Uitspraak 202204461/2/R3


Volledige tekst

202204461/2/R3.
Datum uitspraak: 18 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       Stichting Platform Initiatief Noordwijk, gevestigd te Noordwijk (hierna: de stichting),

2.       Werkgroep Behoud van Bronsgeest, gevestigd te Noordwijk (hierna: de werkgroep),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Noordwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de stichting en de werkgroep beroep ingesteld.

De stichting en de werkgroep hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en BPD Ontwikkeling B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 oktober 2022, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], de werkgroep, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. de Jong, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het plangebied is gelegen ten oosten van de woonwijk Noordwijk-Binnen en is een agrarisch gebied. Het plan bevat onder meer een nog uit te werken woonbestemming ten behoeve van de bouw van woningen op de zuidwestelijke zijde van het plangebied. Het plan voorziet daar met de bestemming "Woongebied - Uit te werken" in de bouw van maximaal 350 (zorg)woningen.

3.       De stichting en de werkgroep kunnen zich niet verenigen met de bestemming "Woongebied - Uit te werken". Zij hebben verzocht om schorsing van dit plandeel om te voorkomen dat kan worden aangevangen met voorbereidende werkzaamheden, waaronder het bouwrijp maken van de gronden, en het bouwen van de woningen.

4.       Op de zitting is stilgestaan bij de vraag of de werkgroep kan worden aangemerkt als een informele vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. De vraag of de werkgroep als een dergelijke vereniging kan worden aangemerkt, laat de voorzieningenrechter in het midden, omdat er nog een andere verzoeker is. Dat kan in de bodemzaak worden bekeken.

Relevante planregels

5.       Artikel 13.1 van de regels van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" luidt:

"De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, waaronder tevens zorgwonen is begrepen;

[…]

Artikel 13.2.1 luidt:

"a. voor wonen geldt een maximum van 350 (zorg)woningen, met dien verstande dat

[…]."

Artikel 13.3.1 luidt:

"Op de in het eerste lid genoemde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan, een vastgesteld uitwerkingsplan of een ontwerp van een uitwerkingsplan."

Artikel 3 van de regels van het exploitatieplan "Bronsgeest" luidt:

"1. Het bouwrijp maken dient te worden beschreven in een uitvoeringsplan. Dit plan moet voldoen aan het LIOR.

2. Het is verboden te starten met het bouwrijp maken, voordat burgemeester en wethouders hebben ingestemd met het plan als bedoeld in lid 1.

3. Het is verboden de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken uit te voeren in strijd met het door burgemeester en wethouders goedgekeurde uitvoeringsplan als bedoeld in lid 1.

4. Dit artikel geldt niet wanneer de gemeente zelf overgaat tot uitvoering van de werken en werkzaamheden voor bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van de nutsvoorzieningen en/of de inrichting van de openbare ruimte."

Spoedeisend belang

6.       Het verzoek ziet op het plandeel met de bestemming "Woongebied - Uit te werken". Op grond van artikel 13.3.1 van de regels van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" mogen deze gronden niet worden bebouwd voordat een uitwerkingsplan is vastgesteld. Op de zitting is gebleken dat nog geen ontwerp-uitwerkingsplan ter inzage is gelegd en evenmin concreet zicht bestaat dat op korte termijn een ontwerp-uitwerkingsplan te verwachten is. Het is volgens de raad de bedoeling dat in december 2022 een stedenbouwkundig plan zal worden vastgesteld, waarna een ontwerp-uitwerkingsplan zal worden opgesteld. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de regels van het exploitatieplan "Bronsgeest" moet het bouwrijp maken van de gronden worden beschreven in een uitvoeringsplan. Het is verboden te starten met het bouwrijp maken van de gronden en het uitvoeren van werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de gronden zonder uitvoeringsplan op grond van artikel 3, tweede en derde lid, van de regels van het exploitatieplan "Bronsgeest". Op de zitting heeft de raad toegelicht dat er geen uitvoeringsplan is opgesteld, zodat geen sprake kan zijn van het bouwrijp maken van de gronden van het plangebied dan wel het uitvoeren van werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van deze gronden. Verder zijn er geen aanvragen om omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen ingediend, aldus de raad. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen spoedeisend belang aanwezig is.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Mocht voordat in de bodemzaak is beslist, blijken dat een uitwerkingsplan is vastgesteld, dan kunnen de stichting en de werkgroep nieuwe verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening indienen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Franke, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Franke
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2022

926