Uitspraak 202102984/1/R4


Volledige tekst

202102984/1/R4.
Datum uitspraak: 28 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Wijchen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2021 in zaak nr. 19/4277 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Wijchen.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2019 heeft het college, voor zover hier van belang, aan [appellante] een revisievergunning verleend voor het veranderen van haar inrichting (activiteit "milieu") aan de [locatie] in Wijchen (hierna: het perceel).

Bij uitspraak van 12 april 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2022, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. ir. L.A.M. Jaakke, en het college, vertegenwoordigd door ing. L.E.A. Houben, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellante] exploiteert op het perceel een inrichting voor onder meer grondverzetwerkzaamheden en op- en overslag van afvalstoffen en bouwstoffen. Op het perceel was voorheen Sita Recycling Services Wijchen B.V. gevestigd.

Op 29 november 2017 heeft [appellante] een aanvraag ingediend voor een milieu-revisievergunning, omdat de aard van de activiteiten van de inrichting wijzigt. Het college heeft bij besluit van 19 juni 2019 de revisievergunning verleend. [appellante] is het niet eens met het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.2.3.

Dat voorschrift ziet op het AV-beleid (acceptatie en verwerkingsbeleid) en de AO/IC (administratieve organisatie en interne controle) en luidt als volgt:

"Het AV-beleid en de AO/IC moeten uiterlijk drie maanden nadat deze vergunning is verleend worden aangepast aan de Afvalstoffenverordening. Toelichting: acceptatie van afvalstoffen (snoeihout, B-hout en puin) afkomstig van particulieren is niet toegestaan, want dit is in strijd met de gemeentelijke afvalverordening. (4. Afvalstof instructie, blz. 13, 14 en 16). Men mag alleen containers accepteren met snoeihout, B-hout en puin die men eerst bij de klant heeft uitgezet. Indien [appellante] een vergunning in het kader van de Afvalstoffenverordening verkrijgt is het accepteren van particulieren wel toegestaan. AV-beleid en de AO/IC dienen de werkelijke werking van de inrichting te beschrijven."

In vergunningvoorschrift 2.2.2 is bepaald dat de vergunninghouder altijd moet handelen overeenkomstig het AV-beleid.

2.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college voorschrift 2.2.3 niet aan de vergunning had mogen verbinden. Daartoe stelt zij dat het voorschrift geen betrekking heeft op de fysieke leefomgeving en daarom niet in het belang van de bescherming van het milieu is. Verder tast het voorschrift de bestaande rechten aan, omdat het een verbod inhoudt om in de inrichting huishoudelijke afvalstoffen direct van particulieren te accepteren. Op grond van de eerder aan Sita verleende vergunning was dit wel toegestaan, aldus [appellante].

2.1.    Op grond van de artikelen 2.22, tweede lid, en 2.14, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) worden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit "milieu" de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het belang van de bescherming van het milieu.

Op grond van artikel 1.1, tweede lid, van de Wabo en artikel 1.1, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer wordt onder "bescherming van het milieu" mede verstaan de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen.

Vergunningvoorschrift 2.2.3 heeft betrekking op de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen en daarmee op het belang van de bescherming van het milieu. Verder is het op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Afvalstoffenverordening van de gemeente Wijchen verboden om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen zonder daartoe door het college te zijn aangewezen. Het verbod om in de inrichting afvalstoffen van particulieren in te zamelen volgt derhalve niet uit voorschrift 2.2.3 maar uit de Afvalstoffenverordening. Het voorschrift leidt dus ook niet tot aantasting van bestaande rechten.

2.2.    In wat [appellante] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college voorschrift 2.2.3 niet aan de vergunning heeft mogen verbinden. De rechtbank is, weliswaar op andere gronden, terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

3.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022

190-971