Uitspraak 202105628/7/R1


Volledige tekst

202105628/7/R1.
Datum uitspraak: 14 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Kruiningen, gemeente Reimerswaal,

verzoeker,

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de minister, op een verzoek daartoe van TenneT TSO B.V., krachtens artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: de BP) aan de in het besluit genoemde rechthebbenden een plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding Zuid-West 380kV-West-Borssele-Rilland (ZWW) met bijkomende werken op de in het besluit vermelde percelen, zoals op de als bijlage bij het besluit aangehechte situatietekening is aangegeven.

Tegen dit besluit heeft o.a. [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker], TenneT en de minister hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. R.A.A. Maat, advocaat te Goes, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A. Drapers, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TenneT, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. C.H.R.M. van der Hoeven en mr. I.E. Westra, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Voor de feiten die van belang zijn voor deze procedure verwijst de Afdeling naar de inleiding van de uitspraken van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 5 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2459, en 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2140. In die uitspraken zijn twee eerdere verzoeken om voorlopige voorziening van [verzoeker] tot schorsing van het besluit van 19 juli 2021 afgewezen.

Spoedeisend belang

3.       Op 8 november 2021 is TenneT aangevangen met de werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding op de percelen van [verzoeker]. De werkzaamheden, waarbij een hoogspanningsmast op één van zijn percelen wordt geplaatst, vinden momenteel nog steeds plaats. Daarom is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Inhoudelijk

4.       [verzoeker] betoogt dat TenneT zich niet houdt aan de toezeggingen die zijn gedaan en de afspraken die zijn gemaakt naar aanleiding van de uitspraken van de voorzieningenrechter van 5 november 2021 en 27 juli 2022 over het betreden van zijn percelen met alleen schoon materieel, over de mogelijkheid tot het controleren van dat materieel en over de communicatie daarover. Door het schenden van deze toezeggingen en afspraken loopt hij risico op ernstige contaminatie van zijn landbouwgronden en het verliezen van zijn Skal-certificering. Hij voert aan dat op 22 juli 2022 een hei-installatie op zijn perceel is geplaatst. Bij twee verschillende inspecties van de hei-installatie op die dag heeft hij gewezen op nog aanwezig vuil op de installatie maar de installatie is alsnog door de aannemer van TenneT op zijn perceel geplaatst. [verzoeker] heeft fotomateriaal van de hei-installatie op zijn perceel naar voren gebracht.

Verder voert hij aan dat TenneT in strijd met de afspraken en toezeggingen op zijn percelen tientallen niet-schone, metalen rijplaten heeft aangebracht bovenop al aanwezige kunststof rijplaten zonder dat hij daarover is ingelicht en zonder dat hij bij de visuele controle daarvan aanwezig kon zijn. Volgens [verzoeker] bestaat door de niet-schone metalen rijplaten een vergroot risico op contaminatie omdat het vijverfolie dat onder de kunststof rijplaten ligt, scheurt door de belasting van zwaar materieel dat over de metalen rijplaten rijdt. Van de metalen platen op zijn percelen heeft [verzoeker] fotomateriaal toegestuurd. Verder is volgens hem van belang dat op een eerdere zitting bij de voorzieningenrechter van de Afdeling door TenneT is verklaard dat metalen rijplaten ongeschikt waren en daarom niet zouden worden gebruikt.

[verzoeker] heeft daarom de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat:

- TenneT op het perceel dient te werken met schoon materieel en schoon schoeisel;

- TenneT zelf een voldoende bekwame toezichthouder/poortwachter zal aanstellen die bij iedere betreding aanwezig zal zijn met de opdracht om materieel dat niet schoon zal blijken te zijn, alsook personen met schoeisel dat niet schoon is de toegang tot het perceel van [verzoeker] te weigeren;

- TenneT [verzoeker] via Whatsapp zal verwittigen tenminste achtenveertig uur voorafgaand aan elke dag waarop betreding zal plaatsvinden,

en dat bij gebreke van naleving van de hierboven gestelde voorwaarden TenneT een dwangsom verbeurt.

5.       De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij de uitspraken van 5 november 2021 en 27 juli 2022 als uitgangspunt neemt bij het beoordelen van het nu ingediende verzoek om voorlopige voorziening. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling in die uitspraken heeft overwogen, leent deze procedure zich niet goed voor het geven van een oordeel over de rechtmatigheid van het besluit, gelet op de naar voren gebrachte beroepsgronden en het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure. Die beoordeling moet dan ook plaatsvinden in de bodemprocedure. De vraag of vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak op dit moment aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening zal de voorzieningenrechter daarom beantwoorden in het licht van de belangenafweging die de voorzieningenrechter heeft gemaakt in de uitspraken van 5 november 2021 en 27 juli 2022 en de sindsdien gewijzigde omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het onderhavige verzoek.

6.       Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 november 2021 volgt dat TenneT heeft erkend dat het biologisch dynamisch karakter van het landbouwbedrijf naast de diverse protocollen, extra maatregelen vergt om de bedrijfsvoering niet in gevaar te brengen. TenneT heeft daarom toegezegd dat op de percelen alleen wordt gewerkt met schoon materieel en dat een toezichthouder wordt aangesteld die zal controleren of de machines en het schoeisel vrij zijn van vervuilde grond. [verzoeker] kan bij die controle aanwezig zijn. Ook zal bodemonderzoek voor de nulmeting zich op meer stoffen richten dan gebruikelijk en zullen in beginsel alle van wezenlijk belang zijnde elementen voor de biologische bedrijfsvoering worden meegenomen. Na afloop van de werkzaamheden zal opnieuw een bodemonderzoek plaatsvinden zodat kan worden vastgesteld of contaminatie is opgetreden.

Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2022 volgt dat TenneT een toezichthouder heeft aangesteld en dat vanuit de aannemer een zogenoemde poortwachter is aangesteld. Via deze contactpersonen geeft TenneT aanwijzingen aan uitvoerders, die zich aan de tussen TenneT en [verzoeker] gemaakte afspraken moeten houden. TenneT heeft op de zitting van 14 juli ook verklaard aanvullende maatregelen te nemen, zo wordt vijverfolie aangebracht over de gronden om eventueel resterend vuil op te vangen. Ook worden rijplaten aangelegd op de vijverfolie waarover de machines zullen rijden.

7.       Net als in de uitspraak van 27 juli 2022 acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat als de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen worden nageleefd en ook de hand wordt gehouden aan de hiervoor vermelde aanvullende maatregelen, het risico van contaminatie van de landbouwgronden effectief wordt tegengegaan. Partijen zijn verdeeld over de vraag of TenneT de afspraken en toezeggingen heeft nageleefd. Volgens [verzoeker] was de hei-installatie die op 22 juli 2022 op zijn perceel is geplaatst niet schoon. TenneT heeft daarover toegelicht dat de hei-installatie op 20 en 21 juli 2022 is schoongespoten en op 22 juli naar Rilland is vervoerd voor een inspectie in het bijzijn van [verzoeker]. Tijdens die inspectie bleek dat de hei-installatie niet schoon was. Daarom is besloten de installatie nog een keer schoon te maken met behulp van twee hogedrukreinigers. Hoewel na de tweede reinigingspoging bij de tweede inspectie de hei-installatie door [verzoeker] nogmaals niet schoon was bevonden, is de hei-installatie alsnog op zijn perceel geplaatst. TenneT heeft zich op het standpunt gesteld dat de hei-installatie na de tweede reiniging wel schoon was. Het door [verzoeker] op de installatie waargenomen residu was volgens TenneT opgedroogd beton dat niet van de installatie kon worden verwijderd met een hogedrukspuit en ook geen contaminatierisico vormde.

Over de rijplaten heeft TenneT toegelicht dat de kunststof rijplaten die over het vijverfolie waren gelegd statisch waren geworden en een gevaar vormden voor de veiligheid van de werkers ter plaatse. TenneT heeft daarom metalen rijplaten op de kunststof rijplaten laten leggen.

8.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat ten aanzien van het plaatsen van de hei-installatie op het perceel van [verzoeker] geen sprake is van een schending van de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen door TenneT. Het tot tweemaal toe schoonmaken van de hei-installatie heeft TenneT onderbouwd aan de hand van foto’s. Na beide reinigingen van de installatie heeft TenneT [verzoeker] de mogelijkheid geboden om bij de visuele controle van de hei-installatie aanwezig te zijn. Hoewel [verzoeker] de installatie uiteindelijk niet schoon vond, geeft het door hem overgelegde fotomateriaal geen uitsluitsel over de vraag of het overgebleven residu op de installatie als opgedroogd beton of als ander vuil moet worden aangemerkt. Dat het om ander vuil zou gaan is niet aannemelijk geworden. Het door TenneT ingenomen standpunt dat opgedroogd beton geen contaminatierisico oplevert, acht de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Dat opgedroogd beton wel een contaminatierisico oplevert, is door [verzoeker] niet nader onderbouwd.

Wat het neerleggen van de metalen rijplaten betreft heeft TenneT erkend dat in strijd met de toezeggingen en afspraken [verzoeker] hierover niet is ingelicht en dus niet de mogelijkheid heeft gehad deze platen voor plaatsing op het perceel te controleren. Hoewel dit dus niet goed is gegaan, heeft TenneT [verzoeker] wel gewaarschuwd over de hei-installatie en de controle daarvan. TenneT heeft verder toegelicht dat de metalen rijplaten van tevoren wel schoon zijn gespoten. Ook al is op de foto’s goed te zien dat de metalen rijplaten niet nieuw en gebruikt zijn, ziet de voorzieningenrechter in wat [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat door het gebruik van deze metalen rijplaten er een extra risico is ontstaan op contaminatie. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat er geen direct contact is tussen de metalen rijplaten en de landbouwgronden door de tussenliggende kunststof rijplaten en dat het risico op contaminatie door mogelijk aanwezig vuil op de metalen rijplaten verder wordt verkleind door de aanwezigheid van vijverfolie.

Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken met de hei-installatie, volgt de voorzieningenrechter de stelling van [verzoeker] ter zitting dat de toezichthouder van TenneT stelselmatig niet controleert of materieel voorafgaand aan het betreden van de percelen schoon is, niet.

9.       In aanmerking genomen de maatregelen die al worden getroffen om het risico op contaminatie te voorkomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van een betrouwbaar elektriciteitsnet, het belang van TenneT om aan de wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen en om gevrijwaard te blijven van vertragingsschade, alsmede het belang van andere grondeigenaren om niet geconfronteerd te worden met een langere periode van hinder op hun percelen, zwaarder wegen dan het belang van [verzoeker]. Voor zover [verzoeker] heeft aangevoerd dat geen spoed bestaat bij de realisatie van de hoogspanningsmast op zijn perceel door de vertraging in de oplevering van de verbinding van één jaar vanwege problemen bij de funderingen van veertien andere hoogspanningsmasten, leidt dat niet tot een andere afweging van de belangen. TenneT heeft erop gewezen dat de hoogspanningsverbinding een groot project is waarbij in het geval van vertraging van bepaalde onderdelen van het project er voor wordt gekozen andere onderdelen sneller uit te voeren. Schorsing van het bestreden besluit leidt volgens TenneT tot verdere vertraging in de voortgang van het totale project. Zoals de minister in zijn verweerschrift heeft opgemerkt, kan [verzoeker] zich tot de burgerlijke rechter wenden als TenneT op onrechtmatige wijze gebruik maakt van zijn gronden. De voorzieningenrechter betrekt bij de belangenafweging ook dat eventuele schade aan die gronden kan worden vastgesteld op basis van de uitgevoerde nulmeting en het bodemonderzoek dat na afloop van de werkzaamheden zal plaatsvinden, en dat op TenneT de wettelijke verplichting rust die schade te vergoeden. Ingevolge artikel 14 van de BP kan [verzoeker] zich ten aanzien van geschillen omtrent de vergoeding van dergelijke schade tot de burgerlijke rechter wenden. Het bovenstaande betekent dat niet meer wordt ingegaan op het verzoek van [verzoeker] tot het verbinden van voorwaarden aan de gedoogbeschikking.

Conclusie

10.     Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

11.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Montagne
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2022

374-970