Uitspraak 202100431/3/R4


Volledige tekst

202100431/3/R4.
Datum uitspraak: 2 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante A] gevestigd te [plaats], en [appellant B], wonend te Amersfoort (hierna: [appellanten]),

en

1.       de raad van de gemeente Amersfoort,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,

verweerders.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 11 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1789, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 24 november 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lorentzstraat 17a" te herstellen.

Bij beschikking van 30 september 2021 heeft de Afdeling de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot en met 3 februari 2022.

Bij beschikking van 10 februari 2022 heeft de Afdeling de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot en met 31 mei 2022.

Bij brief van 2 juni 2022 hebben de raad en het college meegedeeld dat bij besluiten van 31 mei 2022 het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld om het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek te herstellen, en dat de omgevingsvergunning is gewijzigd.

[appellanten] hebben hierover een zienswijze naar voren gebracht en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak en de wijzigingsbesluiten

1.       Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voorzien in de bouw van 17 woningen. [appellanten] zijn eigenaar van nabijgelegen percelen met bedrijfsgebouwen.

In de tussenuitspraak is geoordeeld dat de raad niet heeft onderzocht of de bedrijven op de percelen van [appellanten] na realisering van de woningen kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden bij de voorziene woningen. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is daarom in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling heeft de raad opgedragen om te onderzoeken of bij de voorziene woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat en in hoeverre het plan leidt tot beperking van de bedrijfsactiviteiten op de percelen van [appellanten]. De raad moet bezien of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in het licht van de uitkomsten van dit onderzoek in stand kan blijven en moet zo nodig een nieuw besluit nemen.

In de tussenuitspraak is verder overwogen dat de omgevingsvergunning is gebaseerd op het bestemmingsplan. Het college moet daarom bezien of de opdracht aan de raad gevolgen heeft voor de omgevingsvergunning en moet zo nodig een nieuw besluit nemen.

2.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad door Alcedo B.V. akoestisch onderzoek laten verrichten naar tien bedrijven in de omgeving van het plangebied. Op 14 maart 2022 heeft Alcedo rapporten hierover uitgebracht. Per bedrijf is één rapport gemaakt en er is een rapport uitgebracht over de geluidssituatie van alle bedrijfsactiviteiten gezamenlijk.

In de rapporten is, kort samengevat, geconcludeerd dat twee bedrijven ([appellante A] en [bedrijf]) maatregelen moeten nemen (zoals het niet laden en lossen in de nachtperiode) om te kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden in tabel 2.17a van artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) voor de voorziene woningen in het plangebied en/of voor de bestaande woningen buiten het plangebied. Voor die maatregelen zullen maatwerkvoorschriften moeten worden vastgesteld. Daarnaast moet volgens Alcedo de voorziene tuinmuur (het geluidscherm) tussen de bedrijfspercelen en de nieuwe woningen worden verhoogd van 2 m naar 2,5 m.

Ook met de maatregelen bij de twee bedrijven en het geluidscherm wordt het in tabel 2.17a opgenomen maximaal geluidsniveau in de nachtperiode op de gevels van een aantal nieuwe woningen (60 dB(A)), met 1 of 2 dB overschreden. Volgens Alcedo kan bij maatwerkvoorschrift een hoger maximaal geluidsniveau van 61 of 62 dB(A) worden vastgesteld. Alcedo wijst er in dat verband onder meer op dat, rekening houdend met een minimale geluidwering van de gevels van 20 dB, in de woningen wordt voldaan aan het maximaal geluidsniveau in de nachtperiode van 45 dB(A).

3.       Naar aanleiding van de rapporten van Alcedo heeft de raad het bestemmingsplan bij het besluit van 31 mei 2022 opnieuw vastgesteld met (voor zover hier relevant) de volgende wijzigingen. Aan de noord- en westzijde van het perceel Lorentzstraat 17a is de functieaanduiding "geluidscherm" toegevoegd. In artikel 6.4.1 van de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Die houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" een geluidscherm in de vorm van een stenen tuinmuur van 2,5 m hoog moet worden geplaatst. In artikel 6.5.1 van de planregels is bepaald dat de gronden uitsluitend voor wonen mogen worden gebruikt, als een geluidscherm in de vorm van een stenen tuinmuur is gerealiseerd en in stand wordt gelaten.

De raad heeft in het kader van het wijzigingsbesluit toegelicht dat het college de door Alcedo genoemde maatwerkvoorschriften zal vaststellen. De Afdeling begrijpt de raad zo dat het gaat om maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit (verhoging van de geluidgrenswaarden voor een aantal woningen) en als bedoeld in het vijfde lid (gedragsregels voor twee bedrijven). Volgens de raad staat de beperkte verhoging van het geluidsniveau op de gevel van een deel van de nieuwe woningen niet in de weg aan een goed woon- en leefklimaat in het plangebied. De raad heeft in dit verband toegelicht dat het gaat om beperkte overschrijdingen, voornamelijk als gevolg van verkeer van en naar de bedrijven. Die geluiden zijn ook gangbaar in woonwijken zonder nabijgelegen bedrijventerreinen. Verder wordt volgens de raad voldaan aan het maximaal geluidsniveau in de woningen van 45 dB(A). De maatwerkvoorschriften die betrekking hebben op gedragsregels, hebben volgens de raad geen verstrekkende gevolgen voor die bedrijven. De raad hecht er verder belang aan dat het plan bijdraagt aan de Amersfoortse (sociale) woningbouwopgave.

Mede naar aanleiding van een gewijzigde aanvraag heeft het college de omgevingsvergunning bij het besluit van 31 mei 2022 gewijzigd. De omgevingsvergunning is daarbij opnieuw verleend. Aan de noord- en westzijde van het perceel Lorentzstraat 17a is een geluidwerende tuinmuur (het geluidscherm) van 2,5 m hoog toegevoegd.

4.       De besluiten van 31 mei 2022 vervangen de oorspronkelijke bestreden besluiten en zijn ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, onderdeel van dit geding. Het beroep van [appellanten] is van rechtswege gericht tegen de besluiten van 31 mei 2022.

Toetsingskader bestemmingsplan

5.       Bij de (wijziging van de) vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroepsgronden tegen het gewijzigde bestemmingsplan

6.       [appellanten] betogen dat het wijzigingsbesluit ertoe leidt dat de bedrijven op hun percelen hun bedrijfsvoering moeten aanpassen vanwege de nieuwe woningen, terwijl niet vaststaat dat de conclusies uit de rapporten van Alcedo juist zijn. Zij wijzen op het door hen eerder overgelegde akoestisch rapport van SPA WNP ingenieurs van 14 januari 2021. Daaruit volgt volgens hen dat de bedrijfsvoering niet hoeft te worden aangepast, omdat de nieuwe woningen een belemmering vormen voor de bedrijven, en niet andersom. [appellanten] verzoeken de Afdeling om een deskundige te benoemen om de rapporten van SPA WNP ingenieurs en Alcedo te beoordelen.

6.1.    Uit zowel het akoestisch rapport van SPA WNP ingenieurs als uit de rapporten van Alcedo volgt dat de geluidgrenswaarden ter plaatse van de nieuwe woningen worden overschreden door de activiteiten op de bedrijfspercelen. [appellanten] hebben geen concrete aanknopingspunten gegeven om te twijfelen aan de inhoud van de rapporten van Alcedo, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet om zelf een deskundige te benoemen.

Of de overschrijding van de geluidsniveaus gevolgen moet hebben voor de bedrijven, de nieuwe woningen, of allebei, is in eerste instantie aan de raad. Daarop gaat de Afdeling hierna in.

[appellanten] betogen dat de aangekondigde gedragsregels die als maatwerkvoorschrift zullen worden vastgesteld, tot belemmering van de bedrijfsvoering leiden. Zij zijn het er in het bijzonder niet mee eens dat een deel van de bedrijfsactiviteiten van [appellante A] uitsluitend met gesloten deuren mag plaatsvinden, en dat tussen 23.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s ochtends geen vrachtwagens bij dit bedrijf mogen komen en geen laad- en losactiviteiten mogen plaatsvinden. Dit is volgens hen onwerkbaar voor bouwbedrijven die om 7 uur ’s ochtends op de bouwplaats starten en vóór die tijd materialen moeten ophalen bij de werkplaats van [appellante A].

[appellanten] voeren verder aan dat, ook met de gedragsregels, in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Zij voeren daartoe aan dat de raad ervan uitgaat dat de nieuwe woningen geluidwerende gevels zullen hebben, maar dat onduidelijk is waarop de raad dat uitgangspunt baseert. Verder heeft volgens [appellanten] het geluidscherm van 2,5 m hoog geen effect voor de bovenverdiepingen.

6.2.    Zoals in de tussenuitspraak, onder 4.2, is uiteengezet, is de raad bij de beoordeling van de gevolgen van het plan uitgegaan van de feitelijke activiteiten van de bedrijven. Dat is ook gedaan voor zover die activiteiten volgens de raad in strijd zijn met het bestemmingsplan dat geldt voor de bedrijfspercelen.

Uit het rapport van Alcedo over de werkplaats van [appellante A] volgt dat, uitgaande van de feitelijke activiteiten van [appellante A], ter plaatse van een aantal bestaande woningen buiten het plangebied geluidgrenswaarden worden overschreden. Om aan de geluidgrenswaarden te voldoen moeten de volgende maatregelen worden genomen:

-         de vandiktebank wordt niet gebruikt in de avondperiode en de nachtperiode;

-         in de nachtperiode komen er geen vrachtwagens;

-         in de nachtperiode vinden er geen laad- en losactiviteiten plaats, ook niet met eigen kraan of het laden en lossen van steigermateriaal.

In aanvulling daarop moeten volgens het rapport de volgende maatregelen worden genomen om bij de nieuwe woningen te kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden:

-         In de dagperiode wordt de overheaddeur gesloten tijdens het gebruik van de vandiktebank;

-         In de avond- en nachtperiode wordt de overheaddeur gesloten tijdens gebruik van andere machines in de werkplaats.

In de plantoelichting staat dat het college deze gedragsregels als maatwerkvoorschrift zal vaststellen.

6.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3269), hoeven maatwerkvoorschriften in beginsel niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan te zijn vastgesteld, als de raad er op voorhand redelijkerwijs van kon uitgaan dat maatwerkvoorschriften stand zullen houden in een beroepsprocedure.

In wat [appellanten] aanvoeren, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de voorgenomen maatwerkvoorschriften geen stand kunnen houden. Dat tussen 23.00 uur ’s avonds en 07.00 uur ‘s ochtends geen laad- en losactiviteiten bij de werkplaats mogen plaatsvinden, betekent weliswaar dat [appellante A] haar activiteiten enigszins moet aanpassen. Maar [appellanten] hebben niet onderbouwd dat dit de bedrijfsvoering zo belemmert dat de raad er op voorhand van had moeten uitgaan dat zo’n maatwerkvoorschrift geen stand kan houden. Overigens wordt deze maatregel genomen, zodat bij de bestaande woningen buiten het plangebied wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden die op grond van het Activiteitenbesluit ook nu al gelden. Eventuele belemmering van de bedrijfsvoering als gevolg van deze maatregel staat dus los van het plan. Het sluiten van de overheaddeur is wel een maatregel die uitsluitend moet worden genomen vanwege de in het plan voorziene woningen. [appellanten] hebben echter niet toegelicht waarom deze maatregel de bedrijfsvoering belemmert.

Zoals ook is overwogen in de hiervoor genoemde uitspraak van 3 september 2014, betekent het vaststellen van maatwerkvoorschriften niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen is gegarandeerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de gedragsregels, het geluidscherm en de minimale geluidwering van de gevels van de nieuwe woningen van 20 dB, sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat is zo, ondanks de beperkte overschrijdingen van het maximaal geluidsniveau in de nachtperiode bij een aantal van de nieuwe woningen. [appellanten] hebben de voorgenomen maatwerkvoorschriften voor de geluidsniveaus bij de nieuwe woningen niet bestreden. Alleen de stelling dat het geluidscherm geen effect heeft voor de bovenverdiepingen van de nieuwe woningen, maakt nog niet dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verder is de raad er terecht van uitgegaan dat de gevels een minimale geluidwering van 20 dB zullen hebben. Deze verplichting volgt uit artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 en in de gewijzigde omgevingsvergunning is vermeld dat aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en slotoverwegingen

7.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, moet het besluit van de raad van 24 november 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lorentzstraat 17a" wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb worden vernietigd.

Het beroep van [appellanten] tegen het wijzigingsbesluit van de raad van 31 mei 2022 is ongegrond. Dit betekent dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 24 november 2020 is hersteld.

8.       De besluiten van de raad tot (gewijzigde) vaststelling van het bestemmingsplan zijn gecoördineerd voorbereid met de besluiten van het college van 2 december 2020 en 31 mei 2022 tot verlening en wijziging van de omgevingsvergunning. [appellanten] hebben geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de besluiten van het college.

Omdat het besluit van de raad van 24 november 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan naar aanleiding van het beroep van [appellanten] wordt vernietigd, en dat bestemmingsplan het toetsingskader vormde voor de omgevingsvergunning van 2 december 2020, is het beroep tegen het besluit van 2 december 2020 gegrond en moet dit besluit worden vernietigd.

Gelet op wat onder 7 is overwogen over het wijzigingsbesluit van de raad van 31 mei 2022, is het beroep van [appellanten] tegen het besluit van het college van 31 mei 2022 ongegrond.

Dit betekent dat het gewijzigde bestemmingsplan en de gewijzigde omgevingsvergunning in stand blijven.

9.       De raad en het college moeten de proceskosten van [appellanten] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 24 november 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Lorentzstraat 17a" gegrond;

II.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouder van Amersfoort van 2 december 2020, kenmerk OVU-1024444, gegrond;

III.      vernietigt de onder I en II genoemde besluiten;

IV.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 31 mei 2022 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Lorentzstraat 17a" ongegrond;

V.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort van 31 mei 2022 ongegrond;

VI.      veroordeelt de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort gezamenlijk tot vergoeding van bij [appellante A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.763,18, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad en het college aan hun betalingsverplichting hebben voldaan. Van dit bedrag is € 2.277,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, is € 86,18 toe te rekenen aan de door [appellant B] en de deskundige gemaakte reiskosten. € 2.400,00 betreft de kosten van het deskundigenrapport. Dit laatste bedrag moet worden verhoogd met de daarover verschuldigde omzetbelasting die daarmee ook deel uitmaakt van de veroordeling in de proceskosten;

VII.     gelast dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort gezamenlijk aan [appellante A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoeden, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad en het college aan hun betalingsverplichting hebben voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.

w.g. Wortmann
voorzitter

w.g. Veldwijk
griffier

912