Uitspraak 202200840/2/R2


Volledige tekst

202200840/2/R2.
Datum uitspraak: 29 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder (hierna: kerkgenootschap), gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,

verzoeker,

en

1.       de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,

2.       het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2021 heeft de raad het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2021" vastgesteld.

Bij besluit van 14 december 2021 heeft het college het uitwerkingsplan "Nuland Oost, Pelgrimsche Hoeve fase 4 en 5" vastgesteld.

Tegen deze besluiten heeft het kerkgenootschap beroep ingesteld. Tevens heeft het kerkgenootschap de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 mei 2022, waar het kerkgenootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. F. Khalil, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en de raad en het college, vertegenwoordigd door T.C.G. Martens, B. van Avezaath, S.J.A.H. Cuijpers en A.L.M. Woestenberg, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het uitwerkingsplan voorziet in de realisatie van woningbouw en de aanleg van een hoofdontsluiting ter plaatse van gronden aan de zuidzijde van de nieuwbouwwijk "Pelgrimsche Hoeve". In het exploitatieplan is onder meer het kostenverhaal geregeld.

Het kerkgenootschap is de eigenaar van gronden in het plangebied waar het uitwerkingsplan en het exploitatieplan betrekking op hebben.

Beoordeling van het verzoek

3.       Het kerkgenootschap heeft op de zitting aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening is gericht tegen de in artikel 4.1 van de regels bij het exploitatieplan opgenomen verplichting op grond waarvan uiterlijk in het derde kwartaal van 2022 een plan van aanpak dient te worden ingediend. Nu zij zich niet kan verenigen met de woningtypen die in het inrichtingsplan zijn voorzien, verzoekt zij om schorsing van artikel 4.1 van het exploitatieplan.

3.1.    Artikel 2 van de regels bij het exploitatieplan luidt:

"2.1. Op werken en werkzaamheden en de uitvoering daarvan is van toepassing het plan van aanpak.

2.2. Uiterlijk 12 weken voor de voorgenomen aanvang van de werken en werkzaamheden wordt daarvan door particulier A / de exploitant schriftelijk melding gedaan aan burgemeester en wethouders.

2.3. Bij die melding wordt een plan van aanpak gevoegd, bestaande uit de navolgende onderdelen:

■ een planning van de uitvoering van de werkzaamheden;

■ een bestekstekening met besteksomschrijving;

■ een bouwveiligheidsplan;

■ een kwaliteitsplan;

■ een bestekskeuringsplan;

■ een toezichtsplan;

■ een communicatieplan;

■ een coordinatieplan nutsbedrijven;

■ een bestratingsplan;

■ een beheerplan."

Artikel 4 van de regels bij het exploitatieplan luidt:

"4.1. Het plan van aanpak als bedoeld in artikel 2 dient uiterlijk in Q3 2022 ingediend te worden.

4.2. De uitvoering wordt afgestemd op de uitvoering door de gemeente van werkzaamheden in de omliggende openbare ruimte (realisering (hoofd)ontsluitingsweg)."

Artikel 5 van de regels bij het exploitatieplan luidt:

"5.1. Het is verboden te handelen in strijd met de in de artikelen 2 tot en met 4 gestelde eisen en regels.

5.2. Een overtreding van het verbod in artikel 5.1. wordt aangemerkt als een strafbaar feit."

3.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het kerkgenootschap op de zitting heeft verklaard dat haar verzoek om voorlopige voorziening is gericht op de in artikel 4.1 van het exploitatieplan opgenomen verplichting op grond waarvan uiterlijk in het derde kwartaal van 2022 een plan van aanpak moet worden ingediend en de strafbaarstelling van het niet voldoen aan deze verplichting. De voorzieningenrechter volgt het kerkgenootschap dat met het verzoek een spoedeisend belang is gediend om te voorkomen dat zij voorafgaande aan de behandeling van het geding in de bodemprocedure een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 4.1, bezien in onderlinge samenhang met artikel 2, van het exploitatieplan moet indienen. De voorzieningenrechter is er niet op voorhand van overtuigd dat artikel 4.1 in samenhang met artikel 5 van het exploitatieplan in de bodemprocedure stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet onder die omstandigheden, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te vermelden voorlopige voorziening te treffen, die erop neerkomt dat het exploitatieplan hangende de bodemprocedure niet in werking treedt voor zover het betreft artikel 4.1 van het exploitatieplan. De voorzieningenrechter neemt daarbij in overweging dat het belang van het kerkgenootschap dat ziet op het voorkomen van kosten en inspanningen die met het opstellen van het plan van aanpak zijn gemoeid zwaarder dient te wegen dan het belang van de raad dat (spoedig) een plan van aanpak wordt ingediend. Daarbij wordt nog in overweging genomen dat de overige gedeelten van het exploitatieplan alsmede het uitwerkingsplan in werking treden.

Conclusie en proceskosten

4.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het besluit van 7 december 2021 tot vaststelling van het exploitatieplan te schorsen, voor zover het betreft artikel 4.1 van het exploitatieplan.

5.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 7 december 2021 tot de vaststelling van het exploitatieplan "Nuland Oost herziening 2021" voor zover het betreft artikel 4.1 van het exploitatieplan;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch tot vergoeding van bij Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat de raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch aan Kerkgenootschap Parochie De Goede Herder het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. van Baaren, griffier.

w.g. Jurgens
voorzieningenrechter

w.g. Van Baaren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022

914