Uitspraak 202206915/2/R3


Volledige tekst

202206915/2/R3.
Datum uitspraak: 9 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Schiedam,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Schiedam,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 9 januari 2023 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter

griffier: mr. M.L. Franke

Verschenen:

[verzoeker];

de raad, vertegenwoordigd door ing. M.J. Kap;

[projectontwikkelaar], vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. E. Dans, advocaat te Rotterdam.

Het verzoek richt zich tegen het besluit van de raad van 18 oktober 2022, waarbij het bestemmingsplan "Kop van de Singel" is vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft, onder meer, [verzoeker] beroep ingesteld en hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af.

Gronden:

Spoedeisend belang en kortsluiting

[projectontwikkelaar] wil in het plangebied snel van start met de realisering van het project s’MAAK. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.

Over het verzoek om kortsluiting van de raad merkt de voorzieningenrechter op dat niet alleen [verzoeker] beroep heeft ingesteld. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter zich beperken tot het ingediende verzoek en niet tevens uitspraak in de hoofdzaak doen.

Bomen

[verzoeker] wil dat de 9 bomen rondom het trapveldje behouden blijven, omdat deze bomen de stad beschermen tegen oververhitting. Als de bomen moeten worden gekapt, moet volgens hem eerst een milieueffectrapportage worden gemaakt.

Dit betoog geeft geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter overweegt dat er al een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van deze bomen, zoals ook op de zitting is besproken. Die omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk en staat in deze procedure over het bestemmingsplan verder niet ter discussie. Daarmee kan ook wat [verzoeker] verder heeft aangevoerd over de noodzaak van een onderzoek naar de milieugevolgen door de kap verder onbesproken blijven.

Waterberging

[verzoeker] vreest voor wateroverlast als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit betoog geeft evenmin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de raad op de zitting heeft toegelicht dat er een waterkelder moet worden gerealiseerd, die ruim voldoende is om eventueel overtollig water op te vangen.

Stoep en containers

[verzoeker] wil dat er in het bestemmingsplan wordt geregeld dat een voldoende brede stoep en voldoende containers worden gerealiseerd in het plangebied.

Dit betoog geeft ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De breedte van de stoep en de hoeveelheid afvalcontainers betreffen uitvoeringsaspecten. Deze hoeven niet te worden geregeld in het bestemmingsplan zelf. Voor zover daar te zijner tijd nadere besluiten over genomen worden, kan [verzoeker] daar rechtsmiddelen tegen aanwenden.

Trapveldje

Volgens [verzoeker] moet het huidige trapveldje, dat is gelegen in het plangebied op de gronden waar het project ’s MAAK zal worden gerealiseerd, behouden blijven. Omdat de raad het trapveldje niet als zodanig heeft bestemd, heeft de raad geen rekening gehouden met de belangen van degenen die gebruikmaken van dit veldje.

De voorzieningenrechter overweegt dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening een belangenafweging moet maken die moet leiden tot het leggen van bestemmingen op de gronden van het plangebied en, met het oog op die bestemmingen, het vaststellen van regels over het gebruik van die gronden. De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan veel gewicht toegekend aan het belang daar 79 woningen te kunnen realiseren, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de opgave om woningen toe te voegen aan de woningmarkt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan dit belang, dan aan de wens van [verzoeker] om het trapveldje te behouden. De wens het trapveldje te behouden is dan ook geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat met dit voorlopig oordeel niet is ingegaan op de vraag of het in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen relativiteitsvereiste in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit op dit punt.

Conclusie

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.

De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

w.g. Knol
voorzieningenrechter

w.g. Franke
griffier

926