Uitspraak 202205502/1/R1


Volledige tekst

202205502/1/R1.
Datum uitspraak: 3 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], gevestigd te Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,

en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2022, kenmerk 1262246, heeft het college [verzoekster] onder oplegging van een dwangsom gelast om onder meer binnen twee maanden een inventariserend bodemonderzoek uit te laten voeren wegens overtreding van artikel 13 in samenhang met artikel 6 van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb).

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 oktober 2022, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door ing. J.A. Rietveld, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.M. Langereis, advocaat te Zoetermeer, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       [verzoekster] heeft een landbouwbedrijf op het adres [locatie] in Nieuwe-Tonge. Op 25 maart 2022 hebben toezichthouders geconstateerd dat een medewerker van [verzoekster] op een perceel tegenover [locatie] de inhoud van de tank van ten minste twee veldspuiten met gewasbeschermingsmiddelen heeft geloosd op de bodem. Eén van deze bodemlozingen werd op heterdaad vastgesteld. Na de lozing zijn er gele plassen op het perceel geconstateerd. Bij een controle op 12 april 2022 hebben toezichthouders van onder meer de DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR) geconstateerd dat er geen nieuwe gele vlekken aanwezig waren. Volgens het college is sprake van een puntlozing van het gewasbeschermingsmiddel Starane Top, waarvan de werkzame stof fluroxypyr-meptyl is. De last houdt, samengevat weergegeven, in dat ten eerste een plan van aanpak moet worden ingediend, vervolgens een inventariserend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd, waarna sanering dient plaats te vinden. Als sluitstuk is een preventieve last opgenomen, ter voorkoming van herhaling.

3.       Naar aanleiding van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom, heeft [verzoekster] bij laboratoria navraag laten doen over de stoffen die in het inventariserend bodemonderzoek onderzocht moeten worden. Volgens [verzoekster] wordt in de gevraagde laboratoria niet onderzocht op de aanwezigheid van fluroxypyr-meptyl. Bij e-mail van 29 juni 2022 heeft de DCMR aan [verzoekster] bevestigd dat niet op dit middel onderzocht hoeft te worden.

In de last is vervolgens opgenomen dat met het inventariserend bodemonderzoek met name onderzoek dient te worden gedaan naar de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen (breed pakket). In de reactie op de ingekomen zienswijze is dit nader uitgewerkt. De analyse dient plaats te vinden op ten minste het standaardpakket grond (NEN 5740), aan te vullen met DDT/DDE/DD en organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen. Voor het grondwater dient een gelijkwaardig pakket te worden gebruikt.

Het spoedeisend belang

4.       Het college heeft ter zitting bevestigd dat het de begunstigingstermijn heeft opgeschort tot en met de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter. Dit betekent dat de begunstigingstermijn van de last zal zijn verstreken op het moment dat de voorzieningenrechter uitspraak doet. Hiermee is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gegeven.

Het verzoek

5.       [verzoekster] betoogt dat van een lozing geen sprake is geweest. Volgens haar heeft een medewerker de veldspuit schoongemaakt en het schoonmaakwater verspoten op het perceel waarop later dit jaar mais is geteeld. Daarbij is de veldspuit een moment stilgezet om te controleren of de doppen vrij zijn. Dat daarna gele plassen zijn gezien op het perceel kan worden verklaard doordat het gebruikte middel Stomp ook verdund een duidelijke gele kleur heeft en het schoonmaakwater in de sporen op het perceel is blijven staan. Zij stelt dat zij heeft gehandeld in overeenstemming met artikel 4:104c van het Activiteitenbesluit.

Voorts betoogt [verzoekster] dat het college niet heeft gemotiveerd waarom van haar wordt verlangd dat zij nog een inventariserend bodemonderzoek laat doen, nu naar de stof fluroxypyr-meptyl geen onderzoek meer hoeft te worden gedaan. Dit is immers de werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel waarvan de vermeende lozing door het college aan zijn besluit ten grondslag is gelegd.

6.       De voorzieningenrechter overweegt dat de lopende bezwaarschriftprocedure de geëigende procedure is om alle feitelijke en juridische bezwaren ten gronde te onderzoeken. Het is aan het college om in het besluit op bezwaar nader in te gaan op de aangevoerde gronden en te beoordelen of de opgelegde last stand kan houden. Voor de beantwoording van de vraag of hangende de behandeling van het bezwaar een voorlopige voorziening moet worden getroffen, acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. De voorzieningenrechter begrijpt het betoog aldus dat de last te verstrekkend is, omdat niet langer op de aanwezigheid van de stof fluroxypyr-meptyl hoeft te worden onderzocht. Rechtspraak van de Afdeling is dat een last die erop is gericht de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden, gelet op het beginsel van de proportionaliteit, niet verder mag strekken dan tot het treffen van de daartoe vereiste minst bezwarende maatregelen (bv. de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3420). In het besluit van 26 juli 2022 is niet gemotiveerd waarom een inventariserend bodemonderzoek naar het standaardpakket, aangevuld met gewasbeschermingsmiddelen is gelast en wat het college verwacht te kunnen ontlenen aan de uitkomsten van het inventariserend bodemonderzoek dat te relateren is aan de vermeende lozing van het gewasbeschermingsmiddel Starane Top. Ook ter zitting heeft het college deze duidelijkheid niet kunnen bieden. Gelet hierop bevat de last onvoldoende handvatten voor de beoordeling van de vraag of de last al dan niet verder gaat dan nodig is voor het beëindigen van de aan de last ten grondslag gelegde overtreding van artikel 13 van de Wbb. Het betrokken milieubelang geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om van het treffen van een voorlopige voorziening af te zien. Uit het tijdverloop sinds 25 maart 2022 blijkt niet dat sprake is van een zodanig urgent milieubelang dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Het college heeft ter zitting niet nader onderbouwd dat en in welke mate sprake is van een zodanig urgent milieubelang dat de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Ter zitting hebben partijen bevestigd dat de hoorzitting over het bezwaar voor 31 oktober 2022 is geagendeerd, waarna het college het in eigen hand heeft om het nemen van een besluit op bezwaar te bespoedigen.

Conclusie

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding het besluit van 26 juli 2022 te schorsen.

8.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee van 26 juli 2022, kenmerk 1262246;

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Boer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2022

745