Uitspraak 202201405/1/A3


Volledige tekst

202201405/1/A3.
Datum uitspraak: 28 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 24 januari 2022 in zaak nr. 21/483 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2020 heeft het college een door [appellant] ingediend verzoek om informatie deels toegewezen.

Bij besluit van 7 januari 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 januari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om kennis te nemen van de vertrouwelijke stukken.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. G.S.E. Bartels en mr. M. Compter, zijn verschenen.

Overwegingen

Verzoek

1.       [appellant] heeft het college op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzocht om documenten over de uitgeschreven prijsvraag voor het project ‘De Raadskamer’ en meer specifiek om documenten die de winnaar van de prijsvraag, [naam bedrijf], heeft ingediend.

Wettelijk kader

2.       Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus.

Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 7 januari 2021, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Wob nog van toepassing is.

Besluiten van het college

3.       Het college heeft een deel van de gevraagde informatie openbaar gemaakt. Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft het college besloten openbaarmaking van documenten in map 2 te weigeren. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kans dat [bedrijf] door openbaarmaking van map 2 schade oploopt zeer aanwezig is. Het gaat om de volgende documenten:

- Stichtingskostenberekening [bedrijf];

- Onderbouwing opbrengsten koop appartementen [bedrijf];

- Bouwkostenraming De Raadskamer [bedrijf].

Hoger beroep

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat [bedrijf] door openbaarmaking van deze documenten schade lijdt. Niet is onderbouwd waaruit deze schade zou bestaan. Bovendien is geen sprake geweest van het vertrouwelijk aanbieden van stukken uit de prijsvraag door [bedrijf] Het algemeen belang van openbaarheid is in dit geval groter dan het belang van de derde-partij bij het geheimhouden van de gevraagde informatie.

5.       De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennisgenomen van de vertrouwelijk overgelegde documenten uit map 2.

Op basis van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob kan worden voorkomen dat concurrentiegevoelige informatie openbaar wordt gemaakt, wanneer dat leidt tot onevenredige benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken rechtspersoon, in dit geval [bedrijf]. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college openbaarmaking van de documenten uit map 2 op deze grond heeft mogen weigeren. Hiertoe is van belang dat de geweigerde documenten uit map 2 concurrenten inzicht bieden in concrete informatie waaruit volgt wat de (geschatte) stichtings- en bouwkosten volgens [bedrijf] zijn en deze informatie kan door hen bij een volgende (aanbestedings)procedure gebruikt worden. Dit kan leiden tot oneerlijke mededinging, waardoor (toekomstige) concurrenten, huurders en potentiële kopers onevenredig worden bevoordeeld en [bedrijf] onevenredig benadeeld ten opzichte van deze partijen. Dat geldt ook bij de door [appellant] ter zitting naar voren gebrachte optie, waarbij de specifieke bedragen worden weggelakt. De documenten geven dan nog wel inzicht in de opbouw van de kostenposten zoals [bedrijf] deze hanteert, waar concurrenten ook hun voordeel mee kunnen doen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking in dit geval niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadering van [bedrijf] Het betoog slaagt niet.

Slotsom

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ley-Nell
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022

597