Uitspraak 202104861/1/R2


Volledige tekst

202104861/1/R2.
Datum uitspraak: 16 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellante A], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], gevestigd te Lithoijen, gemeente Oss, en [appellant B], wonend te Lithoijen, gemeente Oss, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])

appellant,

en

de raad van de gemeente Oss,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Heilig Kempke Lith - 2021" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Ruimte voor Ruimte II C.V. (hierna: Ruimte voor Ruimte) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en Ruimte voor Ruimte hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2022, waar [appellant B] en [appellant C], vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Pogosian, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting Ruimte voor Ruimte, vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de ontwikkeling van twaalf bouwkavels aan de rand aan de zuidoostzijde van Lith. Beoogd is om daar twaalf vrijstaande woningen te realiseren. Het voorheen geldende bestemmingsplan "Heilig Lempke", vastgesteld op 25 mei 2010 door de raad van de voormalige gemeente Lith, voorzag ter plaatse in negen bouwkavels. Deze kavels bleken te groot en daarom moeilijk verkoopbaar te zijn. Bij het voorliggende plan is het plangebied herverkaveld tot twaalf kleinere bouwkavels. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing in het plangebied.

2.       [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. Hij exploiteert een akkerbouwbedrijf. De agrarische percelen van [appellant] grenzen aan de oostzijde van het plangebied. Hij stelt dat de raad de gevolgen van het plan voor zijn bedrijfsvoering onvoldoende heeft onderzocht. [appellant] vreest door het plan te worden belemmerd in zijn agrarische bedrijfsvoering.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Ingetrokken ontvankelijkheidsverweer

4.       De raad en Ruimte voor Ruimte hebben in respectievelijk het verweerschrift en de schriftelijke uiteenzetting de ontvankelijkheid van het beroep van appellanten betwist. Op de zitting hebben de raad en Ruimte voor Ruimte het ontvankelijkheidsverweer ingetrokken.

Beroepsgronden

5.       [appellant] betoogt dat de raad bij de voorbereiding van het plan ten onrechte niet heeft onderkend dat hij door de beoogde ontwikkeling onaanvaardbaar wordt belemmerd in zijn bedrijfsactiviteiten. Hij wijst erop dat zijn percelen direct aan het plangebied grenzen. Voor zijn agrarische bedrijfsvoering maakt hij gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen. [appellant] stelt onder verwijzing naar Afdelingsjurisprudentie dat er een spuitzone van 50 meter moet worden aangehouden tot gevoelige objecten. Hij wijst erop dat met het plan ten onrechte niet wordt voldaan aan de afstand van 50 meter tussen zijn percelen, waar gewasbestrijdingsmiddelen worden gebruikt, en de voorziene woningen, zijnde gevoelige objecten. Ten onrechte is bij de voorbereiding van het plan geen locatiespecifiek spuitzoneonderzoek uitgevoerd en heeft de raad in het plan geen enkele motivering over de kortere afstand opgenomen. Ter zitting heeft [appellant] naar voren gebracht dat de raad ook niet is ingegaan op de aanvaardbaarheid, wat betreft het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen en bijbehorende tuinen vanwege het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen op zijn percelen.

5.1.    De raad stelt dat de vrees voor een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied volgens de raad geen betrekking heeft op de bedrijfsbelangen van [appellant], maar op het belang van de bewoners van de op grond van het plan te realiseren woningen, zodat deze ingevolge artikel 8:69a van de Awb geen bespreking behoeven, omdat deze niet tot vernietiging van de bestreden besluiten kunnen leiden.

De raad stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het plan niet leidt tot belemmeringen in de bedrijfsactiviteiten van [appellant]. Hij wijst erop dat het voorheen geldende bestemmingsplan "Heilig Lempke" uit  2010 reeds voorzag in woningbouw; ter plaatse waren negen bouwkavels toegestaan. Het voorliggende plan voorziet op dezelfde locatie in twaalf bouwkavels. Het vorige plan maakte drie woningen op minder dan 50 meter mogelijk. Het voorliggende plan maakt vier woningen op minder dan 50 meter mogelijk. Volgende de raad is de planologische verslechtering voor [appellant] daarom verwaarloosbaar.

Verder acht de raad het onwaarschijnlijk dat er bij de percelen van [appellant] boom- of fruitteelt, waarbij doorgaans gewasbestrijdingsmiddelen worden gebruikt, zal worden bedreven. [appellant] bedrijft ter plaatse van de percelen namelijk de teelt van akkerbouwproducten als mais en graan, waarbij volgens de raad geen gewasbestrijdingsmiddelen worden gebruikt. [appellant] heeft niet kenbaar gemaakt dat hij de percelen wil gaan gebruiken voor boom- of fruitteelt. De raad stelt dat het ter plaatse van de percelen van [appellant] niet is toegestaan om zonder omgevingsvergunning boom- of fruitteelt te bedrijven.

Daarnaast wijst de raad erop dat [appellant] zich bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet houden aan de regels uit het Activiteitenbesluit. Daarom en ook omdat de overheersende windrichting in Nederland zuidwest is, is volgens de raad de kans dat de gewasbeschermingsmiddelen in de richting van het plangebied zullen waaien klein.

5.2.    Artikel 8:69a van de Awb luidt:

"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

5.3.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

De Afdeling overweegt dat het belang van [appellant] is gelegen in een ongestoorde voortzetting van zijn bedrijf. Normen die betrekking hebben op goede ruimtelijke ordening, waaronder de normen die betrekking hebben op een goed woon- en leefklimaat, beschermen zowel het belang van bewoners bij dit woon- en leefklimaat, als de belangen van de betrokken bedrijven bij een ongestoorde uitoefening van hun bedrijf. Degene die een agrarisch bedrijf voert kan, omdat hij geconfronteerd kan worden met klachten van de bewoners van woningen over de gevolgen van zijn bedrijf, aanvoeren dat in het plangebied vanwege die gevolgen, waaronder gevolgen voor de gezondheid ter plaatse van de woningen, geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

Voor zover [appellant] wijst op de gevolgen voor het woon- en leefklimaat die in het plangebied kunnen worden ondervonden vanwege zijn bedrijf, beroept hij zich op normen die mede tot bescherming van zijn belangen dienen. Artikel 8:69a van de Awb staat daarom niet in de weg aan een eventuele vernietiging van het bestreden besluit.

5.4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 23 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8308, wordt een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid, waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk geacht. Dit brengt echter niet met zich dat een kortere afstand in een bepaalde situatie niet redelijk zou kunnen zijn, indien aan die afstand een deugdelijke motivering ten grondslag is gelegd.

Zoals de Afdeling verder eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276, komt ook aan tuinen bij woningen in het kader van een goede ruimtelijke ordening bescherming toe.

5.5.    Het plan voorziet voor de beoogde woningbouw in de bestemming "Wonen - vrijstaand".

De direct ten oosten van het plangebied gelegen agrarische percelen, kadastraal bekend Lith, sectie G, nummers 216 en 956, hebben in het bestemmingsplan "Buitengebied Oss 2020" de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap".

Artikel 3.1.1 van de planregels van dat bestemmingsplan luidt:

"De voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, daaronder begrepen hobbymatig agrarisch grondgebruik;

(…)"

Artikel 1.7 luidt:

"agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een paardenhouderij, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf."

5.6.    Deze agrarische percelen grenzen aan het plangebied van het voorliggende plan en liggen op ongeveer 3 meter van de bestemming "Wonen - vrijstaand" en op ongeveer 11 meter van het bouwvlak binnen die woonbestemming. De agrarische percelen zijn in mede-eigendom van [appellant B]. Ter plaatse van deze percelen voert de maatschap aan haar vergunde akkerbouwactiviteiten uit. Uit het handelsregister van de Kamer voor Koophandel blijkt dat de maatschap de volgende activiteiten uitoefent: geitenhouderij; teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden; teelt van aardappels, suikerbieten en overige wortel- en knolgewassen. Feitelijk worden ter plaatse van de percelen akkerbouwproducten, als graan en maïs, geteeld.

5.7.    De Afdeling stelt vast dat op de agrarische percelen van [appellant] op grond van artikel 3.1.1, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 1.7 van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Oss 2020" de uitoefening van een agrarisch bedrijf is toegestaan. Onder agrarisch bedrijf wordt, voor zover relevant, verstaan een inrichting die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

Vaststaat dat de agrarische percelen grenzend aan het plangebied van het voorliggende plan worden gebruikt door [appellant] voor de teelt van akkerbouwproducten, zoals graan en maïs. Dit is in overeenstemming met de ter plaatse toegestane gebruiksmogelijkheden. Voor de teelt daarvan worden, anders dan de raad veronderstelt, gewasbestrijdingsmiddelen gebruikt. Ook staat vast dat de kortste afstand tussen de agrarische percelen en het plandeel met de bestemming "Wonen - vrijstaand", waar de tuinen bij de woningen zijn beoogd, ongeveer 3 meter bedraagt en dat de kortste afstand tot de gevel van de woning, die het dichtst bij de agrarische percelen is beoogd, ongeveer 11 meter bedraagt. Gelet hierop is met het plan geen spuitzone van 50 meter gehanteerd. Niet is gebleken dat de raad hiermee bij de planvaststelling rekening heeft gehouden of in het plan aan de hand van een locatiespecifiek spuitzoneonderzoek heeft onderbouwd waarom deze kortere afstand in dit geval ruimtelijk aanvaardbaar is.

Wat betreft de stelling van de raad dat het vorige plan op dezelfde locatie al woningbouw toestond, overweegt de Afdeling dat dat niet betekent dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan niet meer hoefde te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in woningbouw op een zo korte afstand van de agrarische percelen. Niet is gebleken dat bij de vaststelling van het vorige plan de gevolgen van deze korte afstand van de woonbestemming tot de agrarische percelen zijn onderzocht. De raad heeft daarom niet kunnen volstaan met een verwijzing naar een motivering in het vorige plan.

Voor zover de raad betoogt dat [appellant] zich bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet houden aan de terzake relevante regels uit het Activiteitenbesluit, overweegt de Afdeling als volgt. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij ter plaatse van de agrarische percelen, in overeenstemming met het Activiteitenbesluit, gewasbestrijdingsmiddelen gebruikt voor de teelt van graan en maïs. Hij heeft er op gewezen dat het gebruik daarvan is toegestaan in de open lucht en dat, gelet op de korte afstand, bij de beoogde woonpercelen sprake kan zijn van driftblootstelling. De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat [appellant] voor de teelt gewasbestrijdingsmiddelen gebruikt en zich daarbij aan de regels uit het Activiteitenbesluit moet houden, niet wegneemt dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan gehouden was deugdelijk te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in een woonbestemming op een afstand van ongeveer 3 meter en in woningbouw op een afstand van ongeveer 11 meter tot de agrarische percelen.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad bij de voorbereiding van het voorliggende plan onvoldoende rekening heeft gehouden met het bestaande gebruik en de maximale planologische gebruiksmogelijkheden van de agrarische percelen van [appellant]. In zoverre heeft de raad mogelijke belemmeringen van het plan voor de bedrijfsvoering en de maximale planologische gebruiksmogelijkheden van de agrarische percelen van [appellant] onvoldoende onderzocht en ten onrechte niet bij zijn belangenafweging betrokken. Bij de afweging is evenmin de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen en bijbehorende tuinen in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de percelen van [appellant] betrokken. Het plan is daarom op deze punten niet met de daarbij vereiste zorgvuldigheid voorbereid en in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Bestuurlijke lus

6.       Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

6.1.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de hiervoor in overweging 5.7 geconstateerde gebreken te herstellen.

De raad dient daartoe met inachtneming van wat is overwogen onder 5.7 het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan alsnog deugdelijk te motiveren aan de hand van een locatiespecifiek spuitzoneonderzoek.

Zo nodig dient de raad het bestreden besluit te wijzigen door het plandeel met de bestemming "Wonen - vrijstaand", voor zover gelegen binnen de spuitzone van het bedrijf van [appellant], aan te passen.

De raad dient de Afdeling en andere partijen schriftelijk mee te delen hoe de gebreken zijn hersteld en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. Het door de raad te nemen gewijzigde of nieuwe besluit hoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

Voorlopige voorziening

7.       De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:80b, derde lid, van de Awb de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen teneinde onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen.

Proceskosten en griffierecht

8.       In de einduitspraak wordt beslist over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        draagt de raad van de gemeente Oss op om:

- binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 6.1, de in overwegingen 5.7 omschreven gebreken in het besluit van de raad van 3 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heilig Kempke Lith - 2021" te herstellen en

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst schriftelijk mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het plandeel met de bestemming "Wonen - vrijstaand", voor zover gelegen binnen een afstand van 50 meter vanaf de agrarische percelen van [appellant].

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ramrattansing
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022

408