Uitspraak 202104187/1/R1


Volledige tekst

202104187/1/R1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Stichting Blekersveldgroen, gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,

appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2021 heeft het college vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie Blekersveld te Overveen, kadastraal bekend gemeente Bloemendaal, sectie E, nummers 2039 en 2047 (hierna: de locatie), vastgesteld dat spoedige sanering niet noodzakelijk is en ingestemd met een door de gemeente Bloemendaal ten aanzien daarvan ingediend saneringsplan.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2022, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Dur en R. Dorst, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       De gemeente Bloemendaal is van plan om de nu braakliggende locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Omdat de locatie sterk verontreinigd is met PAK en PCB in de grond, moet de bodem worden gesaneerd voordat daar woningbouw kan worden gerealiseerd. Naar aanleiding van een aanvraag daartoe van de gemeente Bloemendaal heeft het college bij besluit van 20 mei 2021 vastgesteld dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dat spoedige sanering daarvan bij het huidige gebruik niet noodzakelijk is, en heeft het ingestemd met het door de gemeente Bloemendaal ingediende saneringsplan.

De saneringsdoelstelling is dat binnen de locatie de verontreiniging met PAK en PCB in de grond volledig wordt verwijderd tot onder het niveau waarop er sprake is van onaanvaardbare risico's voor de mens. Ook wordt binnen de locatie voor de eerste halve meter onder maaiveld grondverbetering toegepast, waarna de grond minimaal voldoet aan de klasse 'Wonen’.

2.       De locatie ligt tussen de westelijke Randweg van Haarlem en een woonwijk en vormt een groene buffer tussen de woningen en de weg. De stichting komt op voor de belangen van de bewoners van het huidige Blekersveld en de Dompvloedslaan en verzet zich tegen de sanering van de locatie, omdat zij daar geen woningbouw wil. De stichting wil de groene buffer behouden en stelt zich op het standpunt dat het verdwijnen daarvan een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert.

Omvang van het geding

3.       Zoals de voorzieningenrechter ook heeft overwogen staat de besluitvorming van het gemeentebestuur van Bloemendaal over de toekomstige bestemming van de locatie los van de in deze zaak te maken beoordeling van de rechtmatigheid van het voorliggende saneringsbesluit op grond van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb).

De beroepsgronden van de stichting richten zich uitsluitend tegen de instemming van het college met het saneringsplan.

Relativiteitsvereiste

4.       De stichting betoogt dat het besluit van 20 mei 2021 tot instemming met het saneringsplan niet met de ingevolge de Wbb vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. De stichting betoogt voorts dat het saneringsplan niet aan de eisen voldoet die zijn gesteld in artikel 39, eerste lid, aanhef en onder d, e, f en g, van de Wbb.

4.1.    Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:166)) en 11 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2706) strekken de normen uit de Wbb tot bescherming van de kwaliteit van de bodem. Zij strekken niet tot bescherming van een appellant die zich beroept op het belang dat hij gevrijwaard blijft van nadelige gevolgen van een bestemmingsplan voor zijn woon- en leefklimaat, of voor zijn ondernemersklimaat en bedrijfsvoering. De stichting heeft blijkens haar statuten als doel het behartigen van de belangen van de bewoners van het huidige Blekersveld en de Dompvloedslaan. Uit het beroepschrift wordt duidelijk dat dat belang er in is gelegen om gevrijwaard te blijven van de nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de realisering van de woningen waarvoor de sanering nu alvast wordt uitgevoerd. De bepalingen van de Wbb strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de stichting. Daarom kunnen de betogen met betrekking tot het besluit tot instemming met het saneringsplan, ingevolge artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van dit besluit en zal de Afdeling deze betogen niet verder inhoudelijk bespreken.

5.       Het beroep is ongegrond.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Kos
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

580