Uitspraak 202004445/1/R4


Volledige tekst

202004445/1/R4.
Datum uitspraak: 17 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellante], wonend te Wageningen,

appellante

en

de raad van de gemeente Wageningen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Kennisecosysteem" vastgesteld (hierna: het parapluplan).

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2021, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door U.H. Yntema, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Artikel 8:51d, eerste volzin, van de Awb, luidt:

"Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen."

Inleiding

2.       Het parapluplan heeft betrekking op een deel van de campus van Wageningen University & Research (hierna: de WUR). In het plangebied gelden vier verschillende bestemmingsplannen. Het gaat om:

- bestemmingsplan "Wageningen Campus",

- bestemmingsplan "De Goor, eerste fase",

- bestemmingsplan "3e kwadrant Business Strip" en

- bestemmingsplan "2e Kwadrant Business Strip".

3.       Met het parapluplan worden begripsbepalingen toegevoegd aan de regels van de vier hiervoor genoemde bestemmingsplannen.

Ook worden enkele bestemmingsregels vervangen. Bij de nieuwe regels is ook een nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Hiermee wil de raad het vestigingsklimaat voor bedrijven in het gebied verduidelijken.

Daarnaast wijzigt het parapluplan enkele aanduidingen op de verbeelding. Het gaat daarbij om gronden waar de bestemmingsplannen "De Goor, eerste fase", "3e kwadrant Business Strip" en "2e Kwadrant Business Strip" gelden. Die plannen staan (naast andere voorzieningen) kennisintensieve bedrijven toe in de milieucategorieën 1 en 2 van de bij die plannen gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten. Het parapluplan voorziet erin dat, op de gronden met de daartoe strekkende aanduidingen, ook kennisintensieve bedrijven en instellingen worden toegestaan in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 van de nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten.

4.       [appellante] woont aan de [locatie] in Wageningen, ten westen van het plangebied. Zij kan zich niet verenigen met het parapluplan. Zij is bang dat zij nadelige gevolgen zal ondervinden van de bedrijven die op de campus mogen worden gevestigd.

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedureel

6.       [appellante] stelt dat de bijlage bij de planregels niet zichtbaar was op de website ruimtelijkeplannen.nl tijdens de inzagetermijn van het ontwerpplan.

6.1.    De raad heeft erkend dat de link naar de bijlage bij de planregels, waarin de nieuwe Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen, niet werkte op de website ruimtelijkeplannen.nl, tijdens de inzagetermijn van het ontwerpplan.

Op de zitting heeft de raad echter aannemelijk gemaakt dat de bijlage in kwestie wel met de papieren stukken van het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen op het gemeentehuis. Verder hebben partijen op de zitting bevestigd dat de bijlage op verzoek van [appellante] aan haar is toegestuurd. Zij is daarom niet benadeeld door het ontbreken van een werkende link op de website ruimtelijkeplannen.nl.

Verder is niet aannemelijk dat andere belanghebbenden door het ontbreken van de link zijn benadeeld, omdat aangenomen mag worden dat ook zij bij de gemeente hadden kunnen vragen om de ontbrekende bijlage.

De Afdeling ziet daarom aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het betoog slaagt niet.

7.       Verder voert [appellante] aan dat zij ten onrechte niet persoonlijk in kennis is gesteld van de vaststelling van het parapluplan en dat de zienswijzennota, met daarop een reactie op haar zienswijzen, niet aan haar is toegestuurd.

Ook stelt zij dat bij de bekendmaking van het vastgestelde plan een beroepstermijn is vermeld die overduidelijk onjuist is. Hoewel in de publicatie is aangekondigd dat het vastgestelde plan ter inzage ligt tot en met 13 augustus 2020, is vermeld dat tegen het parapluplan beroep kan worden ingesteld tot en met 20 maart 2019. Daarnaast meent [appellante] dat het plangebied in de publicatie te ruim is omschreven.

Tot slot was het parapluplan lastig te vinden op de website ruimtelijkeplannen.nl, aldus [appellante].

7.1.    Op de zitting heeft de raad erkend dat [appellante] ten onrechte niet persoonlijk in kennis is gesteld van de vaststelling van het parapluplan en van de reactie op de door haar ingediende zienswijzen. De raad betreurt dit.

De Afdeling stelt vast dat alle hiervoor weergegeven beroepsgronden betrekking hebben op mogelijke onregelmatigheden van na de datum van het bestreden besluit. Alleen al om die reden kunnen deze mogelijke onregelmatigheden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Wat [appellante] hierover heeft aangevoerd, kan daarom geen grond vormen voor een vernietiging van het bestreden besluit.

8.       [appellante] voert aan dat dat het parapluplan overlap heeft met andere ontwikkelingen in het gebied. Zij betwijfelt of de raad de samenhang voldoende in het oog heeft gehouden.

8.1.    De Afdeling begrijpt dit betoog aldus dat [appellante] er bezwaar tegen heeft dat de raad een parapluplan heeft vastgesteld, in plaats van een volledig nieuw bestemmingsplan voor de campus van de WUR.

Met [appellante] stelt de Afdeling vast dat de regels die in het plangebied gelden niet in één oogopslag duidelijk zijn. Het parapluplan brengt een aantal wijzigingen aan in de regels van vier bestemmingsplannen. In het plangebied gelden daarnaast ook andere parapluplannen. Daardoor vergt het enig zoekwerk om de vigerende planregels te vinden.

De keuze om een parapluplan vast te stellen, in plaats van een volledig nieuw bestemmingsplan, behoort echter tot de beleidsruimte van de raad. De enkele omstandigheid dat het enig zoekwerk vergt om de relevante regels te vinden, is geen reden voor het oordeel dat de raad in dit geval niet had mogen kiezen voor een parapluplan. Dat de raad in de toekomst een totaalvisie voor het gebied wenselijk acht, waarin ook mogelijke nieuwe ontwikkelingen voor de komende jaren worden betrokken, is hiervoor ook geen reden. Dit betoog slaagt niet.

Inhoudelijk

9.       [appellante] betoogt dat de noodzaak voor het parapluplan niet is aangetoond.

Verder bestrijdt zij het standpunt van de raad dat het plan meer duidelijkheid biedt over het vestigingsklimaat in het plangebied. Volgens [appellante] is het plan op een aantal punten juist in strijd met de rechtszekerheid. Zo vindt zij het niet duidelijk welke bedrijvigheid er mag komen.

Daarnaast vindt zij het niet duidelijk welk oppervlak beschikbaar is voor bedrijvigheid binnen de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs".

In artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels is weliswaar een maximale oppervlaktemaat van 500 m2 voor kennisintensieve bedrijven en instellingen vastgelegd, maar volgens [appellante] is niet duidelijk of die oppervlaktemaat geldt voor het hele plangebied of voor elk afzonderlijk bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs". Dat maakt nogal uit, omdat er 13 aparte vlakken zijn met die bestemming, waardoor het in totaal ook kan gaan om 6.500 m2 aan bedrijven. Door al die onzekerheden weten omwonenden niet waar zij aan toe zijn, zo stelt zij.

[appellante] heeft er bezwaar tegen dat het vestigen van kennisintensieve bedrijven en instellingen wordt toegestaan op gronden met de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs", waarbij het mogelijk gaat om een groot oppervlak en een groot aantal bedrijven. Volgens [appellante] zijn de effecten van deze wijziging ten onrechte niet onderzocht en inzichtelijk gemaakt. Daarbij stelt zij dat de nieuwe bedrijvigheid een hogere verkeersaantrekkende werking zal hebben dan de onderwijs- en onderzoeksinstellingen die nu in het gebied aanwezig zijn. Volgens [appellante] zal de luchtkwaliteit in het gebied daardoor verslechteren. Verder vreest zij voor geluid-, licht- en geurhinder en voor een toename van de stikstofdepositie.

Ook komt [appellante] op tegen de mogelijkheid om kennisintensieve bedrijven en instellingen uit de categorieën 3.1 en 3.2 te vestigen op gronden met de bestemming "Gemengd". Voor zulke bedrijven gelden hogere richtafstanden dan voor bedrijven uit de categorieën 1 en 2, die voorheen ten hoogste waren toegestaan binnen die bestemming. Ook hiervan is de noodzaak niet onderbouwd en zijn de milieueffecten onvoldoende in kaart gebracht. Voor de gronden met de bestemming "Gemengd" biedt het plan bovendien (onbedoeld) de mogelijkheid om ook andersoortige bedrijven, zoals slachterijen en fokkerijen, te vestigen, zo stelt [appellante].

Nut en noodzaak

10.     De gemeente Wageningen is onderdeel van de regio FoodValley. In deze regio wordt, in samenwerking tussen onder meer overheden en de WUR, onderzoek gedaan naar gezonde en duurzame voeding voor iedereen.

De raad vindt het wenselijk om op de campus van de WUR een optimaal vestigingsklimaat te bieden voor kennisintensieve bedrijven en instellingen. Volgens de raad zijn de huidige bestemmingsplannen (dat zijn de vier plannen die zijn opgesomd in overweging 2) hiervoor niet toereikend.

Met het parapluplan wil de raad de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven en instellingen verduidelijken en de mogelijkheden voor vestiging verbreden. Op die manier kan de samenwerking binnen de FoodValley regio worden versterkt en kan de innovatieve kennisregio voor duurzame en gezonde voeding verder worden uitgebouwd, aldus de raad.

Bij de vaststelling van het parapluplan heeft de raad het standpunt ingenomen dat behoefte bestaat aan ruimte voor kennisintensieve bedrijven op en rond de campus van de WUR. Die behoefte is volgens de raad (opnieuw) bevestigd in het rapport "Behoefte kennisintensieve werklocaties Foodvalley 2030" van 8 december 2020. Op de zitting heeft de raad nader toegelicht dat het wenselijk is om bedrijven mogelijk te maken die ontstaan uit de WUR (de zogenoemde start-ups) en om bedrijven mogelijk te maken die direct gelinkt zijn aan het onderzoek van de WUR.

Wat [appellante] heeft aangevoerd, geeft geen reden om aan het voorgaande te twijfelen. De Afdeling volgt de raad daarom in zijn standpunt dat het nut en de noodzaak van het parapluplan zijn gegeven. Dit betoog slaagt niet.

Regels voor de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs"

11.     In het parapluplan zijn nieuwe regels opgenomen voor de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs". Die bestemming komt (van de vier plannen die zijn opgesomd in overweging 2) alleen voor in het bestemmingsplan "Wageningen Campus".

11.1.  In de eerste plaats bevat het parapluplan een nieuwe bestemmingsomschrijving. Artikel 5.1 van de regels van het bestemmingsplan "Wageningen Campus" wordt hiermee volledig vervangen. Het nieuwe artikel 5.1 luidt:

"De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs en onderzoek;

[…];

d. maximaal 500 m2 aan onderwijs en onderzoek ondergeschikte kennisintensieve bedrijven en instellingen waarbij de bijbehorende milieucategorie niet hoger is dan 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

[…]."

11.2.  Daarnaast bevat het parapluplan een aanvulling op artikel 5.5 van de regels van het bestemmingsplan "Wageningen Campus" (de specifieke gebruiksregels). Daardoor wordt tot een gebruik in strijd met de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs" in elk geval ook gerekend:

[…]

d. het gebruik van gronden en gebouwen voor synergiebedrijvigheid.

11.3.  In artikel 3 van de regels van het parapluplan zijn begripsbepalingen opgenomen. Die bepalingen zijn onder meer van belang voor de uitleg van de hiervoor weergegeven planregels.

Zo moet op grond van die begripsbepalingen onder 'onderwijs en onderzoek' worden verstaan:

"voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dan wel hieraan gerelateerde voorzieningen, waaronder:

1. praktijk- en lesruimten;

2. laboratoria;

3. congresfaciliteiten;

4. niet-zelfstandige kantoren;

5. dienstverlening."

Ook is omschreven wat moet worden verstaan onder 'kennisintensieve bedrijven en/of instellingen'. Dat gaat om:

"bedrijven, instellingen en instituten, die uitsluitend of in hoofdzaak hoogwaardig onderzoek verrichten en of technologisch hoogwaardige producten, productiewijzen en/of processen ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren of anderszins bewerken of verwerken, met inbegrip van met deze activiteiten samenhangende advieswerkzaamheden."

Verder is het begrip 'synergiebedrijvigheid' omschreven.

Hieronder moet worden verstaan:

"bedrijven of instellingen die op zichzelf niet behoren tot het kennisecosysteem, maar die goederen of diensten leveren aan onder meer bedrijven of instellingen in het kennisecosysteem."

Ook het begrip kennisecosysteem is omschreven. Het gaat om:

"1. Agro & Food sector: het geheel van verschillende bedrijven en/of instellingen die direct of indirect betrokken zijn bij (of gelieerd zijn aan) de voedselproductie en onderzoek en/of bedrijven en instellingen met disciplines of technologieën die ter ondersteuning komen van en die direct of indirect (of gelieerd aan) toepassingen ontwikkelen en diensten leveren voor betere, duurzamere, gezonde en veilige voedselproductie;

2. Life Sciences: het geheel van verschillende bedrijven en/of instellingen met disciplines of technologieën die ter ondersteuning komen van en die direct of indirect (of gelieerd aan) actief zijn op het gebied van:

• voedsel en voedsel productie (food and food production),

• leefomgeving en klimaat (living environment and climate),

• gezondheid (inclusief geneesmiddelen en voedingsmiddelen), leefstijl en levensonderhoud (health, lifestyle and livelihood)."

12.     De raad stelt dat de nieuwe regels voor de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs", bezien in samenhang met de nieuwe begripsbepalingen, duidelijk maken welke bedrijven wél of juist niet zijn toegestaan naast voorzieningen voor onderwijs en onderzoek. Dat voor [appellante] vooraf niet duidelijk is welke bedrijven precies in het gebied zullen worden gevestigd, acht de raad niet onaanvaardbaar.

In wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen reden om de raad hierin niet te volgen. Anders dan [appellante] heeft aangevoerd, is een omschrijving opgenomen van het begrip 'onderwijs en onderzoek'. Verder geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de hiervoor weergegeven begripsomschrijvingen als zodanig in strijd zijn met de rechtszekerheid. Op dit punt slaagt het betoog niet.

13.     Volgens de raad is ook duidelijk welk oppervlak beschikbaar is voor de toegestane bedrijvigheid. De raad stelt dat het nieuwe artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels zo moet worden uitgelegd dat maximaal 30% van elk bouwvlak met de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs" mag worden ingevuld met kennisintensieve bedrijven en instellingen.

Het maximale percentage van 30% leidt de raad af uit het vereiste van 'ondergeschikt aan onderwijs en onderzoek' dat is opgenomen in artikel 5.1, onderdeel d, van de nieuwe planregels.

Binnen het aldus afgebakende maximale oppervlak voor kennisintensieve bedrijvigheid (per bouwvlak), mag elk afzonderlijk bedrijf een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2, zo stelt de raad.

Omdat de kennisintensieve bedrijvigheid alleen mag worden gevestigd in bestaande gebouwen (of binnen bestaande bouwmogelijkheden) en omdat alleen bedrijvigheid is toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn hiervan volgens de raad geen nadelige gevolgen te verwachten ter plaatse van de woning van [appellante].

13.1.  De Afdeling overweegt hierover dat het door de raad genoemde maximale percentage van 30%, voor kennisintensieve bedrijvigheid die is toegestaan per bouwvlak, niet is vastgelegd in de planregels. Dat zo'n maximaal percentage moet worden afgeleid uit de zinsnede 'aan onderwijs en onderzoek ondergeschikt' in artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels, is ook geen gegeven dat algemeen bekend mag worden verondersteld.

Verder is niet duidelijk bepaald dat elk afzonderlijk bedrijf een maximale oppervlakte van 500 m2 mag hebben. De manier waarop de evengenoemde bepaling is geformuleerd, laat ruimte voor verschillende interpretaties.

13.2.  Dat de toegestane kennisintensieve bedrijvigheid, zoals de raad die voor ogen heeft, geen nadelige effecten voor omwonenden zal hebben, heeft de raad evenmin inzichtelijk gemaakt. De raad wijst er in dit verband op dat moet worden voldaan aan de regels van het bestemmingsplan "Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o." (ook een parapluplan). Verder acht de raad van belang dat er alleen bedrijven zijn toegestaan die ten hoogste vallen in milieucategorie 2 van de nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten. Die milieucategorie geldt ook voor onderwijsinstellingen die ter plaatse al waren toegestaan op grond van het bestemmingsplan "Wageningen Campus". In zoverre verandert er dus niets, zo stelt de raad.

De Afdeling stelt echter vast dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwvlakken met de bestemming "Maatschappelijk - Onderwijs", in het plangebied aanzienlijk is. Als elk bouwvlak voor 30% mag worden ingevuld met kennisintensieve bedrijvigheid, dan gaat het in totaal om een groot oppervlak. Bovendien geldt er (in de uitleg van de raad) weliswaar een maximale oppervlaktemaat van 500 m2 per bedrijf, maar er is niet bepaald dat bedrijven ook een minimale oppervlakte moeten hebben. Dit betekent dat binnen het plangebied een groot aantal afzonderlijke bedrijven (of bedrijfjes) kan worden gevestigd. De raad heeft dit op de zitting bevestigd.

Bij de beoordeling van de gevolgen van de te vestigen bedrijvigheid heeft de raad niet onderkend dat de aanwezigheid van een groot aantal verschillende kennisintensieve bedrijven of instellingen andere ruimtelijke gevolgen kan hebben dan de aanwezigheid van (bijna) alleen voorzieningen voor onderwijs en onderzoek. Zoals de raad op de zitting heeft erkend, worden de huidige voorzieningen op de campus van de WUR immers met name bezocht door studenten, die het gebied doorgaans lopend of per fiets bezoeken. Het is niet uitgesloten dat de toegestane kennisintensieve bedrijvigheid een andersoortige verkeersaantrekkende werking zal hebben, waarbij werknemers met de auto komen en waarbij ook aan- en afvoer van goederen plaatsvindt. Verder is het niet uitgesloten dat de werkzaamheden (en de diverse verkeersbewegingen) zullen plaatsvinden buiten de openingstijden van de onderwijsinstellingen. Niet gebleken is dat de raad hiermee rekening heeft gehouden bij de vaststelling van het parapluplan.

13.3.  Gelet op het voorgaande is het plan, voor zover het gaat om artikel 5.1, onderdeel d, van de planregels, vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. In zoverre slaagt het betoog.

Regels voor de bestemming "Gemengd"

14.     In het parapluplan zijn nieuwe regels opgenomen voor de bestemming "Gemengd". Die bestemming komt voor in de vier plannen die zijn opgesomd in overweging 2.

14.1.  Het parapluplan bevat een nieuwe bestemmingsomschrijving voor de bestemming "Gemengd". Artikel 3.1 van de regels van de vier genoemde bestemmingsplannen wordt hiermee volledig vervangen.

Het nieuwe artikel 3.1 luidt:

"De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. onderwijs en onderzoek;

b. kennisintensieve bedrijven en instellingen, uitsluitend voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorende tot het kennisecosysteem, met bijbehorende voorzieningen zoals bijvoorbeeld technische installaties, proefopstellingen en pilot plants, waarbij de bijbehorende milieucategorie niet hoger is dan:

1. 2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-bedrijf tot en met categorie 2' zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

2. 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-bedrijf tot en met categorie 3.1' zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

3. 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-bedrijf tot en met categorie 3.2' zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

c. tot maximaal 25% van het toegestane bruto vloeroppervlak binnen de bestemming 'Gemengd' voor synergiebedrijvigheid, met bijbehorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld technische installaties en proefopstellingen;

[…]."

14.2.  Zoals in overweging 3 is vermeld, wijzigt het parapluplan ook enkele aanduidingen op de verbeelding. Daardoor zijn, op de gronden met de daartoe strekkende aanduidingen, ook kennisintensieve bedrijven en instellingen toegestaan in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 van de nieuwe Staat van bedrijfsactiviteiten.

15.     De raad stelt dat de nieuwe regels voor de bestemming "Gemengd", bezien in samenhang met de nieuwe begripsbepalingen, duidelijk maken welke bedrijven wél of juist niet zijn toegestaan naast voorzieningen voor onderwijs en onderzoek. Dat voor [appellante] vooraf niet duidelijk is welke bedrijven precies in het gebied zullen worden gevestigd, acht de raad ook hier niet onaanvaardbaar.

In wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen reden om de raad hierin niet te volgen. Dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten een groot aantal bedrijven is genoemd, maakt niet dat al die bedrijven zonder meer zijn toegestaan op de gronden met de bestemming "Gemengd". Zoals de raad terecht stelt, moet immers ook worden voldaan aan het vereiste dat sprake is van 'kennisintensieve bedrijven en instellingen, uitsluitend voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorende tot het kennisecosysteem'. Op dit punt slaagt het betoog niet.

16.     De raad heeft verder overwogen dat voor bedrijven in de milieucategorieën 3.1 en 3.2 richtafstanden gelden van 50 en 100 meter ten opzichte van woningen van derden. Volgens de raad wordt aan die richtafstanden voldaan. Voor de woning van [appellante] worden de richtafstanden ruimschoots gehaald, omdat haar woning op een afstand van meer dan 800 meter ligt van het dichtstbijzijnde bestemmingsvlak met een gemengde bestemming. Volgens de raad zullen de bedrijven die zijn toegestaan op gronden met de bestemming "Gemengd" dan ook geen negatieve gevolgen hebben ter plaatse van de woning van [appellante].

De Afdeling volgt de raad hierin. Ook dit betoog slaagt daarom niet.

Conclusie

17.     Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van wat is overwogen onder 13.1, artikel 5.1, onderdeel d, van de regels van het parapluplan te wijzigen;

- met inachtneming van wat is overwogen onder 13.2, na te gaan wat de gevolgen zijn van de toegestane kennisintensieve bedrijvigheid en hiermee rekening te houden bij de wijziging van artikel 5.1, onderdeel d, van de regels van het parapluplan.

18.     De raad hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw afdeling 3.4 van de Awb toe te passen.

De raad moet een gewijzigd of nieuw besluit wel zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend maken en meedelen. Ook moet de raad de Afdeling en de andere partij de uitkomst meedelen.

Proceskosten

19.     In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Wageningen op:

- om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat is overwogen onder 13.1 tot en met 13.3 en 17, de daar omschreven gebreken in het besluit van de raad van de gemeente Wageningen van 11 mei 2020 te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2021

208