Uitspraak 202108015/2/R3


Volledige tekst

202108015/2/R3.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Borne,

appellant,

en

de raad van de gemeente Borne,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1615 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 16 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening scholen Bornsche Maten" (hierna: het bestemmingsplan) te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 5 juli 2022 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan opnieuw en gewijzigd vastgesteld.

[appellant] heeft een zienswijze ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 6.3 over het besluit van 16 november 2021 overwogen dat het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" is voorbereid in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid, omdat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij een globale bestemming heeft toegekend ten behoeve van het gebruik als school en niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de gevolgen van deze globale bestemming voor de omgeving kunnen zijn.

2.       In overweging 8.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling verder overwogen dat de aanduiding "speelterrein uitgesloten" en artikel 4.3.2, aanhef en onder d, van de planregels, behorend bij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" door een omissie niet met elkaar corresponderen, zodat het plan ook in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

3.       In overweging 11.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat artikel 4.2.1, aanhef en onder n, van de planregels, eveneens behorend bij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", onvoldoende waarborg biedt om te worden gehanteerd als toetsingsnorm bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen, omdat in het artikel - anders dan artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) - niet is aangegeven op de uitoefening van welke bevoegdheid dit artikel betrekking heeft.

Conclusie besluit van 16 november 2021

4.       Gelet op wat onder 6.3, 8.2 en 11.1 van de tussenuitspraak is overwogen is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 16 november 2021 gegrond. Het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" dient te worden vernietigd.

Opdracht

5.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de hiervoor genoemde gebreken in het besluit van 16 november 2021 te herstellen met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.

Het besluit van 5 juli 2022

6.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 5 juli 2022 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld op de volgende onderdelen:

- artikel 4.1, van de planregels is gewijzigd, de "Lijst van bedrijfsactiviteiten - maatschappelijk" is toegevoegd als bijlage bij de regels en in de plantoelichting is een motivering gegeven over de vormen van maatschappelijke dienstverlening die zijn toegestaan. Daarnaast is het bedrijfsvloeroppervlak voor maatschappelijke dienstverlening in artikel 4.3.1, onder b, van de planregels beperkt tot maximaal 250 m2;

- de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - geen speelterrein" is in artikel 4.3.2, onder d, van de planregels vervangen door "speelterrein uitgesloten" overeenkomstig de aanduiding op de verbeelding;

- het parkeren is gekoppeld aan de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen door artikel 4.2.1, aanhef en onder n, van de planregels te laten vervallen en artikel 4.2.3 over parkeren toe te voegen aan de regels.

Artikel 6:19 van de Awb

7.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

8.       De Afdeling stelt vast dat het besluit van 5 juli 2022 een vervanging is van het besluit van 16 november 2021. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is het beroep van [appellant] van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 5 juli 2022.

9.       Wat [appellant] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het besluit van 5 juli 2022. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of de raad met het besluit van 5 juli 2022 heeft voldaan aan de opdrachten in de tussenuitspraak.

Globale bestemming

10.     [appellant] betoogt dat met de bestemming "Maatschappelijk" nog steeds diverse andere functies worden toegestaan dan een school met bijbehorende voorzieningen. De ruimtelijke gevolgen van een andere invulling dan een school met bijbehorende functies zijn echter weer niet voldoende onderzocht. Volgens [appellant] hebben een aantal maatschappelijke functies die mogelijk worden gemaakt een geheel andere ruimtelijke uitstraling dan een school met bijbehorende functies, bijvoorbeeld wat betreft de verkeersaantrekkende werking.

11.     Artikel 4.1 van de planregels luidt: "De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. scholen met daarbij behorende voorzieningen zoals kinderopvang en buitenschoolse opvang;

b. maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend voor zover deze is opgenomen in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - maatschappelijk, inclusief maatschappelijke dienstverlening die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in de Lijst van bedrijfsactiviteiten - maatschappelijk opgenomen functies;

[…]."

Artikel 4.3.1, onder b, luidt: "Het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt voor het bepaalde in 4.1 onder b maximaal 250 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw."

Als bijlage bij de planregels is de "Lijst van bedrijfsactiviteiten - maatschappelijk" opgenomen. Hierin zijn de volgende functies opgenomen: artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus, openbaar bestuur (kantoren, en dergelijke) en persoonlijke dienstverlening niet eerder genoemd.

11.1.  De Afdeling is van oordeel dat de raad in de plantoelichting behorend bij het besluit van 5 juli 2022 voldoende heeft gemotiveerd waarom het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" verenigbaar is met een goed woon- en leefklimaat van omwonenden.  In de plantoelichting staat beschreven dat op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (hierna: de VNG-Brochure) bij functies in een milieucategorie 1 bij een rustige woonwijk een richtafstand van 10 m hoort en dat aan deze richtafstand ruimschoots kan worden voldaan. De afstand tussen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de dichtstbijzijnde woning bedraagt namelijk ongeveer 16 m. De Afdeling acht dit juist. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het hier gaat om functies waarvoor een ruimere afstand moet worden aangehouden dan de VNG-Brochure voorschrijft. In de enkele stelling van [appellant] dat de functies mogelijk veel verkeer genereren gedurende de dag, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding hoeven zien om aanvullend onderzoek te verrichten. Hiertoe wordt overwogen dat het maximumoppervlak van de functies is beperkt tot 250 m2. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat onevenredige verkeershinder gelet hierop niet te verwachten is.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

12.     [appellant] betoogt verder dat artikel 4.2.3, van de planregels nog steeds niet voldoet aan artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro. Hij betoogt dat uit het artikel niet volgt dat een omgevingsvergunning voor bouwen moet worden geweigerd als niet aan de geldende parkeernormen wordt voldaan. [appellant] stelt dat recentelijk nog een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend waarbij niet is getoetst aan de geldende parkeernormen.

12.1.  Artikel 4.2.3, van de regels van het bestemmingsplan, zoals dat op 5 juli 2022 is vastgesteld, luidt: "a. De gronden mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein of in de openbare ruimte in de nabijheid van het gebouw voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;

b. Bij omgevingsvergunning voor het bouwen wordt conform de Nota Parkeernormen Gemeente Borne en hierop volgende Nota’s inzake parkeren bepaald of er sprake is van voldoende gelegenheid."

12.2.  Artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro luidt: "Ten behoeve van de uitvoerbaarheid kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels."

12.3.  De Afdeling is van oordeel dat artikel 4.2.3, van de planregels voldoet aan artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro. Hiertoe wordt overwogen dat uit de planregel volgt dat voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd en dat bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen aan de hand van de "Nota Parkeernormen Gemeente Borne" moet worden getoetst of er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

Dat recentelijk een omgevingsvergunning is verleend in strijd met het plan - wat daar verder ook van zij - betekent niet dat de planregel op dit punt tekortschiet.

Het betoog slaagt niet.

Overig

13.     [appellant] is het eens met de manier waarop de raad in artikel 4.3.2, onder d, van de regels, behorend bij het besluit van 5 juli 2022, het gebrek heeft hersteld met betrekking tot de aanduiding "speelterrein uitgesloten".

Conclusie besluit van 5 juli 2022

14.     Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 juli 2022 is ongegrond.

Proceskosten

15.     De raad moet de proceskosten van [appellant] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Borne van 16 november 2021 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van 16 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening scholen Bornsche Maten", wat betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk";

III.      verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Borne van 5 juli 2022 ongegrond;

IV.     veroordeelt de raad van de gemeente Borne tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.      gelast dat de raad van de gemeente Borne aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Priem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

646