Uitspraak 202201198/1/A2


Volledige tekst

202201198/1/A2.
Datum uitspraak: 18 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 februari 2022 in zaak nr. 21/4405 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds)

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het schadefonds aan [appellante] een uitkering van € 2.500,00 toegekend op basis van de Wet Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: Wsg).

Bij besluit van 4 augustus 2021 heeft het schadefonds het door [appellante] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellante]  daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het schadefonds heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.       Het schadefonds heeft aan [appellante] een uitkering van € 2.500,00 toegekend, omdat zij tussen 2015 en 2020 is geslagen door haar moeder. Het fonds is hierbij uitgegaan van huiselijk geweld in letselcategorie 2 als omschreven in paragraaf 1.2.3 van de door het fonds gehanteerde Beleidsbundel en Letsellijst (hierna gezamenlijk ook: de beleidsregels). De rechtbank heeft overwogen dat het schadefonds zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellante] geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die nopen tot toekenning van de hogere uitkering uit letstelcategorie 3. De rechtbank overweegt hiertoe dat de brief van ThuisTeamJeugd van 24 augustus 2021 en de brief van orthopedagoog Rommelse van 27 januari 2022 onvoldoende aanleiding geven voor een ander oordeel, omdat in deze brieven geen diagnose wordt gesteld en hieruit niet blijkt dat behandelingen zijn gestart. Dit is wel vereist voor indeling in letselcategorie 3.

2.       [appellante] stelt in haar hoger beroepschrift van 11 februari 2022 dat haar psychisch letsel ernstiger is dan normaal verondersteld mag worden. Er is volgens haar door een bekwaam persoon een diagnose gesteld op basis van psychisch letsel. Zij stelt verder dat zij wordt behandeld volgens een behandelplan door een deskundige behandelaar, waarbij het gaat om meer dan twintig sessies. [appellante] erkent dat de tot dan toe overgelegde verklaring vaag is en geeft aan dat de behandelaar geen uitgebreide verklaring wil geven vanwege privacyredenen. Zij vermeldt dat haar moeder inmiddels een nieuwe verklaring heeft gevraagd, waaruit naar verwachting zal blijken dat indeling in letselcategorie 3 gerechtvaardigd is.

3.       Bij brief van 15 maart 2022 heeft [appellante] een nader stuk als bewijs in geding gebracht. Het gaat om een verklaring van de Afdelingsleider onderbouw van het Rotterdams Vakcollege De Hef VMBO-MAVO. In deze verklaring, gedateerd 7 februari 2022, wordt vermeld dat [appellante] een time-out wordt gegeven van 7 tot en met 11 februari 2022, omdat zij heeft gevochten. De Afdelingsleider geeft aan dat de school bezig is te onderzoeken of aan [appellante] de ondersteuning kan worden geboden die zij nodig heeft. Als bijlage bij de brief is een Ontwikkeling Perspectief Plan gevoegd.

4.       De Afdeling is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Het in de beleidsregels neergelegde beleid van het schadefonds is dat voor indeling in letstelcategorie 3 vereist is dat er een diagnose is waaruit psychisch letsel als gevolg van een geweldsmisdrijf blijkt en een na de diagnose volgende behandeling van zeventien sessies of meer. Het geweldsmisdrijf moet stelselmatig huiselijk geweld betreffen dat naar aard en gevolgen ernstiger is dan categorie 2. De letsellijst geeft aan dat het bijvoorbeeld gaat om ernstig geweld, seksueel geweld, zeer lange duur of hoge frequentie. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat dit beleid, dat als zodanig in hoger beroep niet wordt bestreden, onrechtmatig is. De overweging van de rechtbank dat uit de verklaringen van ThuisTeamJeugd en orthopedagoog Rommelse niet blijkt dat aan de voorwaarden uit het beleid wordt voldaan, is in hoger beroep evenmin bestreden. Met betrekking tot de eerste verklaring overweegt de Afdeling in het bijzonder nog dat deze verklaring vermeldt dat per 16 juli 2017 wordt gestart met een gezinsbehandeling ter verbetering van de gezinssituatie, aangeduid als multidimensionele familietherapie (MDFT). Een dergelijke behandeling heeft tot doel probleemgedrag van een jongere af te doen nemen en is dus niet gericht op een behandeling van psychisch letsel.

5.       De in vervolg op het hoger beroepschrift nader ingediende stukken vormen evenmin bewijs dat aan de eisen voor letselcategorie 3 wordt voldaan. Deze stukken gaan namelijk over een time-out op school vanwege vechten en over ondersteuning van [appellante] op sociaal-emotioneel vlak.

6.       Er is dus niet voldaan aan de in de beleidsregels gestelde voorwaarden. Evenmin is gebleken van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8.       Het schadefonds hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Soest-Ahlers
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023