Uitspraak 202104917/2/R3


Volledige tekst

202104917/2/R3.
Datum uitspraak: 25 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Kallenkote, gemeente Steenwijkerland, handelend onder de naam [bedrijf],

appellant,

en

de raad van de gemeente Steenwijkerland,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:943, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daar omschreven gebreken in het besluit van 30 maart 2021 te herstellen of in plaats daarvan een gewijzigd of nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 13 september 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "Tuk - [locatie]" vastgesteld.

[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       Bij besluit van 30 maart 2021 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Tuk, gemeente Steenwijkerland, afgewezen.

In de tussenuitspraak is onder 4.3 overwogen dat [appellant] terecht klaagt dat hij niet in de gelegenheid gesteld is te reageren op de ingediende zienswijzen, waartoe de raad hem de gelegenheid had moeten bieden op grond van artikel 3:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Onder 5.2 heeft de Afdeling overwogen dat de raad geen deugdelijke ruimtelijke onderbouwing ten grondslag heeft gelegd aan het besluit om het plan niet vast te stellen. De Afdeling heeft hierover onder meer overwogen:

"De Afdeling is niet gebleken op grond van welke overwegingen de raad van oordeel is dat het toestaan van bedrijven die onder milieucategorie 2 vallen onwenselijk moet worden geacht, ondanks dat wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. Het standpunt dat niet is onderzocht of de beoogde ontwikkeling onaanvaardbare gevolgen kan hebben voor de verkeerssituatie overtuigt de Afdeling niet. De raad heeft dit niet uitdrukkelijk aan het weigeringsbesluit ten grondslag gelegd. Uit de motivering van het weigeringsbesluit blijkt niet dat de raad een dergelijke ruimtelijke overweging relevant heeft geacht. Voor zover de raad van oordeel is dat er onvoldoende gegevens voorhanden zijn om de verkeersaantrekkende werking te beoordelen, ligt het op zijn weg om [appellant] in de gelegenheid te stellen om deze gegevens aan te vullen. Dat heeft de raad in dit geval niet gedaan. De Afdeling stelt daarnaast vast dat op grond van de huidige bestemming "Maatschappelijk" die op het perceel rust is, het realiseren van een schoolgebouw planologisch wel is toegelaten. Een dergelijke functie kan een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben. De Afdeling is vooralsnog niet overtuigd dat de ruimtelijke ontwikkeling die [appellant] beoogt in relevante mate nadeliger zou zijn voor de verkeerssituatie in de omgeving. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd dat het bestemmingsplan dat het college aan de raad heeft voorgelegd, niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening."

De Afdeling heeft in het vorenstaande aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad het besluit van 30 maart 2021 heeft genomen in strijd met de artikelen 3:15, derde lid, en 3:46 van de Awb.

Conclusie over beroep tegen besluit van 30 maart 2021

2.       Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 30 maart 2021 gegrond, zodat dit besluit dient te worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 4.3 en 5.2 [appellant] alsnog in de gelegenheid te stellen te reageren op de ingediende zienswijzen en vervolgens te onderbouwen waarom het bestemmingsplan volgens hem niet in redelijkheid kan worden vastgesteld, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

Het herstelbesluit

4.       De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak bij besluit van 13 september 2022 het bestemmingsplan "Tuk - [locatie]" vastgesteld. In dat plan is aan het perceel [locatie] onder meer de bestemming "Bedrijf" toegekend. In artikel 3.1.1, aanhef en onder a, van de planregels is bepaald dat de gronden met die bestemming zijn bestemd voor het uitoefenen van specifieke bedrijfsactiviteiten gericht op de reparatie van auto-electronica.

5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 30 maart 2021 en wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

7.       De Afdeling zal aan de hand van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het vaststellen van het plan heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.

Milieucategorie 2

8.       [appellant] betoogt dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom het plan op zijn perceel geen bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 mogelijk maakt. Volgens hem wordt voldaan aan de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). [appellant] wijst verder op het na de tussenuitspraak aan de raad overgelegde rapport, waaruit volgt dat met een bedrijf met milieucategorie 1 of 2 op het perceel er geen zwaardere belasting zal zijn voor de omwonenden op het punt van het aantal verkeersbewegingen.

9.       [appellant] heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 14 juni 2022 aan de raad het rapport "Memo Verkeer aantrekkende werking ontwikkeling Tukseweg" van 14 juni 2022 van Bureau Schmidt overgelegd. In dit rapport wordt geconcludeerd dat indien wordt gerekend met de globale CROW-kengetallen de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf onder milieucategorie 1 of 2 ongeveer 76 verkeersbewegingen per etmaal is en dat dit aantal nagenoeg gelijk is aan de verkeersaantrekkende werking van de bestemming "Maatschappelijk", die vóór het herstelbesluit op het perceel rustte. Uit het herstelbesluit volgt niet waarom de raad ondanks de conclusie van het rapport ervoor heeft gekozen op het perceel van [appellant] slechts het uitoefenen van specifieke bedrijfsactiviteiten gericht op de reparatie van auto-electronica mogelijk te maken en niet bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 1 en 2. Het kiezen voor een maatwerkbestemming is te meer opmerkelijk, nu uit paragraaf 4.10.1 van de plantoelichting volgt dat, zoals ook eerder al duidelijk was, een bedrijf van milieucategorie 2 op het perceel [locatie] aan de daarvoor geldende richtafstanden uit de VNG-brochure kan voldoen. Het besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering.

Conclusie over beroep tegen besluit van 13 september 2022

10.     Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 13 september 2022 is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat dit besluit moet worden vernietigd.

11.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen 4 weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

12.     De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plan met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

Proceskosten

13.     De raad van de gemeente Steenwijkerland moet de proceskosten vergoeden. Voor zover [appellant] heeft verzocht om vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor het laten opstellen van het rapport "Memo Verkeer aantrekkende werking ontwikkeling Tukseweg" van 14 juni 2022 van Bureau Schmidt, overweegt de Afdeling dat dit geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat hier niet om kosten die [appellant] heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep maar om kosten voor een rapport ter onderbouwing van haar aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van 30 maart 2021 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 30 maart 2021, waarbij de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Tuk, gemeente Steenwijkerland, heeft afgewezen;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van 13 september 2022 gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 13 september 2022, waarbij de raad het bestemmingsplan "Tuk - [locatie]" heeft vastgesteld;

V.       draagt de raad van de gemeente Steenwijkerland op om binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel IV. wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.      draagt de raad van de gemeente Steenwijkerland op om binnen 20  weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

VII.     veroordeelt de raad van de gemeente Steenwijkerland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.092,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Steenwijkerland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lap
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023