Uitspraak 202106791/2/A3


Volledige tekst

202106791/2/A3.
Datum beslissing: 31 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

Huurderskoepel Arcade, gevestigd te Amsterdam,

verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2022, heeft  Huurderskoepel Arcade verzocht om wraking van staatsraad mr. J.M.L. Niederer (hierna: de staatsraad) als lid van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 202106791/1/A3.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De staatsraad heeft een schriftelijke reactie ingediend. Deze is op 25 oktober 2022 aan Huurderskoepel Arcade toegestuurd.

De Afdeling heeft het verzoek om wraking behandeld op de zitting van 26 oktober 2022, waar Huurderskoepel Arcade, vertegenwoordigd door mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam, en mr. A.I. de Haan, advocaat te Amersfoort, is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing

Bij mondelinge beslissing van 26 oktober 2022 heeft de Afdeling het verzoek om wraking afgewezen.

Overwegingen

Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.

1.       Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden". Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.

2.       Huurderskoepel Arcade heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de staatsraad al eerder betrokken is geweest bij de beoordeling en beslissing inzake geschillen tussen dezelfde partijen over dezelfde (rechts)vragen, uitmondend in de uitspraak van 30 juni 2021. In die uitspraak is een judiciële lus bepaald. De behandeling van de zaak nr. 202106791/1/A3 betreft het beroep dat is ingesteld tegen het naar aanleiding van de uitspraak van 30 juni 2021 genomen besluit. Huurderskoepel Arcade wijst erop dat de staatsraad dus een zaak zal gaan behandelen waar hij al eerder bij betrokken is geweest. Dat acht Huurderskoepel Arcade op zichzelf al onwenselijk, en dit roept volgens Huurderskoepel Arcade de schijn van partijdigheid op. Dit geldt volgens Huurderskoepel Arcade eens te meer, nu volgens Huurderskoepel Arcade sprake is van een misslag in de uitspraak van 30 juni 2021. Huurderskoepel Arcade heeft deze misslag in het beroep dat hij in het kader van de judiciële lus heeft ingesteld aan de orde gesteld. De staatsraad zal nu dus moeten gaan oordelen over een misslag in een mede door hem gewezen uitspraak. Volgens Huurderskoepel Arcade had deze zaak daarom niet aan de staatsraad mogen worden toebedeeld, en is er sprake van de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid. Huurderskoepel Arcade wijst ter ondersteuning hiervan ook op de artikelen 12 en 14 van de Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2020 (hierna: de Regeling). Verder zijn er volgens Huurderskoepel Arcade nog bijkomende - hierna nader te bespreken - bijzondere omstandigheden waardoor de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid van de staatsraad verder wordt versterkt.

Betrokkenheid bij de beoordeling van de eerste zaak. Misslag in de uitspraak van 30 juni 2021

3.       Artikel 12 van de Regeling luidt:

"Een verzoek om herziening van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt behandeld door een kamer waarvan het lid of de leden de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, niet hebben gedaan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan in bijzondere gevallen hiervan afwijken."

Artikel 14 van de Regeling luidt:

"1. Bij de toedeling van de zaken wordt, behoudens voor zover uit de wet anders voortvloeit, rekening gehouden met in ieder geval de volgende factoren:

- de mate van expertise, ervaring, beschikbaarheid en inzetbaarheid van de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak;

- de korte wettelijke afdoeningstermijnen die voor sommige zaken gelden;

- de evenwichtige samenstelling van de behandelend kamer;

- de eerdere betrokkenheid bij een zaak;

- de juridisch-inhoudelijke of maatschappelijke complexiteit van een zaak;

- de noodzaak van clustering van gelijksoortige zaken;

- het bevorderen van rechtseenheid tussen de hoogste rechterlijke --colleges;

- de volgorde van binnenkomst.

2. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak deelt, namens de Afdeling bestuursrechtspraak, de zaken toe na overleg met de kamervoorzitters of hun plaatsvervangers. Individuele leden van de Afdeling bestuursrechtspraak hebben geen invloed op de toedeling van individuele zaken."

3.1.    Over de eerdere betrokkenheid van de staatsraad bij de uitspraak van 30 juni 2021 overweegt de Afdeling dat in artikel 14 van de Regeling de eerdere betrokkenheid bij een zaak inderdaad wordt genoemd als een factor waarmee rekening wordt gehouden bij de toedeling van zaken. In de toelichting op dit artikel is echter neergelegd dat dit twee kanten op kan werken. In de toelichting is in dit verband expliciet verwoord dat die eerdere betrokkenheid bij de toepassing van de judiciële lus reden is om de zaak aan de staatsraad of staatsraden toe te delen die de eerdere uitspraak heeft of hebben gedaan. Dit uit een oogpunt van kennis van de zaak, continuïteit en efficiency.

3.2.    Voor wat betreft de verwijzing naar artikel 12 van de Regeling overweegt de Afdeling dat deze bepaling ziet op de behandeling van een verzoek om herziening. Dat is in dit geval niet aan de orde. Huurderskoepel Arcade heeft geen verzoek om herziening van de uitspraak van 30 juni 2021 ingediend. De door Huurderskoepel Arcade gestelde misslag in de uitspraak van 30 juni 2021, die zij in beroep aan de orde stelt, is daarmee ook niet op één lijn te stellen. Overigens wijst de Afdeling erop dat artikel 12 van de Regeling blijkens de bewoordingen van dit artikel en de toelichting daarop  weliswaar als hoofdregel hanteert dat het herzieningsverzoek niet wordt afgedaan door de betrokken staatsraden die verantwoordelijk zijn voor de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, maar dat daar in bijzondere gevallen van kan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij zeer complexe zaken. Dan kan het vanwege de gewenste continuïteit en dossierkennis wenselijk zijn dat tenminste één van de staatsraden uit de zittingscombinatie die de uitspraak heeft gedaan waarvan herziening wordt gevraagd, wordt betrokken bij de beslissing op het herzieningsverzoek. Huurderskoepel Arcade heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat het hier om een zeer complexe zaak gaat.

3.3.    Gelet op het voorgaande is er geen sprake van dat de zaak in strijd met de artikelen 12 en 14 van de Regeling aan de staatsraad is toebedeeld en leidt deze toedeling ook niet tot de conclusie dat de staatraad in zijn algemeenheid niet onpartijdig of vooringenomen zou zijn.

3.4.    Huurderskoepel Arcade heeft echter aangevoerd dat een en ander niet los kan worden gezien van de gestelde misslag in de uitspraak van 30 juni 2021. Huurderskoepel Arcade wijst erop dat hij de gestelde misslag aan de orde heeft gesteld in het beroep. Hij leidt uit wat de staatraad in zijn reactie  heeft geschreven over de gestelde misslag af dat de staatraad niet open staat voor een herbeoordeling van de gestelde misslag. De Afdeling leest in de door Huurderskoepel Arcade bedoelde passage niet meer dan een weergave van de juridische hoofdregel, en leest daarin niet dat de staatsraad zijn oordeel al heeft gevormd. Ook hierin ligt daarom geen reden om aan te nemen dat sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid bij de staatsraad, of de schijn daarvan.

Voorzitterschap Adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken Woningwet

4.       Huurderskoepel Arcade heeft in het wrakingsverzoek als bijkomende bijzondere omstandigheid aangevoerd dat de staatsraad door de minister van BZK is benoemd als voorzitter van de Adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken Woningwet ex artikel 44 van de Woningwet (hierna: de commissie), en in die hoedanigheid de minister van BZK adviseert, die in deze procedure de wederpartij van Huurderskoepel Arcade is. Hiermee wekt de staatsraad volgens Huurderskoepel Arcade het vermoeden dat sprake is van de schijn van objectieve partijdigheid en vooringenomenheid. Op de zitting heeft Huurkoepel Arcade toegelicht dat hij met deze grond bedoelt aan te voeren dat de toenmalige minister van BZK - en partijgenoot van de staatsraad - , Stef Blok, deze commissie heeft samengesteld in strijd met de daarvoor geldende wet- en regelgeving, en dat die strijd onder meer ziet op de positie van de voorzitter. Het verwijt dat Huurderskoepel Arcade de staatsraad in dit verband maakt houdt in dat de staatsraad volgens Huurderskoepel Arcade voordat hij zijn functie als voorzitter innam niet heeft geverifieerd of zijn positie als voorzitter wel op een deugdelijke wettelijke grondslag berustte.

4.1.    De Afdeling stelt vast dat de staatsraad bij besluit van 21 december 2020 met ingang van 1 januari 2021 door minister K.H. Ollongren (geen lid van de partij waarvoor de staatsraad destijds in de kamer zat)  is benoemd tot voorzitter van de bedoelde commissie. De Afdeling stelt ook vast dat, zoals op de zitting door Huurderskoepel Arcade is bevestigd, de commissie over andere onderwerpen adviseert dan de onderwerpen waar het nu in het geding zijnde besluit en de beroepsprocedure betrekking op hebben. Ook anderszins is er geen verband tussen de activiteiten van de commissie en deze zaak. Nog los daarvan heeft de staatsraad onweersproken verklaard dat hij in zijn hoedanigheid van voorzitter van de commissie geen bemoeienis heeft gehad met zaken waar één of meer van de in de hoofdzaak betrokken partijen bij betrokken waren.

Gelet hierop staat het verwijt dat aan de staatsraad wordt gemaakt in een zodanig ver verwijderd verband van wat er in de onderhavige procedure speelt dat hieruit in redelijkheid geen schijn van partijdigheid kan worden afgeleid.

Politiek-bestuurlijke achtergrond van de staatsraad

5.       Huurderskoepel Arcade voert verder als bijkomende bijzondere omstandigheid aan dat de staatsraad jarenlang een nauwe samenwerking binnen de VVD-fractie in de Tweede Kamer had met zijn partijgenoot Stef Blok. Stef Blok was als toenmalige minister verantwoordelijk voor het primaire besluit in het dossier en is ook verantwoordelijk voor het BTIV, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat diverse onderdelen inzake de hybride scheiding in strijd zijn met de wet.

5.1.    De Afdeling constateert dat de staatsraad van 1998 tot 2002 lid van de Tweede Kamer was en dat de gestelde nauwe samenwerking met Stef Blok dus op die periode ziet. Er is niet gesteld dat er anders dan via de fractie sprake is van een bijzondere band tussen Stef Blok en de staatsraad. Gelet op het tijdsverloop en het ontbreken van een bijzondere band zijn er geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de vrees gerechtvaardigd is dat de staatsraad deze zaak niet onpartijdig zal behandelen.

5.2.    Huurderskoepel Arcade heeft tot slot gesteld dat het feit dat een partijgenoot van de staatsraad, Frank de Grave, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Key het definitieve ontwerp-voorstel heeft goedgekeurd voor de onderhavige hybride scheiding waar deze procedure op ziet, ook de schijn van partijdigheid van de staatsraad wekt. De Afdeling overweegt dat het enkele zijn van een partijgenoot onvoldoende is voor het aannemen van de schijn van partijdigheid.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en, mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.

w.g. Meijer
voorzitter

w.g. Van Ewijk
griffier

867