Uitspraak 202004565/1/R2


Volledige tekst

202004565/1/R2.
Datum uitspraak: 16 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Boxtel,

2.       [appellant sub 2], wonend te Boxtel,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Boxtel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Boxtel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft verweerschriften ingediend.

[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2022, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, rechtsbijstandverlener te ’s-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.P. Wiersema en mr. J. Massali, beiden advocaat te ’s-Hertogenbosch, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Inleiding

2.       Het plan is een actualiserend bestemmingsplan voor het centrum van Boxtel. De aanleiding voor het plan is dat er in het plangebied verschillende bestemmingsplannen gelden, die in uiteenlopende jaren zijn vastgesteld. Het doel van deze actualisatie is het vaststellen van een duidelijke, eenduidige en actuele bestemmingsregeling voor dit gebied.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen in het plangebied aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Boxtel. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover aan hun percelen gedeeltelijk de bestemming "Natuur" is toegekend. Die gronden ter plaatse zijn in gebruik als tuin bij hun woningen.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroep

Ten onrechte opnieuw bestemd als "Natuur" in plaats van als "Tuin"

4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in het plan ten onrechte de bestemming "Natuur" aan een deel van hun woonpercelen is toegekend. Ten onrechte zijn die gronden niet bestemd als "Tuin".

Zij voeren hiertoe aan dat de gronden, waaraan de bestemming "Natuur" is toegekend, feitelijk al tientallen jaren worden gebruikt als tuin bij hun woningen. Zij wijzen erop dat de gronden in het in 1995 vastgestelde bestemmingsplan de bestemming "Tuin" hadden. Hoewel in het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2009 aan hun percelen de bestemming "Natuur" is toegekend, is deze bestemming nog steeds niet gerealiseerd. Daarom heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom in het voorliggende plan aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] opnieuw de bestemming "Natuur" is toegekend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat zij door de natuurbestemming onaanvaardbaar worden beperkt in de gebruiks- en bouwmogelijkheden van hun tuinen. [appellant sub 1] heeft er ter zitting op gewezen dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat het als gevolg van de natuurbestemming niet mogelijk is om op haar eigen perceel een stalling voor haar fiets en scooter te bouwen.

4.1.    In het plan zijn aan de percelen [locatie 1] en [locatie 2] de bestemmingen "Wonen" en "Natuur" toegekend. De gronden met de bestemming "Natuur" zijn feitelijk in gebruik als tuin bij de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].

In het bestemmingsplan uit 1995 hadden deze gronden de bestemming "Tuin".

In het voorheen geldende bestemmingsplan "Centrum Boxtel", vastgesteld op 25 februari 2009, is aan deze gronden de bestemming "Natuur" toegekend.

4.2.    Artikel 31.2 van de planregels van het voorliggende plan luidt:

"Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan."

4.3.    Artikel 36.3 van de planregels van het bestemmingsplan uit 2009 luidde:

"Overgangsbepaling ten aanzien van gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot."

4.4.    Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van bestaand legaal gebruik kan alleen onder bijzondere omstandigheden aanvaardbaar zijn. De raad moet dan aannemelijk maken dat het legale gebruik op termijn zal worden beëindigd. Als dat niet de bedoeling is, betekent dit niet dat het gebruik als zodanig moet worden bestemd. Gebruik in strijd met een geldende bestemming of gebruik dat onder het overgangsrecht valt, doet namelijk op zichzelf geen gerechtvaardigde verwachtingen ontstaan over een toe te kennen bestemming. Indien de raad van mening is dat het als zodanig bestemmen van het gebruik niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, ligt het op de weg van de raad na te gaan welke regeling kan worden getroffen om het bestaande legale gebruik in het plan te kunnen voortzetten. Dit kan bijvoorbeeld door een uitsterfregeling in het plan op te nemen.

4.5.    De Afdeling stelt vast dat de gronden, waaraan in het voorliggende plan de bestemming "Natuur" is toegekend, in het bestemmingsplan uit 1995 een tuinbestemming hadden en feitelijk ook als tuin werden en nog steeds worden gebruikt. In het bestemmingsplan uit 2009 is voor deze gronden de bestemming "Tuin" omgezet naar de bestemming "Natuur". Gelet op artikel 36.3 van de planregels van het bestemmingsplan uit 2009 was het gebruik als tuin niet in strijd met dat plan, maar viel het onder het gebruiksovergangsrecht. In het voorliggende plan is het gebruik van de gronden als tuin voor de tweede keer onder het gebruiksovergangsrecht gebracht. Hierbij is van belang dat de raad niet heeft weersproken dat de gronden vóór 2009 als tuin werden gebruikt en dat dat gebruik ononderbroken is voortgezet.

Omdat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan niet heeft onderkend dat hij het gebruik van de gronden [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor de tweede keer onder het overgangsrecht heeft gebracht, heeft hij daarover ook geen afweging gemaakt.

4.6.    Over de gebruiksmogelijkheden van de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] met de bestemming "Natuur" overweegt de Afdeling dat uit artikel 31.2, onder a, van de planregels volgt dat het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. De Afdeling volgt de raad in zijn standpunt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ten opzichte van het voorheen geldende plan in zoverre niet onaanvaardbaar worden beperkt in de gebruiksmogelijkheden voor hun tuinen.

Wat betreft de bouwmogelijkheden voor die percelen stelt de Afdeling vast dat de raad heeft erkend dat deze bij een natuurbestemming beperkter zijn dan bij een tuinbestemming. Uit artikel 10 over de bestemming "Natuur" en artikel 12 over de bestemming "Tuin" van de planregels volgt dat voor beide bestemmingen geldt dat er alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Echter, de maximaal toegestane bouwhoogte bij een tuinbestemming is het vloerpeil van de eerste verdieping +0,25 m van het hoofdgebouw. Bij een natuurbestemming is de maximaal toegestane bouwhoogte beperkt tot 1 meter.

Dat de bouwmogelijkheden ter plaatse van de gronden met een natuurbestemming beperkter zijn heeft de raad in het verweerschrift onderkend, maar niet is gebleken dat de raad bij de planvaststelling heeft meegewogen wat de gevolgen hiervan zijn bij de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Een belangenafweging terzake ontbreekt. In het verweerschrift is volstaan met de enkele stelling dat het toekennen van een tuinbestemming, wat betreft bouwmogelijkheden, zou leiden tot een planologische verzwaring en dat door het toekennen van de bestemming "Natuur" de bouwmogelijkheden ter plaatse worden beperkt.

4.7.    De Afdeling overweegt dat de raad, gelet op wat onder 4.5 en 4.6 van deze uitspraak is overwogen, het plan, voor zover het betreft de percelen [locatie 1] en [locatie 2] met de bestemming "Natuur", niet heeft voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid.

De betogen slagen.

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV)

5.       Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn hun percelen niet aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Brabant (hierna: NNB) of als onderdeel van de ecologische verbindingszone. Zij betogen daarom dat de raad ten onrechte in de IOV een verplichting heeft gezien om juist bij hun percelen, aan bijna alle gronden die in gebruik zijn als tuin, de bestemming "Natuur" toe te kennen. Zij achten dit disproportioneel. Onduidelijk is waarom aan hun percelen een natuurbestemming is toegekend, terwijl andere percelen, die ook in het centrum van Boxtel en ook direct langs de Dommel liggen, niet als zodanig zijn bestemd.

5.1.    De raad stelt dat met het toekennen van de bestemming "Natuur" is gehandeld ter uitvoering van en in overeenstemming met artikel 3.15 en 3.25 van de IOV, vastgesteld op 25 oktober 2019.

5.2.    Artikel 3.15 van de IOV luidt:

"Lid 1 Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;

c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe."

Artikel 3.25 luidt:

"Lid 1 Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone strekt tot verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:

a. ten minste 50 meter in Stedelijk Gebied en Verstedelijking Afweegbaar;

b. ten minste 25 meter in alle overige gebieden.

Lid 2 Een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, stelt regels, om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, die in ieder geval

a. het oprichten van bebouwing beperken;

b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten beperken.

Lid 3 Na realisatie van de ecologische verbindingszone is artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant van overeenkomstige toepassing."

5.3.    In het plan zijn aan de percelen [locatie 1] en [locatie 2] de bestemmingen "Wonen" en "Natuur" toegekend. In artikel 10 van de planregels is geregeld waarvoor de gronden met de bestemming "Natuur" zijn bestemd. De percelen liggen aan de Dommel. De ter plaatse als "Natuur" bestemde gronden zijn feitelijk in gebruik als tuin bij de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].

5.4.    De plantoelichting vermeldt dat het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van de kern Boxtel. Boxtel wordt omgeven door landelijk gebied. De Dommel, die door het plangebied meandert, is in de IOV aangewezen als onderdeel van het NNB. Waar nodig zijn er conform de IOV beschermende regels opgenomen in de planregels. De ecologische en natuurwaarden van de Dommel zijn met het plan juridisch-planologisch geborgd door middel van gebiedsaanduidingen. Met de planregels is voor de gebiedsaanduidingen beschermende regelgeving vastgelegd. De plantoelichting vermeldt verder dat de zogenoemde beschermingszone, vastgelegd op basis van de aanwijzingen als NNB en ecologische verbindingszone, het karakter krijgt van een toetsingszone, omdat ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten aan de hand van toetsing aan regels en beleidsuitgangspunten worden gereguleerd of bijgestuurd. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en of werkzaamheden (bouwwerken zijn niet toegestaan), dient steeds een afweging plaats te vinden, zo staat in de plantoelichting.

In de zienswijzennota heeft de raad aangegeven waarom in het plan aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de bestemming "Natuur" is toegekend. Allereerst is vermeld dat er geen sprake is van een gewijzigd planologisch regime voor de percelen. In het vorige plan hadden de percelen immers ook de bestemming "Natuur". Daarnaast heeft de raad rekening gehouden met provinciale regelgeving. De zienswijzennota vermeldt dat er in hoofdstuk 3 van de IOV instructieregels aan gemeenten zijn opgenomen, waaraan de raad zich moet houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Op grond van artikel 3.25 van de IOV moet in een bestemmingsplan dat van toepassing is op gronden behorend tot de "NNB - ecologische verbindingszone" een ecologische verbindingszone worden opgenomen van ten minste 50 meter in stedelijk gebied. Ook moet het oprichten van bebouwing en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen worden beperkt. Daarom is aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de bestemming "Natuur" toegekend, aldus de zienswijzennota.

Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de gronden met de bestemming "Natuur" in het zuiden van het plangebied zijn aangemerkt als ecologische stapsteen richting het noorden van het centrum van Boxtel. De percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] liggen in het verlengde van die gronden. De raad heeft aangegeven dat bij het voorliggende plan aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een natuurbestemming is toegekend en dat later een afweging zal worden gemaakt, waarbij zal worden bezien of het nodig is om - na aankoop van de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] - de natuurbestemming ter plaatse daadwerkelijk te realiseren. Volgens de raad is nu nog niet duidelijk of de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] essentieel zijn als ecologische stapsteen bij het Dommelgebied. Na de te maken afweging zou volgens de raad ook kunnen worden geconcludeerd dat het toch niet nodig is om de percelen als ecologische stapsteen aan te merken. De raad stelt dat dan de mogelijkheid bestaat om de percelen weer als "Tuin" te bestemmen.

5.5.    De Afdeling stelt vast dat de percelen direct liggen aan de Dommel, die dwars door centrumgebied van Boxtel stroomt. De Dommel en haar oevers zijn op de bij de IOV behorende kaart aangewezen als "Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone". Deze zone heeft een breedte van ongeveer 50 meter en ligt blijkens de kaart voor circa 20 meter over de oevers.

De Afdeling stelt verder vast deze zone is overgenomen in de verbeelding bij het bestemmingsplan en daarin is aangeduid als "milieuzone - natuurnetwerk Brabant - evz".

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 3.15 en 3.25 van de IOV, terecht in die artikelen een basis gevonden om te overwegen de bestemming "Natuur" toe te kennen aan gronden binnen deze zone. Hierbij is van belang dat uit artikel 3.25, eerste lid, van de IOV volgt dat het plandeel, dat van toepassing is op gronden die op de bij de IOV behorende kaart zijn aangewezen als "Natuur Netwerk Brabant -ecologische verbindingszone", moet strekken tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van die ecologische verbindingszone op die gronden. De raad heeft hieraan gevolg willen geven door in het plan aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de bestemming "Natuur" toe te kennen en in artikel 10.1, aanhef en onder a, van de planregels op te nemen dat de voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden.

Maar zoals ter zitting desgevraagd ook van de kant van de raad is bevestigd, dient er, ook al geeft de IOV voor de aanwijzing tot de bestemming "Natuur" een basis, wel een belangenafweging plaats te vinden en dus ook inzichtelijk te worden gemaakt of die bestemming ook in deze gevallen, in afwijking van het feitelijke gebruik, daaraan dient te worden gegeven. Zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 2] terecht betogen, heeft de raad bij de planvaststelling onvoldoende gemotiveerd waarom juist aan de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] de bestemming "Natuur" is toegekend, terwijl andere percelen, die net als de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in het centrum van Boxtel en direct langs de Dommel liggen en in de IOV ook zijn aangewezen als "Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone", niet als "Natuur" zijn bestemd. De ter zitting gegeven toelichting van de raad dat na een nadere afweging terzake de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in de toekomst mogelijk kunnen worden aangemerkt als ecologische stapsteen, acht de Afdeling te weinig concreet en derhalve niet toereikend. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat de raad nergens in het plan heeft opgenomen dat er sprake is van ecologische stapstenen of waar deze ten opzichte van de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in het plangebied liggen. Ook is van belang dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], voor zover het betreft de tuinen bij hun woningen, nagenoeg volledig zijn bestemd als "Natuur". Niet is gebleken dat de raad bij de voorbereiding van het plan de mogelijkheid heeft bezien om de percelen slechts gedeeltelijk te voorzien van de bestemming "Natuur".

Het betoog slaagt.

Conclusie

6.       Gelet op hetgeen onder 4.5 tot en met 4.7 en 5.5 is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de percelen [locatie 1] en [locatie 2] met de bestemming "Natuur", is genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre moet worden vernietigd. Dat betekent dat voor deze locaties het plan niet meer geldt. Als gevolg van de vernietiging van de plandelen met de bestemming "Natuur" ter plaatse van de percelen [locatie 1] en [locatie 2], herleeft het voorheen geldende bestemmingsplan "Centrum Boxtel" uit 2009 ter plaatse. In dat plan hadden de percelen ook de bestemming "Natuur". De raad dient een nieuwe beslissing te nemen met in achtneming van deze uitspraak. Indien hij alsdan aan de gronden wederom de bestemming "Natuur" geeft, dient hij daaraan alsnog een toereikend onderzoek over de noodzaak daartoe in dit geval en een toereikende motivering daartoe ten grondslag te leggen.

7.       Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

8.       Van door [appellant sub 1] gemaakte proceskosten, die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. De raad moet de proceskosten van [appellant sub 2] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gegrond;

II.       vernietigt het besluit van 16 juni 2020 van de raad van de gemeente Boxtel, waarbij het bestemmingsplan "Centrum Boxtel" is vastgesteld, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Natuur" ter plaatse van de percelen [locatie 1] en [locatie 2];

III.      draagt de raad van de gemeente Boxtel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Boxtel tot vergoeding van de bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Boxtel

- aan [appellant sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt en

- aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

w.g. Polak
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ramrattansing
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022

408

BIJLAGE

Planregels

Artikel 10

Lid 10.1

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden alsmede kanoën;

d. agrarisch natuurbeheer;

e. cultureel en educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Lid 10.2.1

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

a. op de in 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd.

Lid 10.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste van de bestemming staan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen, tenzij het betreft:

1.bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van informatievoorziening waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 m;

2. in het landschap passende hekwerken ten behoeve van vee- en wildbeheersing, in welk geval de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Artikel 12

Lid 12.1

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gelegen hoofdgebouwen,

met daarbij behorende:

b. gebouwen;

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d. erven;

e. parkeervoorzieningen;

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. overige verhardingen

Lid 12.2.1

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bepalingen:

a. op de in 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, met uitzondering van voor de voorgevellijn van en aansluitend aan woningen gelegen erkers, serres en andere gebouwen op de begane grond, onder de volgende voorwaarden:

1. de breedte bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 meter;

2. de maximale bouwhoogte bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping + 0,25 meter van het hoofdgebouw;

3. de maximale diepte gemeten vanaf de voorgevel bedraagt 25% van de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens, met een maximum van 1,5 meter;

4. op een uitbouw is een afscheiding toegestaan met een hoogte van 1 meter gemeten vanaf bovenkant uitbouw.

Lid 12.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in het geval van tuinen die grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied, de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 3 meter achter de voorgevellijn maximaal 1 meter bedragen;

c.de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.

Artikel 31.2

Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.