroep

Inspraak

4.       [appellant] betoogt dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad tot dialoog met de gemeente en onvoldoende inspraak heeft gehad in de planvorming.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat initiatiefnemer in een vroeg stadium omwonenden heeft geïnformeerd over het project. Daarbij wilde initiatiefnemer meerdere malen in gesprek met omwonenden waaronder [appellant], maar dit heeft [appellant], net als andere omwonenden, afgewezen. Ook is [appellant] in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten via het sprekersplein mondeling toe te lichten. Van deze gelegenheid heeft hij ook gebruik gemaakt. Verder is de wettelijke procedure gevolgd.

4.2.    Vanaf de zomer van 2021 tot en met de terinzagelegging van het ontwerpplan in het voorjaar van 2022 is meermaals door initiatiefnemer contact gezocht en zijn omwonenden geïnformeerd over de plannen door onder andere een informatiefolder. De omwonenden, waaronder [appellant], wensten niet in gesprek te gaan met de initiatiefnemer, maar alleen met de gemeente. Dit is door [appellant] bevestigd ter zitting. Daarnaast heeft [appellant] een zienswijze kunnen indienen en heeft van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt. Naar aanleiding van onder meer zijn zienswijze, zijn aanpassingen gedaan aan het ontwerpplan. De voorgevel is 1 m naar achteren geschoven zodat er meer ruimte is ontstaan tussen de voorziene woningen en zijn woning, die aan de overzijde van de Clauslaan is gelegen. Ook heeft [appellant] gebruik kunnen maken van zijn spreekrecht tijdens de vergadering van de commissie Ruimte (sprekersplein). De Afdeling stelt daarmee vast dat de wettelijke procedure ingevolge afdeling 3.4 van de Awb is doorlopen. Gelet op het voorgaande is het plan tot stand gekomen in overeenstemming met procedurele regels voor het vaststellen van het plan. Dat niet voor het alternatief van [appellant] is gekozen, betekent niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad tot inspraak.

Het betoog slaagt niet.

Goede ruimtelijke ordening

5.       [appellant] betoogt dat een plan waarin vier woningen worden gerealiseerd met een gedeelte openbaar groen beter zou passen in de omgeving. Er zou dan geen sprake zijn van een onaanvaardbaar verlies van groen en verlies van uitzicht op dat groen. Ook zou de bebouwingsmassa- en concentratie beter passen in de omgeving en zouden vier woningen beter aansluiten bij de behoefte aan woningen voor starters en alleenstaanden. Daarbij vreest [appellant] voor onaanvaardbare parkeeroverlast in de omgeving door de realisatie van zes woningen. Hiertoe voert hij aan dat nu op sommige momenten alle parkeervakken vol staan en auto’s half op de weg parkeren.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat niet gekozen is voor vier woningen en een gedeelte openbaar groen in verband met het belang van volkshuisvesting. Er is sprake van een behoefte aan vrijstaande koopwoningen door de toename van het aantal huishoudens. Hierbij verwijst de raad naar de "Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025" en het "Woningmarkt onderzoek regio Midden-Limburg 2018-2030". Ook zou een gedeeltelijke groenbestemming niet passen in de "Groenvisie Roermond", omdat dit zou leiden tot meer snippergroen in de gemeente. Terwijl de Groenvisie meer strategisch groen in de wijken voorschrijft. De bouwmassa van het voorliggende plan is vergelijkbaar met de omgeving, waardoor de raad deze passend acht. De bouwmassa aan de overzijde van het plangebied is zelfs iets hoger, zo stelt de raad. De raad geeft toe dat geen sprake meer zal zijn van uitzicht op groen, maar dit acht hij in de binnenstedelijke omgeving, aanvaardbaar.

Over het parkeren, stelt de raad dat wordt voldaan aan de "Nota parkeernormen 2021" van de gemeente Roermond. Volgens de raad hoeft hij een eventueel bestaand parkeerprobleem niet op te lossen.

5.2.    Over de betogen over de bouwmassa, het uitzicht en het groen, stelt de Afdeling voorop dat weliswaar een deel van de gronden behorende tot het plangebied op dit moment bestaat uit een grasveld met bomen, maar dat geen sprake is van openbaar groen. De gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer en hebben onder het voorgaande bestemmingsplan "Maasniel" deels een bedrijfsbestemming en deels een woonbestemming. Weliswaar zal door de realisering van de zes woningen het grasveld met bomen grotendeels verdwijnen en de woon- en leefomgeving van [appellant] veranderen, maar de Afdeling ziet in hetgeen [appellant] aanvoert en, gelet op dat volkshuisvestingsbelang, de gemeentelijke Groenvisie en de binnenstedelijke omgeving, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan een goede ruimtelijke ordening dient.

5.3.    Over het parkeren overweegt de Afdeling als volgt.

De Afdeling stelt voorop dat het aantal benodigde parkeerplaatsen niet wordt betwist. [appellant] betoogt alleen dat de al bestaande woningen en daaruit voortvloeiende parkeerbehoefte had moeten worden meegerekend.

In paragraaf 3.4.2 van de plantoelichting is het volgende uiteengezet. Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie "rest bebouwde kom", uitgaande van "woning, vrijstaand" is de parkeerbehoefte 2,1 parkeerplaats per woning. De totale behoefte is dus 13 parkeerplaatsen. Bij de woningen worden 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd, maar er is gerekend met een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen, omdat een parkeerplaats op eigen terrein voor minder dan 1 parkeerplaats telt op grond van de gemeentelijke parkeernota. Daarnaast worden nog 4 parkeerplaatsen gerealiseerd op de gronden met de functieaanduiding "parkeerterrein". In totaal zijn 14 parkeerplaatsen voorzien.

In artikel 10.1.2 van de planregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin staat het gebruik van de gronden pas is toegestaan indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernota.

De Afdeling stelt vast dat de gronden voldoende ruimte bieden voor de realisatie van 14 parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat 14 parkeerplaatsen nodig zijn en dat voldoende is geborgd dat deze zullen worden gerealiseerd. Voor zover [appellant] betoogt dat de bestaande parkeerproblematiek had moeten worden betrokken in de afweging van de raad, overweegt de Afdeling dat een plan uitsluitend hoeft te voorzien in de parkeerbehoefte van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Het plan hoeft geen bijdrage te leveren aan het oplossen van een eventueel bestaand parkeertekort (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2022). De raad heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare parkeeroverlast.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Pistoor, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Pistoor
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023