Uitspraak 202300016/1/A2


Volledige tekst

202300016/1/A2.
Datum uitspraak: 25 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van beroep voor de examens van Hogeschool Inholland,

verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 14 juli 2022 heeft de directeur van het domein Techniek, Ontwerpen en Informatica van de Hogeschool Inholland [appellant] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) voor de voltijds bacheloropleiding Civiele Techniek gegeven.

Bij beslissing van 14 september 2022 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: CBHO) ingesteld. Het CBHO, dat op 1 januari 2023 is opgehouden te bestaan, heeft dit beroep overgedragen aan de Afdeling.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. C.W. Elbers en R. Chamski, zijn verschenen. Elbers en Chamski hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.       [appellant] is in september 2020 met de voltijds bacheloropleiding Civiele Techniek begonnen. Aan het eind van het studiejaar 2020-2021 heeft [appellant] vanwege de maatregelen die in verband met COVID-19 binnen Hogeschool Inholland golden een uitgesteld studieadvies gekregen. Aan het eind van het studiejaar 2021-2022 had [appellant] 44 van de voor een positief studieadvies vereiste 56 studiepunten van het propedeuseprogramma behaald. Hij had op dat moment geen studiepunten uit de hoofdfase behaald. Gelet hierop en omdat hij voor de ontbrekende toetsen van het propedeuseprogramma inmiddels veel toetskansen had benut zonder voldoende resultaat, heeft de domeindirecteur [appellant] het BNSA gegeven. Volgens de domeindirecteur was de oorzaak van het niet behalen van het vereiste aantal studiepunten niet het gevolg van relevante persoonlijke omstandigheden. [appellant] heeft hiervan geen melding gemaakt bij de opleiding en ook niet bij een studentendecaan. Het college heeft het BNSA in stand gelaten.

2.       [appellant] is het niet eens met de beslissing van het college. Volgens [appellant] volgt uit een telefoongesprek met het college op 3 oktober 2022 dat de daadwerkelijk reden voor de ongegrondverklaring van zijn administratief beroep is dat hij niet over voldoende rekenvaardigheden beschikt. Hij is het hier niet mee eens. Volgens [appellant] volgt uit het behalen van de vakken Construeren beton en Betontechnologie dat hij wel degelijk over voldoende rekenvaardigheden beschikt. [appellant] voert voorts aan dat hij als gevolg van persoonlijke omstandigheden niet het vereiste aantal studiepunten heeft behaald. Hij heeft op 24 februari 2022 last gekregen van buikklachten en deze klachten zijn vanaf 5 april 2022 verergerd. Op 15 september 2022 heeft zijn huisarts de diagnose prikkelbare darm syndroom gesteld. Dit betekent dat sprake is van een chronische ziekte.

2.1.    Artikel 7.8b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) luidt:

"1. Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit brengt iedere student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale associate degree-opleiding of bacheloropleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de associate degree-opleiding of de bacheloropleiding. In geval van een deeltijdse associate degree-opleiding of bacheloropleiding regelt het instellingsbestuur het tijdstip waarop dat advies wordt uitgebracht.

2. Onverminderd het eerste lid kan het instellingsbestuur het advies aan de student uitbrengen zolang deze het propedeutisch examen niet met goed gevolg heeft afgelegd.

3. Aan een advies als bedoeld in het eerste of tweede lid kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste jaar van inschrijving, een afwijzing verbinden. Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het instellingsbestuur kan aan de afwijzing een termijn verbinden. Het instellingsbestuur kan de afwijzing uitstrekken tot opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen gemeen hebben. Het instellingsbestuur kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken, indien het in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding zorgt voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd.

[…]"

2.2.    Niet in geschil is dat [appellant] aan het eind van het studiejaar 2021-2022 niet het voor een positief studieadvies vereiste aantal van 56 studiepunten van het propedeuseprogramma heeft behaald. De Afdeling stelt voorts vast dat het college erkent dat [appellant] lijdt aan het prikkelbare darm syndroom. Het college stelt zich evenwel op het standpunt dat de slechte studieresultaten van [appellant] niet het gevolg zijn van die medische aandoening. De Afdeling is van oordeel dat het college zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. Hierbij is van belang dat uit de decaanverklaring van 6 april 2022 weliswaar volgt dat [appellant] wegens ziekte niet kon deelnemen aan de eerste kans van de toets voor het vak Vloeistof Mechanica 3, maar dit vak staat slechts voor 2 studiepunten, waardoor dit geen verklaring biedt voor niet behalen van de norm. [appellant] heeft evenmin op andere wijze aannemelijk gemaakt dat zijn persoonlijke omstandigheden zijn studieresultaten zodanig nadelig hebben beïnvloed dat hij de norm niet heeft kunnen behalen. Uit de door hem in beroep overgelegde medische informatie kan dit niet worden afgeleid. Verder is van belang dat [appellant] voor de ontbrekende toetsen van het propedeuseprogramma inmiddels veel toetskansen heeft benut met ruim onvoldoende resultaat en dat hij hierin ook weinig progressie laat zien. Het college benoemt in het verweerschrift dat [appellant], ondanks de door hem gevolgde bijlessen, acht rekenvakken die cruciaal zijn voor de opleiding niet heeft behaald en dat hij hierin geen vooruitgang laat zien. Gelet op het aantal pogingen en de daarbij behaalde resultaten hoefde het college het niet halen van die vakken niet aan de door [appellant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden toe te schrijven.

2.3.    Het betoog faalt.

3.       [appellant] heeft het door hem ter zitting gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd, zodat het hem alleen al daarom niet kan baten.

4.       Het beroep is ongegrond.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.

w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Komduur

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023

809