Uitspraak 202205437/2/R2


Volledige tekst

202205437/2/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Laarbeek,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Lekerstraat ong., Beek en Donk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting van 6 december 2022 behandeld, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door M.H.P. van den Elsen en S. Hendriksen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. N. Crooijmans, advocaat te Deurne, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       [partij] woont op [locatie 1] in Beek en Donk en heeft daar een bedrijf. Vanwege de verbreding van de provinciale weg N279 worden de woning en het bedrijf van [partij] verplaatst naar het perceel op de [locatie 2] in Beek en Donk. Daarvoor is het bestemminsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een woning met een loods voor stalling en opslag mogelijk op het perceel [locatie 2]. [verzoeker] en anderen wonen op de percelen naast en tegenover het plangebied en zijn het niet eens met het plan. Volgens hen is het plan onder meer in strijd met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: IOV).

2.       De relevante bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Spoedeisend belang

3.       [verzoeker] en anderen hebben spoedeisend belang bij hun verzoek. Op 22 juli 2022, de dag nadat het plan is vastgesteld, is namelijk een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning, een bijgebouw en een bedrijfsloods aangevraagd.

Beoordeling verzoek

4.       De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor een integrale beoordeling van alle gronden die [verzoeker] en anderen tegen het plan naar voren hebben gebracht. De voorzieningenrechter zal zich beperken tot het aanhalen van drie gronden en de beoordeling of het plan in zoverre naar verwachting in de bodemprocedure in stand zal blijven.

5.       [verzoeker] en anderen betogen allereerst dat het plan ten onrechte de bouw van een bedrijfsloods voor stalling en opslag in een woonbestemming mogelijk maakt. Volgens hen past een loods van 1.000 m2 niet bij de woonbestemming.

Zij betogen verder dat het plan niet leidt tot een kwaliteitsverbetering van het landschap, terwijl dat vereist is. De sloop op de locaties die volgens de raad leiden tot een kwaliteitsverbetering, is niet geregeld in dit plan (artikel 3.9, eerste en tweede lid van de IOV).

[verzoeker] en anderen betogen ook dat de raad niet goed heeft gemotiveerd dat het plan past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied (artikel 3.77 en 3.79, eerste lid, aanhef en onder c, van de IOV).

5.1.    De voorzieningenrechter twijfelt of het plan in de bodemprocedure in stand zal blijven. Duidelijk is dat de loods die het plan mogelijk maakt bedrijfsmatig gebruikt zal gaan worden voor opslag en stalling. De raad heeft dit gebruik toegestaan in artikel 4.1, onder c van de planregels. De vraag ligt nu voor of het toestaan van een bedrijf van deze aard en omvang passend is in een woonbestemming. De voorzieningenrechter twijfelt daaraan.

Om te zorgen voor de benodigde fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit zal op gronden in de buurt van het plangebied bebouwing worden gesloopt. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat die sloop is vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten. Alleen is niet gebleken hoe die sloop is geborgd op de wijze als is geregeld in artikel 3.9, tweede lid van de IOV. De voorzieningenrechter twijfelt daarom of dit plan in overeenstemming is met dit artikellid.

Ook is het de voorzieningenrechter niet duidelijk of dit plan past in de ontwikkelingsrichting van het gebied als bedoeld in artikel 3.79, eerste lid, aanhef en onder c, van de IOV. De plantoelichting en het Landschappelijk inpassingsplan verwijzen daartoe naar het Landschapsontwikkelingsplan Laarbeek uit 2003, waarin de ontwikkelingsrichting voor het gebied waarop het bestemmingsplan ziet, is opgenomen. Hierin is onder meer aangegeven dat een verdere verdichting door middel van woningbouw aldaar niet gewenst is. Uit de plantoelichting en het Landschappelijke inpassingsplan blijkt niet hoe het toestaan van een nieuwe woning in het plangebied desondanks past binnen het landschapsontwikkelingsplan. Ter zitting heeft de raad ook erkend dat dit niet goed is gemotiveerd.

Conclusie

6.       Er bestaat daarom aanleiding om het plan te schorsen. Het verzoek wordt toegewezen.

7.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 21 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lekerstraat ong., Beek en Donk";

III.      veroordeelt de raad van de gemeente Laarbeek tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.568,78, waarvan € 1.518 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat de raad van de gemeente Laarbeek aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022

638-980

Bijlage:

Artikel 3.9 van de IOV luidt:

"1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.

2. Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:

a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of

b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen.

[…]"

Artikel 3.77 luidt:

"1. Voor de toepassing van de maatwerkbepalingen in deze afdeling geldt dat het bestemmingsplan een onderbouwing bevat dat de ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied. Een ontwikkelingsrichting wordt opgesteld met toepassing van de basisprincipes, bedoeld in paragraaf 3.1.2, en gaat in ieder geval in op de volgende aspecten:

a. welke activiteiten en functies vanuit een gebiedsgerichte benadering passen in de omgeving;

b. welke effecten de ontwikkeling van die activiteiten en functies heeft op andere aspecten, waaronder een veilige en gezonde leefomgeving, de te beschermen waarden, bedoeld in afdeling 3.2 Basis op orde, mobiliteit, agrarische ontwikkeling, stedelijke ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;

c. op welke wijze de omgevingskwaliteit in het gebied versterkt kan worden, mede gericht op de toepassing van artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap; en

d. op welke wijze de sloop van overtollige bebouwing wordt gerealiseerd.

2. Bij het opstellen van een ontwikkelingsrichting worden deskundigen betrokken op het gebied van omgevingskwaliteit, onder wie een deskundige die bij de provincie Noord-Brabant werkzaam is."

Artikel 3.79, eerste lid, aanhef en onder c luidt:

"Een bestemmingsplan kan voorzien in een of meerdere ruimte-voor-ruimtekavels in Stedelijk gebied of Landelijk gebied als deze ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied, bedoeld in artikel 3.77."

8.       Artikel 4.1, van de regels van het plan "Lekerstraat ong., Beek en Donk" luidt:

"De als 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag/stalling’, een opslag/stalling;

[…]"