Uitspraak 202107452/1/R1


Volledige tekst

202107452/1/R1.
Datum uitspraak: 7 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Amersfoort,

2.       [appellant sub 2], wonend te Amersfoort,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Amersfoort,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2021 heeft het college onder meer de locatie ter hoogte van Herikerberg 6 (locatie 33833) in Amersfoort aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] hebben samen een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 17 augustus 2022 waar zijn verschenen: [appellant sub 1], [appellant sub 3B], mede namens [appellant sub 3A], [appellant sub 2], allen bijgestaan door mr. D.S. Muller, advocaat in Harderwijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A. Kippersluis en ing. P.W.M. Wieman.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het college heeft met het aanwijzingsbesluit onder andere de locatie aan de overzijde van de Herikerberg 5 aangewezen als locatie voor een ORAC. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellanten sub 3] zijn omwonenden en kunnen zich niet verenigen met de aanwijzing van deze locatie. Zij voeren aan dat de locatie niet geschikt is en dat er betere alternatieve locaties beschikbaar zijn.

Toetsingskader

2.       Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.

2.1.    Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC’s heeft het college de plaatsingscriteria voor ondergrondse containers gehanteerd van bijlage 2 bij de nota van zienswijzen en die ook staan geformuleerd in het "Uitwerkingsplan nieuwe afvalinzameling Amersfoort" dat op 6 december 2016 door de raad van de gemeente Amersfoort is vastgesteld. De plaatsingscriteria zijn:

1. De afstand bedraagt niet meer dan 150 meter (afstand van ondergrondse container tot perceel). Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden mag hier van worden afgeweken;

2. Circa 100 huishoudens per ondergrondse container;

3. Draagvlak onder de gebruikers;

4. Bereikbaarheid locatie voor het ledigingsvoertuig;

5. Aanwezigheid van de ondergrondse infrastructuur vormt geen belemmering;

6. Verkeerskundig veilige situatie bij het laden/lossen;

7. Beheer(s)baarheid van de locatie in de openbare ruimte;

8. De locatie past esthetisch in de omgeving;

9. De locaties worden rolstoeltoegankelijk gemaakt.

Inhoudelijke bespreking van de beroepen

Geschiktheid van de locatie

Afstand

3.       [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] voeren aan dat de voorziene locatie van de ORAC niet geschikt is omdat deze niet voldoet aan de afstandseis van maximaal 150 meter afstand van de ondergrondse container tot een perceel van een omwonende. Zij wijzen daarbij in het bijzonder op het oostelijke gedeelte van de Hoenderberg. De afstand tussen dat gedeelte van de Hoenderberg en de betrokken ORAC is 170 meter, aldus [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2].

3.1.    Het eerste plaatsingscriterium schrijft voor dat de afstand van de ondergrondse container tot het perceel niet meer dan 150 meter mag bedragen. De uitleg van het college van ‘afstand’ in dit criterium is dat daarmee wordt gedoeld op de afstand hemelsbreed en niet, zoals appellanten stellen, op de loopafstand. Deze uitleg komt de Afdeling niet onredelijk voor, omdat in artikel 10, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening, die ten tijde van de vaststelling van het besluit gold, staat dat de afstand tussen de inzamelvoorziening en de woning niet meer dan 150 meter hemelsbreed mag zijn.

3.2.    Op de zitting heeft het college toegelicht dat de locatie 33833 bedoeld is voor bewoners van de huizen die op het locatieplan bij het besluit groen zijn ingekleurd. Deze bewoners krijgen een pas waarmee zij de container op locatie 33833 kunnen openen. De Afdeling stelt vast dat de huizen die groen zijn gekleurd hemelsbreed allemaal binnen een afstand van 150 meter van de ORAC liggen. Het betoog van [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] dat het oostelijk gedeelte van de Hoenderberg niet aan de afstandseis van 150 meter voldoet, mist daarmee feitelijke grondslag.

Het betoog slaagt niet.

Verlies van parkeerplaats

4.       [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] achten de aangewezen locatie ongeschikt, omdat met de plaatsing van de ORAC op deze locatie een parkeerplaats verloren gaat.

4.1.    Op de zitting is gebleken dat de locatie in de praktijk weliswaar als parkeerplaats wordt gebruikt, maar dat deze - in tegenstelling tot de naastgelegen parkeerplaatsen - niet binnen de parkeerplaatsbelijning ligt. Tussen partijen is daarom niet langer in geschil dat als gevolg van de gekozen locatie 33833 geen officiële parkeerplaats verloren gaat.

Het betoog slaagt niet.

Container tast het uitzicht aan

5.       [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] achten de aangewezen locatie ook ongeschikt, omdat zij daarop vanuit hun woning zicht hebben.

5.1.    In de enkele omstandigheid dat [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] zicht hebben op de aangewezen locatie, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie 33833 niet geschikt mocht achten. Bij dit oordeel neemt de Afdeling in aanmerking dat de kortste afstand tussen de aangewezen locatie en de dichtstbij liggende woning van appellanten ongeveer 16 meter bedraagt. Verder betrekt de Afdeling bij haar oordeel het standpunt van het college dat de aantasting van het uitzicht slechts gering is, omdat de bovengronds zichtbare inworpzuil beperkt van omvang is, ongeveer 1 meter hoog. In wat [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet op dat standpunt mocht stellen. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat er geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht.

Het betoog slaagt niet.

Aantasting boom

6.       [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] betogen dat niet wordt voldaan aan het vierde plaatsingscriterium dat de locatie bereikbaar moet zijn voor het ledigingsvoertuig. Zij voeren aan dat om de locatie bereikbaar te maken voor het ledigingsvoertuig een boom van [appellant sub 2] die over de aangewezen locatie hangt, 30 tot 35 procent van zijn kroonvolume moet verliezen. Dit volgt uit een onderzoek van Pius Florius boomverzorging, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Beoordeling platanen Herikerberg 10 te Amersfoort" van 24 juni 2022, uitgevoerd in opdracht van [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2]. Het zo sterk terugsnoeien van de boom staat volgens hen niet in verhouding tot de met de aanwijzing van de locatie te dienen doelen.

Verder wordt volgens hen door de plaatsing van de ORAC het wortelstelsel van de boom onevenredig aangetast vanwege de diepte van de ORAC. Onduidelijk is volgens hen waarom de aanwezigheid van een boom nabij de aangewezen locatie geen reden is geweest om van aanwijzing af te zien, terwijl op de locatie 33838 de aanwezigheid van een boom wel reden is geweest om een andere locatie aan te wijzen.

Ook wijzen zij erop dat tijdens het plaatsen van de ORAC een afstand van 1,5 meter moet worden aangehouden tussen de kroonprojectie van de boom en de werkzaamheden, zo volgt uit de Bomenposter "Werken rond bomen" van het Norminstituut Bomen waarnaar wordt verwezen in het Handboek Inrichting openbare ruimte van de gemeente.

Ter onderbouwing van hun betoog dat de boom in onevenredige mate wordt aangetast wijzen [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] tot slot op een enquête die zij hebben gehouden onder de buurtbewoners. Volgens [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] volgt uit deze enquête dat het draagvlak voor plaatsing van de ORAC ontbreekt omdat de ORAC zonder beschadiging aan de boom niet geplaatst en geledigd kan worden.

6.1.    Uit het vierde plaatsingscriterium volgt dat de ORAC-locatie bereikbaar moet zijn voor het ledigingsvoertuig. Het college heeft toegelicht dat aan dit criterium kan worden voldaan door de takken van de boom van [appellant sub 2] die over de gemeentegrond hangen gedeeltelijk terug te snoeien. In wat appellanten hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college de nadelige gevolgen voor de boom niet aanvaardbaar heeft mogen achten met het oog op het met de aanwijzing van de locatie te dienen doel. Hierbij betrekt de Afdeling dat zij de stellingname van het college dat de boom niet op onaanvaardbare wijze wordt aangetast bevestigd ziet in het rapport "Groeiplaatsonderzoek Herikerberg" van 7 maart 2022 dat na de vaststelling van het bestreden besluit in opdracht van het college is opgesteld door "WBG Boom & Groen Advies". Uit dit onderzoek volgt dat de boom iedere drie tot vijf jaar gesnoeid moet worden. Maar deze periodieke snoei zal niet van nadelige invloed zijn op de boom, vanwege de voldoende staat waar de kroon van de boom zich in bevindt en de beperkte snoei. Weliswaar volgt uit het onderzoek van Pius Florius boomverzorging dat het percentage aan verlies van kroonvolume 30 tot 35 procent bedraagt. Maar dit onderzoek komt ook tot de conclusie dat als die snoei deskundig wordt uitgevoerd, de snoei geen negatieve invloed hoeft te hebben op de duurzame instandhouding van de boom. Daarvoor is wel nodig dat er iedere drie à vijf jaar gesnoeid wordt, aldus Pius Florius.

6.2.    Over het wortelsysteem is de Afdeling van oordeel dat wat appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de aantasting van het wortelsysteem zodanig is dat het college af had moeten zien van het aanwijzen van de locatie. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat zij de stellingname van het college over het wortelsysteem bevestigd ziet in het rapport "Groeiplaatsonderzoek Herikerberg" van WBG Boom & Groen Advies. Voor het onderzoek dat aan dat rapport ten grondslag ligt, is een zogenaamde profielkuil van 60 cm diep gegraven over de gehele breedte van de geplande container. De gegraven kuil bevindt zich in een laag van 60 cm straatzand, waaruit de wortels volgens het rapport geen voeding kunnen halen. Daaronder is een geroerde grondlaag aangetroffen die voor de boomwortels ondoordringbaar is. Uit het onderzoek volgt tot slot dat bomen van dit formaat veelal een wortelsysteem hebben met een maximale straal van 2 tot 3 meter van de stam, terwijl de ORAC gepland is op 5 tot 6 meter afstand. Gelet hierop wordt ook voldaan aan de minimale graafafstand van 1,5 meter tot de kroonprojectie uit de bomenposter. Het onderzoek concludeert dat het wortelverlies dan ook minimaal zal zijn. Deze conclusie is in overeenstemming met de conclusie van Pius Floris boomverzorging van het onderzoek dat [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] hebben overgelegd.

6.3.    Over de door [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] gemaakte vergelijking met de locatie 33838 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de situatie die aan de orde is omdat op die locatie bij de betreffende boom niet met snoeien volstaan kon worden. Gelet op wat [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de situatie die [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] hebben genoemd niet op één lijn kan worden gesteld met de situatie die hier aan de orde is.

6.4.    Het college heeft tot slot geen doorslaggevende betekenis toe hoeven kennen aan de enquête die [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] hebben gehouden onder buurtbewoners omdat het college, gezien het voorgaande, de nadelige gevolgen voor de boom aanvaardbaar heeft mogen achten.

6.5.    Met inachtneming van het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college deze locatie ter hoogte van Herikerberg 6 (locatie 33833) niet geschikt heeft mogen achten.

Het betoog slaagt niet.

Alternatieve locaties

7.       [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] voeren aan dat er geschiktere alternatieve locaties zijn. Zij wijzen op de parkeervakken die ten noorden en ten zuiden van de aangewezen locatie liggen. [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] stellen dat op de twee door hen voorgestelde locaties het uitzicht in mindere mate wordt belemmerd. Ook behoeft op de alternatieve locaties geen boom in particulier eigendom gesnoeid te worden.

7.1.    In overwegingen 3 tot en met 6 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

7.2.    [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] stellen de parkeervakken richting de Geulhemmerberg en de Hoenderberg voor als locaties voor een ORAC. In tegenstelling tot de aangewezen locatie hebben de alternatieven als voordeel dat er geen boom gesnoeid hoeft te worden en dat de ORAC niet in het zicht van de bewoners staat. Het college heeft op de zitting en in de stukken erop gewezen dat op de voorgestelde locaties parkeervakken verloren gaan. Volgens het college is de parkeerdruk in de hele gemeente Amersfoort dermate hoog dat een verlies aan parkeervakken niet wenselijk is. De Afdeling stelt vast dat het verlies van een parkeervak niet in de plaatsingscriteria is opgenomen. Het college kon dit aspect naar het oordeel van de Afdeling wel betrekken bij de afweging over de geschiktheid van alternatieve locaties. Het college heeft de stelling over de hoge parkeerdruk in de omgeving echter niet gestaafd met concrete (onderzoeks)gegevens. [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] betwisten dat de parkeerdruk hoog is en wijzen op een, door hen uitgevoerde, indicatieve telling waaruit volgt dat op deze locaties de parkeerdruk minder hoog is en er wel ruimte is om de ORAC op een van de twee alternatieve locaties te plaatsen. Daarom is de Afdeling van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de belangenafweging het behoud van deze parkeerplaatsen voor moet gaan op het belang van [appellant sub 1], [appellanten sub 3] en [appellant sub 2] bij hun uitzicht en het onaangetast blijven van de boom van [appellant sub 2].

Het betoog slaagt.

Conclusie

8.       Voor zover het besluit van 12 oktober 2021 betrekking heeft op de aanwijzing van de locatie 33833, berust het besluit niet op een deugdelijke motivering. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:46 van de Awb vastgesteld.

Opdracht

9.       Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

9.1.    De Afdeling acht in dit geval toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Awb aangewezen. Met het oog op finale geschilbeslechting zal de Afdeling het college opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het hierboven onder 7.2 vermelde gebrek in het besluit van 12 oktober 2021 te herstellen. Het college kan dat doen door alsnog deugdelijk te motiveren dat de voorgestelde alternatieve locaties minder geschikt zijn dan de aangewezen locatie voor de plaatsing van de ORAC. Het college kan ook besluiten de aangewezen locatie te wijzigen.

9.2.    Het college dient de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Proceskosten en griffierecht

10.     In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort op:

- om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het gebrek in het besluit van 12 oktober 2021 te herstellen, en;

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Stoof
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022

749-989