Uitspraak 202107222/1/R2


Volledige tekst

202107222/1/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Reusel-De Mierden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Stedelijk gebied, Lindenhof Lage Mierde" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Arcade Capital BV en Amadeus Lindenhof Fonds BV hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] en anderen en Arcade Capital en Amadeus Lindenhof Fonds hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2022, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. van der Hoff en M. Verkooijen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Arcade Capital en Amadeus Lindenhof Fonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde B] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan maakt de herstructurering van het voormalig zorgcentrum de Lindenhof mogelijk. Een gedeelte van de bestaande bebouwing zal worden gesloopt en er wordt een nieuw woon-/zorgcentrum met veertig zorgappartementen en twaalf sociale huurwoningen gebouwd. Ook wordt er een twee-onder-een-kapwoning gebouwd. [appellant] en anderen wonen in de nabijheid van het plangebied en kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij vrezen dat de bouw van het woon-/zorgcentrum dicht op de Hoosemanstraat leidt tot een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Ook vrezen zij een aantasting van de plaatselijke archeologische waarden.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De beroepsgronden

Is de raad voldoende ingegaan op de zienswijze van [appellant] en anderen?

3.       [appellant] en anderen betogen dat de raad onvoldoende heeft gereageerd op de alternatieven die zij in hun zienswijze hebben voorgesteld over de situering van het bouwvlak en de bouwhoogte. De gemeente heeft geen gehoor gegeven aan de uitvoerbare opties die de omwonenden hebben aangedragen om de massaliteit en bouwhoogte voor de omwonenden aanvaardbaar te maken. De raad heeft in de zienswijzenota geen steekhoudende argumenten gegeven waarom is gekozen voor de plaatsing van het bouwvlak dicht langs de Hoosemansstraat en de toegestane bouwhoogte.

3.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad in de zienswijzenota gemotiveerd is ingegaan op de alternatieven die [appellant] en anderen hebben voorgesteld. Voor zover [appellant] en anderen zich inhoudelijk niet kunnen vinden in de motivering die de raad heeft gegeven, wordt dit hierna besproken.

Het betoog slaagt niet.

Past het plan in de omgeving?

4.       [appellant] en anderen betogen dat het plan niet past in de omgeving en in het dorpse karakter van Lage Mierde. Het bouwblok heeft voor de gemeente ongekende afmetingen en het staat veel dichter op de aangrenzende wegen dan de in de gemeente gebruikelijke 10 m afstand. Verder had het plan door middel van meer groen beter landschappelijk ingepast moeten worden. Aan de Hoosemanstraat zal een bijzondere boom gekapt moeten worden en al het nieuwe groen wordt aangeplant op de binnenplaats van het bouwvlak. Als het bouwvlak net als het bouwvlak in het huidige plan in het midden van het perceel was gesitueerd, was er meer ruimte geweest voor groen aan de randen van het plangebied. In dat geval hadden de omwonenden zich beter in de plannen kunnen vinden.

4.1.    De Afdeling stelt vast dat de bouwmogelijkheden die het plan biedt afwijken van de huidige, feitelijk aanwezige bebouwing en met de bouwmogelijkheden van het vorige bestemmingsplan. Dat betekent naar het oordeel van de Afdeling echter niet dat het plan niet past in de omgeving. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende. Het bouwvlak uit het vorige bestemmingsplan "Kom Lage Mierde" uit 2013 maakte bebouwing mogelijk met een oppervlakte van ongeveer 1.750 m2, een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 9,5 m. Het bouwvlak in het huidige plan maakt bebouwing mogelijk met een oppervlakte van ongeveer 2.100 m2, een maximale goothoogte van 9,5 m en een maximale bouwhoogte van 12 m. Hierdoor maakt het plan bebouwing van twee verdiepingen mogelijk met een kap. De raad heeft toegelicht dat ervoor is gekozen een terugtredende kap mogelijk te maken om de toekomstige bebouwing een minder massale uitstraling te geven.

De maximaal toegestane bouwhoogte in het plangebied neemt dus toe maar het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018", dat op de rest van de dorpskern van toepassing is, laat in de nabije omgeving bebouwing met een hoogte van 10 tot 13 m toe. De raad mocht de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, daarom in overeenstemming achten met bebouwing die al mogelijk is in het plangebied en in de directe omgeving daarvan. En hoewel de grens van het bouwvlak met een afstand van ongeveer 1,5 m dicht op de Hoosemansstraat ligt, is niet gebleken dat in de nabije omgeving van het plangebied een afstand van 10 m tussen bebouwing een de aangrenzende wegen gebruikelijk of verplicht is.

Ook de betogen van [appellant] en anderen dat het plan ertoe kan leiden dat een bijzondere boom gekapt wordt en dat de omwonenden zich beter in het plan hadden kunnen vinden als de vorm van het bouwvlak niet was veranderd, maakt niet dat dit plan niet in de omgeving past. De raad heeft verwezen naar het beeldkwaliteitsplan voor de borging van een goede inpassing van nieuwe bebouwing in de buurt. De raad heeft toegelicht dat er wordt gestreefd naar een groene inpassing van de bebouwing met veel bomen. De conclusie is dat de raad het plan in overeenstemming met de omgeving heeft mogen achten en heeft kunnen oordelen dat de bouwmogelijkheden van het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening zijn.

Het betoog slaagt niet.

Leidt het plan tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden?

5.       [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Vooral in de Hoosemansstraat, die maar 4 m breed is, worden de lichtinval, het vrije uitzicht en de privacy van de bewoners aangetast.

5.1.    De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Weliswaar zal het plan gevolgen hebben voor de privacy en de lichtinval op de percelen van de omwonenden, maar die gevolgen zijn niet op zichzelf in strijd met wettelijke regels of anderszins onaanvaardbaar. Daartegenover staat dat er ook belangen zijn gediend bij het herstructureren van leegstaande bebouwing. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat er in de gemeente een groot tekort is aan zorgappartementen en woningen in de sociale sector. De raad mocht in de belangenafweging meer gewicht toekennen aan het belang dat gediend is bij de herstructureren van leegstaande bebouwing en de sociale woningbouwopgave dan aan het belang van de omwonenden bij vrij uitzicht, privacy en lichtinval.

Het betoog slaagt niet.

Leidt het plan tot een aantasting van de archeologische waarden?

6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan de archeologische waarden ter plaatse kan aantasten. De locatie is vermoedelijk in de 15de en/of 16de eeuw in gebruik geweest als versterkte hoeve, tiendschuur of een klooster. De gemeente heeft weliswaar naar aanleiding van de zienswijze van de omwonenden de dubbelbestemming "Waarde - archeologie 3" toegekend aan het plangebied, maar nadat het gebouw is gerealiseerd, zal er geen archeologisch onderzoek meer mogelijk zijn. Daarbij heeft de toekenning van deze dubbelbestemming ertoe geleid dat de maximale bouwhoogte is verhoogd van 9 m naar 9,5 m om proefsleuven mogelijk te maken. Deze dubbelbestemming draagt daarom niet bij aan de bescherming van de archeologische waarden, aldus [appellant] en anderen.

6.1.    In artikel 5.2, van de planregels is bepaald dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen de aanvrager een rapport moet overleggen waarin is vastgesteld welke archeologische waarden verstoord zullen worden door de werkzaamheden. Ook is in dit artikel bepaald dat het bevoegd gezag voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning om de aanwezige archeologische waarden te beschermen, en ook dat, wanneer dit niet mogelijk is, dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd. Voordat het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om omgevingsvergunning, moet zij advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van monumentenzorg. De Afdeling ziet niet in waarom archeologisch onderzoek, indien vereist, niet alsnog zou kunnen worden uitgevoerd voorafgaande aan de realisering van het gebouw. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de mogelijk aanwezige archeologische waarden onvoldoende beschermd worden in het plan.

De maximaal toegestane goothoogte is, anders dan [appellant] en anderen hebben betoogd, niet verhoogd om proefsleuven mogelijk te maken. De raad heeft toegelicht dat de eerder opgenomen maximale goothoogte van 9 m in het ontwerpbestemmingsplan een fout was. In het definitieve plan is deze fout hersteld en is daarnaast de dubbelbestemming toegekend. Beide wijzigingen van het ontwerpplan staan los van elkaar.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond niet slaagt en niet uitdrukkelijk op de toepasselijkheid van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht is ingegaan, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of dat artikel van toepassing is.

8.       Het beroep van [appellant] en anderen is ongegrond.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep van [appellant] en anderen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Scheele
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022

723-980