Uitspraak 202004445/2/R4


Volledige tekst

202004445/2/R4.
Datum uitspraak: 31 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Wageningen,

en

de raad van de gemeente Wageningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Kennisecosysteem" vastgesteld (hierna: het parapluplan).

Bij tussenuitspraak van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2590, (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om:

- binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat is overwogen onder 13.1 tot en met 13.3 en 17, de daar omschreven gebreken in het besluit van de raad van 11 mei 2020 te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Bij besluit van 14 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Kennisecosysteem" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld (hierna: het herstelplan), om de gebreken die in de tussenuitspraak zijn geconstateerd, te herstellen.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellante] een zienswijze naar voren gebracht.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een nadere zitting behandeld op 14 juni 2022, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door ir. U.H. Yntema, zijn verschenen.

Overwegingen

Het parapluplan

Inleiding

1.       Het parapluplan heeft betrekking op een deel van de campus van Wageningen University & Research (hierna: de WUR). In het plangebied gelden vier verschillende bestemmingsplannen. Het gaat om:

- bestemmingsplan "Wageningen Campus",

- bestemmingsplan "De Goor, eerste fase",

- bestemmingsplan "3e Kwadrant Business Strip" en

- bestemmingsplan "2e Kwadrant Business Strip".

Met het parapluplan zijn begripsbepalingen toegevoegd aan de regels van de vier hiervoor genoemde bestemmingsplannen.

Ook zijn enkele bestemmingsregels vervangen. Bij de nieuwe regels is ook een nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen.

Daarnaast zijn met het parapluplan enkele aanduidingen op de verbeelding gewijzigd.

2.       [appellante] heeft beroep ingesteld tegen het parapluplan, omdat zij bang is dat zij nadelige gevolgen zal ondervinden van de bedrijven die op de campus mogen worden gevestigd.

3.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat verschillende beroepsgronden van [appellante] niet slagen. De Afdeling heeft echter ook geoordeeld dat artikel 5.1, onderdeel d, van de regels van het parapluplan is vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Conclusie beroep tegen het parapluplan

4.       Gelet op bovenvermelde oordelen uit de tussenuitspraak, is het beroep van [appellante] tegen het besluit tot vaststelling van het parapluplan gegrond. Dat besluit moet worden vernietigd, voor zover het gaat om  artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels.

Het herstelplan

Opdracht in de tussenuitspraak

5.       De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van de overwegingen 13.1 tot en met 13.3 en 17, de daarin omschreven gebreken te herstellen.

Wat is er gewijzigd in het herstelplan?

6.       De raad heeft in het herstelplan een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van het parapluplan.

In de eerste plaats heeft de raad nieuwe regels vastgesteld voor de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs". Die bestemming is toegekend aan een groot aantal gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Wageningen Campus". In het herstelplan is artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels vervangen. Artikel 5.1 luidt nu als volgt:

"De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs en onderzoek;

[…];

d. aan onderwijs en onderzoek ondergeschikte kennisintensieve bedrijven en instellingen, uitsluitend voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorende tot het kennisecosysteem, waarbij de bijbehorende milieucategorie niet hoger is dan 2, zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met een maximum oppervlak van 500 m2 per afzonderlijk bedrijf, tot een maximum bruto vloeroppervlak van 30% per gebouw en een maximum van 30% per bouwvlak;

[…]."

Onder "kennisintensieve bedrijven en/of instellingen" in de begripsbepaling van de planregels wordt het volgende verstaan: "bedrijven, instellingen en instituten, die uitsluitend of in hoofdzaak hoogwaardig onderzoek verrichten en of technologisch hoogwaardige producten, productiewijzen en/of processen ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren of anderszins bewerken of verwerken, met inbegrip van met deze activiteiten samenhangende advieswerkzaamheden."

6.1.    In de tweede plaats heeft de raad een nieuwe planregel opgenomen in het nieuwe artikel 8. Die bepaling luidt als volgt:

"8.1 Parkeernorm

a. Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota parkeernormen Wageningen 2015', dat is vastgesteld op 10 november 2015, of diens wettelijk opvolger. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.

b. Indien op grond van het bepaalde onder a extra parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd, dan dienen deze parkeerplaatsen tevens in stand gehouden te worden."

Beroep van rechtswege

7.       Om uitvoering te geven aan de opdracht in de tussenuitspraak, heeft de raad het herstelplan vastgesteld. Met de vaststelling van het herstelplan is niet geheel tegemoet gekomen aan het beroep van [appellante]. Daarom is haar beroep van rechtswege mede gericht tegen het besluit tot vaststelling van het herstelplan (dus zonder dat daarvoor een nieuw beroepschrift nodig was). Dit volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. De Afdeling zal wat [appellante] in haar zienswijze en tijdens de nadere zitting naar voren heeft gebracht, aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen dat besluit. De Afdeling zal (vanaf overweging 9) de gronden van het beroep van rechtswege toetsen aan de hand van het hierna (in overweging 8) opgenomen toetsingskader.

8.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beoordeling van het beroep van rechtswege van [appellante] tegen het herstelplan

9.       [appellante] betoogt dat het herstelplan, net als het parapluplan, de mogelijkheid biedt om een groot aantal kennisintensieve bedrijven te vestigen op gronden waaraan de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs" is toegekend in het bestemmingsplan "Wageningen Campus". Als alle gebouwen en bouwvlakken met die bestemming voor 30% worden ingevuld met kennisintensieve bedrijven, dan zijn volgens [appellante] 173 van zulke bedrijven mogelijk met een oppervlakte van 500 m2. Dat zouden ook andere bedrijven dan zogenoemde startups kunnen zijn, aldus [appellante]. Als er ook bedrijven worden gevestigd met een kleiner oppervlak, dan ligt het aantal volgens [appellante] nog veel hoger. [appellante] heeft tijdens de zitting aangegeven te vrezen dat de campus verandert in een bedrijventerrein. Verder voert [appellante] aan dat de raad de effecten van de toegestane bedrijvigheid nog steeds niet voldoende onderzocht heeft en inzichtelijk heeft gemaakt. Tijdens de zitting heeft [appellante] haar betoog nader toegelicht en uitgelegd dat er weliswaar voldoende parkeergelegenheid is voor bedrijvigheid op de Universiteitscampus en dat het haar ook niet te doen is om de verkeersaantrekkende werking in haar woonstraat (aangezien het verkeer niet via die route naar de campus gaat) maar dat het haar met name erom gaat dat, indien er meer verkeersbewegingen op (de parkeerplaats van) het Universiteitscampus terrein zijn, dat voor haar extra geluidoverlast betekent. [appellante] is van mening dat de raad nadere regels had moeten opnemen in het herstelplan teneinde haar woon- en leefklimaat, wat betreft het aspect geluid, te beschermen. Daarbij valt te denken aan regels over de toegestane bedrijfstijden. [appellante] vindt dat de raad in dit opzicht onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen.

9.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad met het herstelbesluit de gebreken die in de tussenuitspraak zijn geconstateerd, wat betreft het opnemen van een maximaal percentage van 30% voor kennisintensieve bedrijvigheid en een maximale oppervlakte van 500 m2 per bedrijf in de planregels, heeft hersteld. De Afdeling merkt verder op dat de raad aan de bedrijvigheid die is toegestaan binnen de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs", de nodige beperkingen heeft verbonden. Zo zijn alleen ondergeschikte kennisintensieve bedrijven toegestaan, en verder mag de bijbehorende milieucategorie niet hoger zijn dan 2. Daarnaast is de omvang beperkt, in die zin dat onder meer per gebouw een maximum bruto vloeroppervlak van 30% is toegestaan. Ook is een maximum van 30% per bouwvlak in de planregels opgenomen. Voor de vrees die [appellante] tijdens de zitting heeft geuit, namelijk dat ter plaatse van de campus een bedrijventerrein zal ontstaan, bestaat, gelet op deze beperkingen, geen grond.

Weliswaar is het, zoals [appellante] stelt, niet uitgesloten dat zich veel kleine ondergeschikte kennisintensieve bedrijven vestigen binnen het plangebied, en is het eveneens niet uitgesloten dat dit tot meer verkeersbewegingen naar de parkeerplaatsen op het Universiteitscampus-terrein leidt, maar de Afdeling is van oordeel dat de raad heeft mogen concluderen dat het herstelplan wat betreft het aspect geluid niet tot onaanvaardbare gevolgen leidt voor [appellante]. Hierbij is van belang dat de afstand van de woning van [appellante] tot aan het terrein van de Universiteitscampus niet gering (meer dan 100 meter) is. Verder is hierbij van belang dat [appellante] in een stedelijke omgeving woont waaraan een zekere mate van geluid inherent is. De Afdeling ziet in het verlengde hiervan geen reden voor het oordeel dat de raad vanwege de akoestische gevolgen van het herstelplan voor [appellante] nadere regels had moeten opnemen in het plan.

Verder stelt de Afdeling vast dat tijdens de zitting is gebleken dat de ontsluiting van de campus niet plaatsvindt via wegen nabij de woning van [appellante]. Het herstelplan brengt in dit opzicht geen verandering in de reeds bestaande situatie.

De Afdeling concludeert dat de raad dus tot de conclusie heeft mogen komen dat het plan een goede ruimtelijke ordening dient.

De betogen slagen niet.

Nieuwe beroepsgrond

10.     [appellante] voert aan dat de plankaart (lees: verbeelding) tot rechtsonzekerheid leidt wat betreft de mogelijkheid van het vestigen van bedrijven in de categorie tot en met 2.0.

10.1.  De Afdeling stelt vast dat dit betoog niet eerder is aangevoerd. Het is niet mogelijk om na een tussenuitspraak nog nieuwe beroepsgronden aan te voeren die al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit is bij dit betoog het geval, zoals ter zitting ook is besproken. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, kan dit in het licht van een goede procesorde niet worden aanvaard. De Afdeling zal de hierboven weergegeven beroepsgrond dan ook niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie beroep van rechtswege tegen het herstelplan

11.     Gelet op het vorenstaande is het voor [appellante] van rechtswege ontstane beroep tegen het herstelplan ongegrond.

Proceskosten

12.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellante] gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Wageningen van 11 mei 2020, waarbij het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Kennisecosysteem" is vastgesteld, voor zover het artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels betreft;

III.      verklaart het van rechtswege ontstane beroep van [appellante] tegen het besluit van de raad van de gemeente Wageningen van 14 februari 2022, waarbij het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Kennisecosysteem" opnieuw, gewijzigd, is vastgesteld, ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Wageningen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 87,85;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Wageningen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Knol       
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Loo
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022

418.