Uitspraak 202105698/2/A3


Volledige tekst

202105698/2/A3.
Datum beslissing: 21 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], en Alpenkaan B.V., gevestigd te Nijmegen (hierna: de vennootschap),

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juli 2021 in zaak nr. 21/3175 en 21/3176 in het geding tussen:

[appellant] en de vennootschap

en

de burgemeester van Nijmegen.

Procesverloop

[appellant] en de vennootschap hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juli 2021 in zaak nr. 21/3175 en 21/3176.

De burgemeester heeft een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.

[appellant] en de vennootschap hebben op het verzoek gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1.       De vennootschap is opgericht door [appellant] en [partij]. Zij waren beiden bestuurder en beheerder van de vennootschap. [appellant] heeft namens de vennootschap een exploitatievergunning bij de burgemeester aangevraagd voor de horeca-inrichtingen aan de [locatie 1] en aan de [locatie 2] in Nijmegen. Deze inrichtingen behoren tot het gebouw dat is gelegen op de hoek van deze twee straten. In dat gebouw zijn de verschillende inrichtingen onderling bereikbaar. De exploitatievergunning is aangevraagd wegens de overname van een bestaand bedrijf van [partij].

Op 11 februari 2021 is [partij] uit het bestuur van de vennootschap getreden.

2.       De burgemeester heeft de aanvraag bij het besluit van 15 december 2020 afgewezen en de afwijzing bij het besluit op bezwaar gehandhaafd. Hij stelt zich op het standpunt dat [appellant] niet voldoet aan de eis, dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Volgens een uittreksel van de Justitiële Informatiedienst zijn op naam van [appellant] twee feiten ter zake van overtredingen op grond van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht geregistreerd. Verder stelt de burgemeester zich op het standpunt dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichtingen op ontoelaatbare nadelige wijze wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichtingen. Bij de gemeente zijn in de periode van januari 2020 tot en met januari 2021 meer dan 30 klachten, burgermeldingen, binnengekomen van overlast rondom de inrichtingen. Verder is de inrichting aan de [locatie 2] in maart 2020 verzegeld nadat in strijd met de aan [partij] opgelegde last onder bestuursdwang publiek in de inrichting was toegelaten. Aan [partij] is verder op 6 februari 2020 een waarschuwing gegeven wegens in strijd met de vergunningvoorschriften aanwezig hebben van alcohol in de inrichting aan de [locatie 1]. Het vertrek van [partij] uit het bestuur van de vennootschap heeft zich voorgedaan na het besluit van 15 december 2020. Als de vennootschap op basis van de gewijzigde samenstelling van het bestuur alsnog een exploitatievergunning wil krijgen, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend, aldus de burgemeester.

Verzoek om beperkte kennisneming

3.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling kennis zal nemen van het overzicht van klachten uit de periode van 16 januari 2020 tot 13 januari 2021 over incidenten die zich hebben afgespeeld in en rond het pand aan de [locatie 1] en aan de [locatie 2]. Als dit stuk bekend wordt bij [appellant] en de vennootschap vreest de burgemeester voor represailles tegen de melders.

4.       Volgens [appellant] en de vennootschap is er geen sprake van gewichtige redenen om toewijzing van het verzoek te rechtvaardigen.

De burgemeester heeft de vrees voor represailles niet toegelicht. [appellant] en de vennootschap achten het van belang om te weten van wie klachten afkomstig zijn om zodoende in ieder geval te kunnen controleren of de klachten van een of meerdere personen afkomstig zijn.

Beoordeling

5.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van een of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

6.       In het dossier zit een overzicht met alle burgermeldingen. Dit overzicht lijkt opgemaakt te zijn in het format van een Excelbestand.

Dat overzicht is aan [appellant] en de vennootschap verstrekt. Uit het dossierstuk volgt dat [appellant] en de vennootschap van, een deel van, de inhoud van elke burgermelding op de hoogte kunnen zijn. Zij weten ook wanneer deze meldingen zijn gedaan. Uit dit overzicht blijkt niet wie de meldingen hebben gedaan. Adresgegevens en namen van klagers zijn in dat overzicht weggelakt. Het overzicht dat met een verzoek tot beperkte kennisneming is ingediend, bevat de volledige meldingen met eventueel namen en adresgegevens van de melders, voor zover de melding niet anoniem is gedaan. De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant] en de vennootschap om kennis te nemen van de betrokken namen en adresgegevens. De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming in zoverre gerechtvaardigd. De Afdeling kan na toestemming van [appellant] en de vennootschap om kennis te nemen van het ongelakte stuk, nagaan van wie de klachten afkomstig zijn. Voor zover het verzoek tot beperkte kennisneming ook betrekking heeft op een deel van de inhoud van de meldingen, acht de Afdeling het verzoek in zoverre niet gerechtvaardigd. De Afdeling merkt op dat door het gekozen format in sommige gevallen een deel van de inhoud van de melding is weggevallen. Het komt de Afdeling voor dat geen gebruik is gemaakt van de functie Terugloop. De Afdeling ziet echter geen reden waarom meldingen na een regel, soms midden in een woord, moeten worden afgebroken. Uit het deel van de inhoud van meldingen dat niet is verstrekt, volgt niet dat juist daarop de vrees voor represailles tegen melders is gebaseerd. Samengevat wordt het verzoek toegewezen wat betreft de vermelding van NAW-gegevens en afgewezen wat betreft de inhoud van de meldingen. Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het hierna, onder "Beslissing", onderdeel III, aangeduide verzoek om een geanonimiseerde versie van het overzicht aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek om beperking van de kennisneming toe, voor zover dit betrekking heeft op namen en adresgegevens van melders;

II.       wijst het verzoek voor het overige af;

III.      verzoekt de burgemeester van Nijmegen om uiterlijk op 27 oktober 2022 een geanonimiseerde versie van het overzicht aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Ley-Nell

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2022

597