Uitspraak 202102155/3/R2


Volledige tekst

202102155/3/R2.
Datum uitspraak: 28 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Brunssum,

appellant,

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,

verweerder.

Procesverloop

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit door het college op het bezwaar tegen de afwijzing van zijn verzoek van 14 augustus 2020 om op te treden dan wel geluidswerende maatregelen te nemen op de gevel van zijn woonwagen.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.E. Barnhoorn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] woont in een woonwagen in Brunssum en heeft door verkeersbewegingen last van geluidsoverlast, met name in de avond en nacht. Volgens hem wordt het maximale geluidsniveau van 33 dB in zijn woonwagen overschreden. Hij heeft het college gevraagd op te treden tegen deze overschrijding, dan wel geluidwerende maatregelen te nemen. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat [appellant] in een woonwagen woont die op een geluidsgevoelig terrein staat, om die reden geen binnenwaarde van 33 dB geldt en het college dus niet verplicht is om geluidwerende maatregelen te treffen als voorzien in artikel 111b, tweede lid, van de Wet geluidhinder (Wgh). Het college stelt zich daarbij op het standpunt dat de mededeling van 14 augustus 2020 dat geen geluidwerende maatregelen worden getroffen geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is, omdat artikel 111b, tweede lid, van de Wgh in zijn geheel niet van toepassing is op de woonwagen van [appellant]. [appellant] kan daarom geen bezwaar tegen de afwijzing maken, aldus het college.

2.       [appellant] betoogt dat de mededeling van 14 augustus 2020 wel een besluit is, omdat artikel 111b, tweede lid, van de Wgh op zijn woonwagen van toepassing is. Hij wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2721. Daarin heeft de Afdeling onder 4.3 overwogen dat provinciale staten bij zijn standpunt over de geluidsbelasting van de Buitenring Parkstad Limburg heeft mogen betrekken dat, gelet op artikel 111b, tweede lid, van de Wgh, voor de woning van een andere appellant én de woonwagen van [appellant] een binnenwaarde van 33 dB is gewaarborgd. Volgens hem heeft de Afdeling daarmee vastgesteld dat in zijn woning wel een binnenwaarde van 33 dB geldt en moet het college daar naar handelen.

2.1.    De overweging waarop [appellant] zich beroept, is ontleend aan de toelichting bij het inpassingsplan. In de toelichting staat niet dat voor de woonwagen van [appellant] een binnenwaarde van 33 dB geldt. Die binnenwaarde wordt gegarandeerd voor een aantal specifieke woningen. Wellicht dat het verwarrend is dat de Afdeling de woonwagen heeft genoemd in combinatie met de binnenwaarde die geldt voor andere woningen, maar in die overweging heeft de Afdeling alleen geoordeeld dat het college op basis van de toelichting goed heeft gemotiveerd dat de geluidsbelasting aanvaardbaar is. Dat betekent ook dat de Afdeling met de uitspraak niet heeft bepaald dat een binnenwaarde van 33 dB geldt voor de woonwagen van [appellant].

2.2.    Gezien wat onder 3.1. is overwogen, komt aan de mededeling van het college geen bijzondere betekenis toe. Die mededeling is, wat [appellant] ook niet betwist, geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De woonwagen van [appellant] staat namelijk op een woonwagenstandplaats. Dit is een geluidsgevoelig terrein (artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van het Besluit geluidhinder) en bij geluidsgevoelige terreinen geldt een maximale geluidsbelasting aan de grens van dat terrein (artikel 3.1, eerste lid, van dat Besluit). Dit betekent dat er geen hogere geluidsbelasting op de gevel van de woonwagen van [appellant] geldt en dus ook niet de verplichting bestaat geluidswerende maatregelen te treffen om overschrijding van de in artikel 111b van de Wgh genoemde maximale binnenwaarden te voorkomen.

2.3.    Het college heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat artikel 111b, tweede lid, van de Wgh niet op de woonwagen van [appellant] van toepassing is. Dit betekent dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de mededeling van 14 augustus 2020, dat die mededeling geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is en dat [appellant] daartegen geen bezwaar kan maken. Dit betekent ook dat de Afdeling zijn beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet kan behandelen.

3.       De Afdeling is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022

638

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Artikel 111b

[…]

2.       Indien met betrekking tot gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege een weg, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels, ingeval het een weg betreft die na 1 januari 1982 is of wordt aangelegd en is opgenomen in een overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld bestemmingsplan, dan wel na dat tijdstip ingevolge een besluit, genomen met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, is aangelegd, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt.

[…]

Besluit geluidhinder

Artikel 1.2

[…]

3.       Als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de wet worden aangewezen:

a. een standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag,

[…]

Artikel 3.1

1.       In geval van aanleg van een weg is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege die weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van die weg, 48 dB.

[…]

Wet op de huurtoeslag

Artikel 1

[…]

j. standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

[…]