Uitspraak 202107944/1/A2


Volledige tekst

202107944/1/A2.
Datum uitspraak: 18 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 november 2021 in zaak nr. 20/1790 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] over 2018 definitief vastgesteld op € 0,00.

Bij besluit van 5 maart 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door  [appellant] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.       Partijen zijn het erover eens dat de Belastingdienst/Toeslagen de beslistermijn in bezwaar heeft overschreden. Ook de rechtbank constateert dat dit het geval is. De rechtbank heeft overwogen dat de beslistermijn geen fatale termijn is, maar een termijn van orde.

2.       [appellant] is het niet eens met de rechtbank, omdat hij vindt dat voor beide procespartijen termijnen gelden die moeten worden nageleefd. Als hij zelf te laat is, wordt hij niet-ontvankelijk verklaard. Hij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

3.       Het oordeel van de rechtbank is juist. De rechtbank heeft terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1821. Daarin heeft de Afdeling overwogen dat overschrijding van de beslistermijn op zichzelf de rechtmatigheid van het besluit niet aantast. Dat degene die bezwaar of beroep tegen een besluit wil indienen zich - tenzij sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding - wél moet houden aan de wettelijke termijn voor het indienen van een rechtsmiddel, leidt niet tot een ander oordeel. Deze termijn is gesteld omdat op enig moment duidelijk moet zijn of een besluit nog onderwerp van discussie kan zijn dan wel definitief vaststaat. De rechtszekerheid vereist dat na ongebruikt verstrijken van de bezwaar- of beroepstermijn het besluit definitief vaststaat. Zoals de Belastingdienst/Toeslagen in zijn reactie op het hoger beroepschrift terecht stelt, verbindt de wet aan het te laat beslissen op bezwaar andere gevolgen, namelijk de mogelijkheid om - mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan - een dwangsom te vragen en de mogelijkheid om beroep bij de rechter in te stellen tegen het uitblijven van een besluit.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. drs. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Soest-Ahlers
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023