Uitspraak 202202589/2/R2


Volledige tekst

202202589/2/R2.
Datum uitspraak: 2 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Valkenswaard,

en

de raad van de gemeente Valkenswaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 augustus 2022, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ir. M. Peterse, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt het mogelijk om twaalf woningen te realiseren op het perceel aan de [locatie 1]. In het verleden behoorde het perceel aan de [locatie 1] tot het eigendom van de familie van [verzoekster]. Het perceel is in de jaren ’60 onteigend ten behoeve van de realisatie van een school. Op een gegeven moment is de school opgehouden met bestaan, waarna het gebouw in gebruik is genomen door een voedselbank. Uiteindelijk is het schoolgebouw in 2019 gesloopt.

[verzoekster] woont op het perceel aan [locatie 2] en is eigenaar van de bloemenwinkel op het perceel aan de [locatie 3]. Zij kan zich niet verenigen met het plan en vreest onder meer dat de beoogde woningen leiden tot een beperking van de bedrijfsactiviteiten van haar bloemenwinkel.

Spoedeisend belang

3.       [verzoekster] heeft verzocht om schorsing van het plan totdat in de bodemzaak uitspraak is gedaan op haar beroep. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de eigenaar van de gronden binnen het plangebied, Woningstichting Woningbelang, zo spoedig mogelijk wil beginnen met bouwen van de woningen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.

Voorlopig rechtmatigheidsoordeel

4.       De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het plan niet in stand blijft (een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). De voorzieningenrechter zal zich hierna beperken tot de gronden die op de zitting centraal hebben gestaan.

Procedure

5.       [verzoekster] betoogt dat de raad de zienswijze van haar [buurman] ten onrechte niet in acht heeft genomen bij de voorbereiding van het voorliggende plan.

5.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken dat de buurman van [verzoekster] een zienswijze naar voren heeft gebracht over het plan. Dat, [verzoekster] stelt, de buurman aan haar heeft gezegd dat hij contact heeft opgenomen met de gemeente Valkenswaard om zijn bezwaren kenbaar te maken, is daarvoor onvoldoende. Bovendien heeft de buurman geen beroep ingesteld tegen het plan. Gelet hierop volgt de voorzieningenrechter [verzoekster] niet in haar stelling dat de raad de zienswijze van haar buurman ten onrechte niet in acht heeft genomen bij de voorbereiding van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Belemmering van bedrijfsactiviteiten

6.       [verzoekster] betoogt dat de beoogde woningen zullen leiden tot een beperking van de bedrijfsactiviteiten van haar bedrijf. Zij voert aan dat er een afstand van 50 m dan wel ten minste 25 m dient te worden aangehouden tussen het bedrijf en de beoogde woningen, omdat het gaat om een agrarische bestemming. Bovendien zal het realiseren van de woningen op een kortere afstand niet alleen leiden tot een beperking van de bedrijfsactiviteiten, maar heeft het ook tot gevolg dat geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat, aldus [verzoekster].

6.1.    Ter zitting heeft [verzoekster] toegelicht dat de activiteiten van haar bloemenwinkel op het perceel aan de [locatie 3] bestaan uit het opslaan en verkopen van bloemen en planten, die elders worden gekweekt.

6.2.    De raad heeft aansluiting gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure). Door de raad is toegelicht dat het plangebied in gemengd gebied ligt en dat het bedrijf van [verzoekster] een bedrijf in milieucategorie 1 betreft, omdat de gronden waarop het bedrijf is gevestigd in het bestemmingsplan "Valkenswaard Noord" niet de bestemming "Agrarisch", maar de bestemming "Detailhandel" met de functieaanduiding "specifieke vorm van detailhandel - kwekerij" hebben. Daarom geldt er op grond van de VNG-brochure een richtafstand van 0 m bij een gemengd gebied, waaraan wordt voldaan. Bovendien zou ook aan de richtafstand van 10 m worden voldaan indien uitgegaan zou moeten worden van een rustige woonwijk, omdat de beoogde woningen op een afstand van minimaal 10,5 m van de bestemming "Detailhandel" zijn gelegen, aldus de raad.

6.3.    Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad aansluiting mogen zoeken bij de VNG-brochure en de daarin gehanteerde richtafstanden. De VNG-brochure vermeldt dat een rustige woonwijk veelal een woonwijk is met weinig verkeer en afgezien van wijkgebonden voorzieningen praktisch geen bedrijven of winkelcentra. Een gemengd gebied betreft een gebied met een matige tot sterke functiemenging. In dit geval komen er in de omgeving van het plangebied winkels, horecagelegenheden en kleine bedrijven voor. Bovendien is er ten zuiden van het plangebied een bedrijventerrein aanwezig. Gelet hierop heeft de raad mogen uitgaan van een gemengd gebied in plaats van een rustige woonwijk. Dit betekent dat er tussen de beoogde woningen en het bedrijf van [verzoekster] een richtafstand van 0 m dient te worden gehanteerd. Aan die richtafstand wordt voldaan. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de woningen zullen leiden tot een beperking van de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf van [verzoekster] dan wel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

7.       [verzoekster] betoogt dat het plan zal leiden tot parkeeroverlast ter hoogte van haar bedrijf. Zij voert daartoe aan dat de parkeerplaatsen waar het plan in voorziet minder goed te bereiken zijn, wat tot gevolg heeft dat de toekomstige bewoners van het plangebied uit gemakzucht gebruik zullen maken van de parkeerplaatsen aan de Barentszstraat. Deze parkeeroverlast zal bovendien leiden tot financiële schade, omdat klanten van het bedrijf van [verzoekster] niet kunnen parkeren in de directe omgeving van de bloemenwinkel, aldus [verzoekster].

7.1.    In paragraaf 5.3 van de plantoelichting is toegelicht dat de parkeerbehoefte van het plan is berekend aan de hand van de "Beleidsnota parkeernormering" van de gemeente Valkenswaard (hierna: de parkeernota). Voor het type woning waar het plan in voorziet, hanteert de parkeernota een parkeernorm van 1,55 parkeerplaatsen per woning. Nu het voorliggende plan voorziet in 12 woningen bedraagt de parkeerbehoefte ongeveer 19 parkeerplaatsen. Aangezien het plan voorziet in 22 parkeerplaatsen op eigen terrein wordt er voldaan aan de normen uit de parkeernota. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat het plan niet zal leiden tot parkeeroverlast. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat de toekomstige bewoners uit gemakzucht gebruik zullen maken van de parkeerplaatsen aan de Barentszstraat in plaats van de parkeerplaatsen in het plangebied en dat het plan leidt tot financiële schade voor het bedrijf van [verzoekster], omdat de parkeerplaatsen in het plangebied goed bereikbaar zijn.

Het betoog slaagt niet.

Voornemen van [verzoekster]

8.       Voor zover [verzoekster] er op heeft gewezen dat zij voornemens is om woningen te ontwikkelen op haar percelen ten noorden van het plangebied, geeft de voorzieningenrechter aan haar mee dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat het voorliggende plan niet in de weg staat aan dat voornemen en dat zij in zoverre dan ook niet wordt geschaad door het voorliggende plan.

Conclusie

9.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.

w.g. Daalder
voorzieningenrechter

w.g. Van der Heijden
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2022

884