Uitspraak 202207290/2/R2 en 202207290/1/R2


Volledige tekst

202207290/2/R2 en 202207290/1/R2.
Datum uitspraak: 13 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 23 november 2022 in zaak nr. 22/2385 en 22/1993 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg.

Openbare zitting gehouden op 13 januari 2023 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter

griffier: mr. M. Scheele

Verschenen via een videoverbinding:

[verzoeker], vergezeld door [gemachtigde];

Het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door S.J.M. Bomhof en J. Jansen;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, vertegenwoordigd door J.J.W.A Geraerds en A.F. van der Velden

====================================

Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 23 november 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank).

In deze zaak heeft de rechtbank geoordeeld over een ontheffing die het college van gedeputeerde staten aan de gemeente Kerkrade heeft verleend van de verboden op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb ten behoeve van het slopen van het kerkgebouw, de Blijde Boodschapkerk, en vier aangelegen woningen in Kerkrade. In het kerkgebouw is een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis vastgesteld die met de sloop van de kerk wordt vernield.

[verzoeker] is het niet eens met de verleende ontheffing.

De ontheffing is verleend op 21 januari 2022. Bij besluit van 19 juli 2022 heeft het college het bezwaar van [verzoeker] ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:86 van de Awb tevens uitspraak in de hoofdzaak gedaan. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek is afgewezen.

[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld en de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter verklaart het hoger beroep ongegrond en beslist als volgt:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       wijst het verzoek af.

Redenen voor dit oordeel:

In de uitspraak van 23 november 2022 heeft de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden die [verzoeker] heeft ingediend getoetst of de ontheffing voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de ontheffing hieraan voldoet. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en het verzoek afgewezen.

In het verzoekschrift heeft [verzoeker] gesteld dat de rechtbank in haar uitspraak uit is gegaan van onjuiste feiten. De rechtbank heeft namelijk het standpunt van de gemeente gevolgd dat in de kerk uitsluitend een zomerverblijf van vleermuizen aanwezig is. Maar uit berichtgeving in de media (een krantenbericht van 7 december 2022) blijkt dat de werkzaamheden zijn begonnen met het onder toezicht verstoren van de gewone dwergvleermuis. Hieruit volgt dat deze vleermuis wel degelijk aanwezig is en er dus niet uitsluitend een zomerverblijf aanwezig is.

Daarnaast stelt [verzoeker] dat inmiddels is gebleken dat pas in 2024 woningen worden gebouwd, zodat er door de sloop nu nog geen onomkeerbare feiten moeten worden geschapen. Daarnaast lijkt ook te worden gesloopt tussen 16 maart 2023 en 14 april 2023. Ten slotte blijkt dat een noodzakelijke stikstofberekening niet aanwezig is.

De voorzieningenrechter overweegt dat in het activiteitenplan dat behoort bij de aanvraag voor de ontheffing, staat dat de ruimten in de spouwmuur en in de dakconstructie van de kerk zodanig zijn dat zij kunnen fungeren als kraam- en winterverblijf voor de gewone dwergvleermuis. Daarnaast is in de voorschriften bij de ontheffing onder meer opgenomen dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd in afstemming met een ecologisch deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend (voorschrift 10).

In de notitie "Verslag controlevleermuis verblijf", opgesteld door bureau Verbeek van 5 januari 2023 staat dat op dinsdag 13 december 2022 door de ecoloog in aanwezigheid van de sloopaannemer een inspectie is uitgevoerd. Bij deze inspectie zijn geen vleermuizen aangetroffen, maar is wel een riante spouwruimte aangetroffen achter de buitenmuurconstructie van de kerk waar vleermuizen zouden kunnen huizen. Ook zijn uitwerpselen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Omdat de kerk op dat moment nog niet natuurwaardenvrij kon worden verklaard is op advies van de ecoloog besloten om bij de daadwerkelijke sloop nog een laatste inspectie uit te voeren.

In een notitie van de ecoloog van 11 januari 2023 met als onderwerp "Logboek ecologische begeleiding sloop Blijde Boodschapkerk, Kerkrade",  is  verslag gedaan van een nadere inspectie, die plaatsvond op dinsdag 10 januari 2023. Door de ecoloog is tijdens deze inspectie vastgesteld dat de ruimte niet werd bewoond door vleermuizen. De kerk is daarop door de ecoloog natuurwaardenvrij verklaard.

De voorzieningenrechter constateert dat in de ontheffing rekening is gehouden met de mogelijkheid dat in de winter vleermuizen aanwezig kunnen zijn. In de voorschriften bij de ontheffing is bij de uitvoering van de werkzaamheden ook het inschakelen van een ecologisch deskundige voorgeschreven. Gezien de constateringen van de ecoloog, die niet met concrete gegevens zijn weersproken door [verzoeker], ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de rechtbank in zoverre uit is gegaan van onjuiste feiten.

Ook overigens ziet de voorzieningenrechter in het aangevoerde geen aanleiding om te oordelen dat de uitspraak van de rechtbank onjuist is. Dat mogelijk pas in 2024 woningen worden gebouwd en mogelijke afwijkende feitelijke data voor de sloop zijn niet relevant voor de juistheid van het besluit om ontheffing te verlenen, mede gelet op de informatie over de planning in het activiteitenplan en addendum.

Verder heeft [verzoeker] op 12 januari 2023 een stuk ingediend waarin wordt genoemd dat contact bestaat over mogelijkheden voor een alternatieve invulling van de kerk. Hierdoor zou sloop niet nodig zijn. Maar evenals de rechtbank heeft overwogen over een eerder alternatief voorstel voor de kerk, blijkt hieruit niet welk effect het heeft op de gewone dwergvleermuis. Daarnaast is de op 12 januari 2023 genoemde mogelijkheid in dit stadium van de procedure, niet een alternatief dat het college op 19 juli 2022 (de datum van het besluit op bezwaar) bij de besluitvorming had moeten betrekken. Mede gelet daarop is er ook geen aanleiding om in te gaan op het ter zitting door [verzoeker] gedane aanbod tot het geven van een nadere toelichting op deze mogelijkheid. Ook hierin bestaat geen aanleiding om de uitspraak van de rechtbank onjuist te achten.

[verzoeker] heeft de stikstofproblematiek voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgrond niet voor. De voorzieningenrechter bespreekt deze beroepsgrond dus niet inhoudelijk.

Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Scheele

griffier

723