Uitspraak 202105597/1/A3


Volledige tekst

202105597/1/A3.
Datum uitspraak: 9 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Amsterdam,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2021 in zaak nr. 19/5949 in het geding tussen:

[appellanten]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 heeft de burgemeester gelast de woning aan de [locatie] te Amsterdam voor de duur van drie maanden te sluiten met ingang van 16 april 2019.

Bij besluit van 30 september 2019 heeft de burgemeester het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 september 2019 vernietigd voor zover daarbij niet is beslist op het verzoek om een dwangsom, bepaald dat aan [appellanten] een dwangsom toekomt van € 427,00 en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2022, waar [appellant A] en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Kappelhof en mr. R. Nomden, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

2.       [appellanten] zijn eigenaren van de woning. In een proces-verbaal van de politie staat dat op 11 maart 2019 in de woning een hennepplantage is aangetroffen. In totaal stonden er 1.045 hennepplanten in de woning, waren er 64 assimilatielampen en was er sprake van diefstal van energie. De woning was niet meer bewoonbaar. De burgemeester heeft daarop besloten om op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning te sluiten. De duur van de sluiting heeft hij bepaald op drie maanden, conform de ‘Notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet en artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening’ (hierna: de Notitie). De burgemeester heeft het besluit in bezwaar gehandhaafd.

De uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft vastgesteld dat in het besluit van 12 april 2019 op pagina drie een ander adres staat genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank kan er echter geen twijfel over bestaan dat er sprake is van een kennelijke verschrijving, omdat op pagina één het juiste adres staat en ook het juiste kadastrale nummer staat vermeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden. Dat er geen overlast is geconstateerd, maakt dat niet anders, omdat een hennepplantage naar zijn aard een verstoring van de openbare orde betekent en sluiting onder meer het doel dient dat de woning geen rol meer vervult binnen de keten van drugshandel. Het belang van sluiting heeft de burgemeester zwaarder mogen laten wegen dan het belang van [appellanten], vanwege de ernst van de situatie. De rechtbank heeft de burgemeester wel opgedragen aan [appellanten] een dwangsom te betalen, omdat hij te laat op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank is als beslisdatum uitgegaan van de verzending van het besluit op 30 september 2019.

Hoger beroep bij de Afdeling

Verkeerd adres in het besluit

4.       [appellanten] betogen dat het noemen van een ander adres op pagina drie in het besluit van 12 april 2019 niet als een kennelijke verschrijving kan worden gezien. Het besluit heeft betrekking op een andere woning en dat betekent dat er geen sluitingsbevel is voor deze woning. Dit is niet hersteld in het besluit op bezwaar. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake kon zijn van verwarring, maar daarmee is ze buiten de omgang van het geding getreden, aldus [appellanten].

4.1.    Van een schrijffout waaraan kan worden voorbijgegaan is slechts sprake bij een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel. Van belang is dat bij het bestuursorgaan en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. De rechtbank heeft met de beoordeling of sprake kon zijn van verwarring getoetst of aan de schrijffout voorbij kan worden gegaan en is daarmee niet buiten de omvang van het geding getreden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het direct duidelijk is dat op pagina drie een onjuist adres staat. Dit adres wordt slechts eenmaal genoemd, terwijl het juiste adres meerdere keren staat vermeld en het juiste kadastrale nummer en verblijfsobjectnummer staan vermeld. [appellanten] waren er van op de hoogte dat in de woning op dat adres een hennepkwekerij was aangetroffen en hebben een zienswijze ingediend tegen het voornemen om tot sluiting van die woning over te gaan. Dat betekent dat ook naar het oordeel van de Afdeling voorbij kan worden gegaan aan de vermelding van het onjuiste adres op pagina drie. Dat dit niet expliciet is hersteld in het besluit op bezwaar, maakt dat niet anders. Nu het juiste adres meerdere malen in het besluit staat genoemd, is duidelijk op welke woning het sluitingsbevel ziet.

Het betoog slaagt niet.

Mocht de burgemeester de woning sluiten?

5.       [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de sluiting niet noodzakelijk is. Onder verwijzing naar het ‘Rapport Onderzoek toepassing artikel 13b Opiumwet’ (hierna: het rapport) van augustus 2021 voeren zij aan dat de doelen die volgens de burgemeester met de sluiting worden bereikt, daarmee niet worden bereikt of al bereikt waren. Zo blijkt nergens uit dat een sluiting het criminele circuit bereikt. Het effect van sluitingen wordt niet gemonitord. De eventuele signaalfunctie en afschrikwekkende werking van de sluiting is geen wettelijk doel van de maatregel. Voor zover er al een risico bestond op openbare orde incidenten, was dit risico weggenomen met het verwijderen van de hennepplanten, het opzeggen van de huur en het verstrijken van de tijd tussen de inval en de sluiting. De woning stond niet bekend als drugspand en sluiting kan er juist voor zorgen dat het gevoel van veiligheid in de wijk afneemt. De burgemeester heeft niet aangetoond dat hij maatwerk heeft toegepast en in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, aldus [appellanten].

5.1.    Met een woningsluiting kunnen meerdere doelen worden bereikt, zoals het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling, het wegnemen en voorkomen van overlast door de ‘loop’ eruit te halen en het voorkomen van onveilige situaties voor omwonenden en toekomstige bewoners, waarbij gedacht kan worden aan het wegnemen van het risico op ripdeals in of bij de woning. Ook het ontmoedigen van criminaliteit, onder meer door zichtbaar effectief optreden, en herstel of bevestiging van de geloofwaardigheid van de overheid kunnen deel uitmaken van de doelen van een woningsluiting. Dit is wat de signaalfunctie inhoudt. De signaalfunctie richt zich zowel op het criminele circuit waarin de woning een rol heeft vervuld als op de buurt waarin de woning staat.

Op de zitting bij de Afdeling heeft de burgemeester toegelicht dat een hennepkwekerij in het algemeen, maar zeker een hennepkwekerij van deze omvang, altijd een rol vervult in het criminele circuit. Dit circuit is groter dan alleen degene die de planten heeft verzorgd. De planten moeten ook geoogst en verhandeld worden en ook daarbij zijn mensen betrokken. Een zichtbare sluiting zorgt ervoor dat bij iedereen in het circuit, die weet waar de hennepkwekerij zich bevindt, bekend wordt dat deze er niet meer is en voorkomt daarmee ook een mogelijke ripdeal. Daarbij wordt met de sluiting tevens een signaal afgegeven naar de buurt dat wordt opgetreden door de overheid. De doelen die de burgemeester in dit geval wil bereiken met de sluiting zijn doelen waarvoor een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet ook bedoeld is.

5.2.    Of de burgemeester voor het bereiken van deze doelen een sluiting noodzakelijk mocht vinden, hangt onder meer af van de ernst en omvang van de overtreding. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911, is uiteengezet, zijn voor de beoordeling van de ernst en omvang meerdere factoren van belang, zoals de soort drugs, of er sprake is van feitelijke handel, de ligging van de woning, het gevaar voor de openbare orde en het professionele karakter van de overtreding.

De burgemeester heeft het volgende meegewogen. Het gaat hier om een grote kwekerij die professioneel was opgezet met 64 assimilatielampen en diefstal van energie. De woning ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Op de zitting heeft de burgemeester een overzicht overgelegd van het aantal waarschuwingen en sluitingen wegens het aantreffen van drugs in de directe omgeving van de woning tussen maart 2018 en juli 2021. In totaal is er in die periode bij 16 woningen, waaronder deze, handhavend opgetreden. Vanwege de wijk waarin de woning is gelegen, heeft de burgemeester de signaalfunctie die uitgaat van een sluiting richting de wijk extra belangrijk gevonden. Zoals hij op de zitting nader heeft toegelicht, vindt de burgemeester het aannemelijk dat de sluiting het criminele circuit bereikt en dus ook in die zin een signaalfunctie heeft. Dat [appellanten] zelf al de huurovereenkomst hebben ontbonden heeft voor deze signaalfunctie niet hetzelfde effect als een sluiting. Een sluiting heeft namelijk door bekendmaking van het besluit en het ophangen van een affiche op de voordeur een breder bereik. Bovendien draagt deze volgens de burgemeester bij aan het verkleinen van de kans dat nieuwe bewoners worden geconfronteerd met personen uit het criminele circuit. Deze doelen worden niet of minder bereikt met de maatregelen die [appellanten] hebben getroffen.

5.3.    De burgemeester heeft zich gelet op het voorgaande naar het oordeel van de Afdeling redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat een sluiting noodzakelijk was. Dat in het hierboven onder 5 genoemde rapport staat dat niet vaststaat hoe effectief sluitingen in het algemeen zijn om de beoogde doelen te bereiken, leidt niet tot het oordeel dat in dit geval een sluiting niet effectief zou zijn en daarmee niet noodzakelijk. De burgemeester heeft deugdelijk gemotiveerd waarom volgens hem een sluiting wel bijdraagt aan het bereiken van de doelen. Er zat ongeveer een maand tussen de inval en de sluiting. Dat is niet zo lang dat de doelen niet meer bereikt zouden kunnen worden of al bereikt zouden zijn.

De nadelige gevolgen voor [appellanten] bestaan uit het mislopen van huur. Deze gevolgen zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De burgemeester heeft in dit geval dan ook gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten.

Het betoog slaagt niet.

Dwangsom wegens niet tijdig beslissen

6.       [appellanten] betogen dat de rechtbank de hoogte van de dwangsom onjuist heeft vastgesteld. De rechtbank is ervan uitgegaan dat de burgemeester het besluit bekend heeft gemaakt op 30 september 2019. De burgemeester heeft het besluit toen naar het adres van de woning gestuurd. Zij wonen echter niet in de woning. Pas op 7 oktober 2019 is het besluit naar hen gemaild en daarmee op juiste wijze bekendgemaakt, aldus [appellanten].

6.1.    Ingevolge artikel 7:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt een besluit op bezwaar bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie het is gericht. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het besluit met verzending naar het adres van de woning op juiste wijze bekendgemaakt is, omdat de woning op dat adres bij [appellanten] in bezit is en de procedure betrekking heeft op dat adres. De Afdeling volgt dit standpunt niet. De burgemeester heeft het besluit van 12 april 2019 naar het woonadres van [appellanten] verzonden en over de bezwaarprocedure heeft hij per e-mail gecorrespondeerd. [appellanten] hebben niet aangegeven dat hun correspondentieadres gewijzigd was. Het was bij de burgemeester bekend dat zij niet woonden op het adres van de woning. Met verzending van het besluit naar het adres van de woning is het besluit op bezwaar dus niet aan hen bekendgemaakt. Pas met verzending per e-mail is het besluit aan hen bekendgemaakt. De dwangsom moet worden berekend over de periode 14 september 2019 tot en met 7 oktober 2019, uitkomend op een totaalbedrag van € 637,00.

Het betoog slaagt.

Verzoek om schadevergoeding

7.       [appellanten] hebben verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb. Deze schadevergoeding hebben zij begroot op € 4.725,00, drie maal de maandelijkse huur van € 1.575,00.

7.1.    Zoals hiervoor is geoordeeld, is het besluit van de burgemeester tot sluiting niet onrechtmatig. Nu het verzoek niet op een onrechtmatig besluit ziet, biedt artikel 8:88 van de Awb geen grondslag voor het vergoeden van de door [appellanten] gestelde schade. Het verzoek wordt afgewezen.

Slotsom

8.       Het hoger beroep is, uitsluitend vanwege het oordeel dat in 6.1 is gegeven over de beroepsgrond over de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde dwangsom, gegrond, maar de andere beroepsgronden slagen niet. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat aan [appellanten] een dwangsom toekomt van € 427,00. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd voor het overige. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling de hoogte van de dwangsom bepalen op € 637,00.

9.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2021 in zaak nr. 19/5949, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat aan [appellant A] en [appellant B] een dwangsom toekomt van € 427,00;

III.      bevestigt de uitspraak voor het overige;

IV.      bepaalt dat aan [appellant A] en [appellant B] een dwangsom toekomt van € 637,00;

V.       veroordeelt de burgemeester van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 27,32.

VI.      gelast dat de burgemeester van Amsterdam aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.

w.g. Polak
voorzitter

w.g. Greben
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022

851

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:88

1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:

a. een onrechtmatig besluit;

[…].

Opiumwet

Artikel 13b

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

[…].

Notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid met betrekking tot

artikel 13b van de Opiumwet en artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke

Verordening

2.1.2 Lijst II - softdrugs

Bij het aantreffen van stoffen aanwezig op lijst II in een niet bewoonde woning wordt het volgende beleidsuitgangspunt gehanteerd.

- Indien er sprake is van meer dan 5 gram softdrugs (bijvoorbeeld cannabis of paddo's) of meer dan 5 hennepplanten volgt In beginsel een sluiting.

Bij de afweging om over te gaan tot een sluiting kunnen naast de hoeveelheid drugs en de omvang van de hennepplantage ook andere omstandigheden meewegen. Hierbij wordt met name gekeken naar de factoren die erop wijzen dat de aanwezigheid van drugs voor de handel is bestemd.

[…].

2.3. Sluitingstermijn en heropening

Bij een woning wordt in beginsel een sluitingstermijn van drie maanden gehanteerd, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat een sluiting voor langere of kortere duur wordt opgelegd.

De belanghebbende kan een (gemotiveerd) verzoek tot opheffing van de sluiting indienen. De burgemeester zal in beginsel alleen in zeer bijzondere nieuwe omstandigheden over gaan tot eerdere heropening.