Uitspraak 202106879/1/R1


Volledige tekst

202106879/1/R1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Haarlem,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college locaties voor containers aangewezen voor de Oude Stad-binnenstad en Bakenes.

Bij besluit op bezwaar van 21 september 2021 is het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2022, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. T.F. Baars, E. Knaape en M. de Vries, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] en anderen wonen aan de Koudenhorn in de binnenstad van Haarlem. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. De reden daarvoor is dat een locatie (BA016) vlakbij hun woningen is aangewezen voor de plaatsing van één ondergrondse container voor papier, één ondergrondse container voor plastic verpakkingen, blik en drinkpakken (PBD-afval) en twee bovengrondse containers voor groente-, fruit-, en tuinafval (gft-afval). Op de locatie staat al één ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac). [appellant] en anderen voelen zich niet gehoord door het college.

Oordeel van de Afdeling

2.       De Afdeling is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De Afdeling zal hierna dit oordeel motiveren aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van [appellant] en anderen.

Zijn de besluiten bevoegd genomen?

3.       [appellant] en anderen betogen dat de besluiten van 9 maart 2021 en 21 september 2021 onbevoegd zijn genomen, omdat deze besluiten niet staan vermeld in de besluitenlijsten van het college die op de website van de gemeente zijn gepubliceerd.

3.1.    De Afdeling laat in het midden of het aanwijzingsbesluit van 9 maart 2021 bevoegd is genomen. Als dit besluit onbevoegd is genomen, is dit gebrek namelijk in bezwaar hersteld. Uit afbeeldingen van het bestuurlijke informatiesysteem van de gemeente die het college heeft overgelegd blijkt namelijk dat het besluit op bezwaar door het college is genomen.

Het betoog slaagt niet.

Voorbereidingsprocedure aanwijzingsbesluit en behandeling van bezwaar

3.2.    [appellant] en anderen betogen dat het college bij de voorbereiding van het aanwijzingsbesluit ten onrechte niet heeft gehandeld in overeenstemming met wat in hoofdstuk 6 van de Richtlijnen inzamelmiddelen en -voorzieningen Afval van de gemeente Haarlem (hierna: de richtlijnen) over inspraak staat vermeld. [appellant] en anderen hebben een reactie ingediend over het voorlopige locatieplan, maar volgens hen heeft het college niet gereageerd op hun reactie. Ook steekt het [appellant] en anderen dat het college zonder overleg met hen het locatieplan ten nadele van hen heeft gewijzigd. In het voorlopige locatieplan waren twee ondergrondse containers voorzien op de locatie BA016 en in het definitieve locatieplan zijn daar twee bovengrondse containers aan toegevoegd.

[appellant] en anderen vinden verder dat de bezwaarschriftencommissie onvoldoende naar hen heeft geluisterd en dat deze commissie niet onafhankelijk was. Volgen hen heeft de bezwaarschriftencommissie alleen op basis van de argumenten van de behandelend ambtenaar een advies gegeven en hun bezwaar alleen vanuit een juridisch perspectief beoordeeld.

Ook steekt het [appellant] en anderen dat de verantwoordelijk wethouder niet heeft gereageerd op hun uitnodiging om met hen in gesprek te gaan en de situatie ter plaatse te bekijken.

3.3.    De Afdeling laat in het midden of de voorbereiding van het aanwijzingsbesluit zorgvuldig is geweest. Als dat niet het geval is, is dit gebrek in bezwaar hersteld. Het college heeft namelijk [appellant] en anderen naar aanleiding van hun bezwaar in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord door de bezwaarschriftencommissie. Van die gelegenheid hebben zij ook gebruik gemaakt. Ook heeft het college in het besluit op bezwaar gereageerd op de bezwaren van [appellant] en anderen door middel van het overnemen van het advies van de bezwaarschriftencommissie. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de procedure bij de bezwaarschriftencommissie niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat het advies van de bezwaarschriftencommissie niet gunstig voor hen was, betekent niet dat deze commissie niet onafhankelijk was en onvoldoende naar hun bezwaren heeft geluisterd. De Afdeling overweegt verder dat er geen wettelijke plicht is voor een bestuursorgaan of de verantwoordelijke wethouder om naar aanleiding van een bezwaar in gesprek te gaan met de indiener van dat bezwaar of om langs te komen.

Het betoog slaagt niet.

Heeft het college locatie BA016 mogen aanwijzen voor de plaatsing van containers?

4.       [appellant] en anderen betogen dat de binnenstad van Haarlem niet geschikt is voor het gescheiden inzamelen van afval omdat de binnenstad kleinschalig is en weinig ruimte heeft. Volgens hen handelt het college ook in strijd met een toezegging die een wethouder aan de behandelende raadscommissie heeft gedaan om onderzoek te doen naar vormen van nascheiding die aansluiten op de bestaande Haarlemse infrastructuur door extra afvalcontainers te plaatsen.

[appellant] en anderen hebben verder aangevoerd dat het college ten onrechte locatie BA016 heeft gekozen voor de plaatsing van vier extra containers. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat door meer bijplaatsingen van afval naast containers en stellen dat de locatie een stortplaats wordt. Zij wijzen er daarbij op dat bij een zogeheten milieu-eiland verderop in Koudenhorn waar al verschillende afvalcontainers staan, afval wordt bijgeplaatst. Ook bij de orac die al op locatie BA016 staat wordt afval bijgeplaatst. Ook vrezen [appellant] en anderen voor meer verkeersoverlast van ophaalwagens en een verlies van parkeerplaatsen. Verder vinden zij dat het beschermde stadsgezicht ter plaatse ernstig wordt aangetast door de vier extra containers.  Zij vinden dat de containers ook niet nodig zijn en dat er al voldoende containers aanwezig zijn.

Tot slot hebben [appellant] en anderen aangevoerd dat het college de door hen voorgestelde alternatieve locatie niet zorgvuldig heeft onderzocht. Het college gaat ervan uit dat er op de alternatieve locatie geen ruimte is op het trottoir, maar op die locatie is er volgens hen geen trottoir.

4.1.    Het college acht het van belang om de bestaande locaties met orac’s uit te breiden met containers voor andere afvalstoffen. Daardoor wordt het voor bewoners eenvoudiger om afval te scheiden waardoor andere afvalstoffen niet in orac’s worden geworpen. Locatie BA016 is volgens hen in overeenstemming met de richtlijnen. Door de extra containers bij de al bestaande orac te plaatsen kunnen bewoners bovendien hun restafval en ander afval op één locatie kwijt. Het college vindt dat het belang van de bevordering van een gescheiden afvalinzameling zwaarder weegt dan het belang van [appellant] en anderen bij zo min mogelijk overlast en behoud van parkeerplaatsen. Het onderzoek naar nascheiding is volgens het college alleen bedoeld als aanvulling op het huidige inzamelbeleid en niet ter vervanging ervan.

Verder is volgens het college plaatsing van containers op de alternatieve locatie niet mogelijk vanwege ruimtegebrek. Het kruispunt zou zodanig moeten worden aangepast en leiden tot een zodanig kostbare operatie, dat deze locatie alleen al daarom niet voldoet. Bovendien is deze locatie niet optimaal uit een oogpunt van spreiding van containers. Spreiding van locaties is volgens het college nodig om de druk op andere locaties te verminderen.

4.2.    De Afdeling overweegt dat in artikel 7, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Haarlem 2019 de keuze is gemaakt om in de gehele gemeente, dus ook in de binnenstad, huishoudelijk afval gescheiden in te zamelen. Deze keuze is in hoge mate politiek-bestuurlijk van aard en kan door de Afdeling daarom alleen terughoudend worden getoetst. De Afdeling is van oordeel dat deze keuze niet onredelijk is. Dat de binnenstad kleinschalig is en er weinig ruimte is, betekent weliswaar dat het aantal geschikte locaties voor afvalcontainers in de binnenstad beperkt is, zoals het college ook heeft erkend, maar niet dat er in de binnenstad in het geheel geen geschikte locaties zijn. [appellant] en anderen hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs konden afleiden dat in de binnenstad van Haarlem geen containers voor gescheiden afvalinzameling meer worden geplaatst. De wethouder heeft aan de behandelende raadscommissie alleen toegezegd dat onderzoek wordt gedaan naar mogelijke vormen van nascheiding die aansluiten op de bestaande Haarlemse infrastructuur.

4.3.    Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van afvalcontainers.

4.4.    De Afdeling is van oordeel dat het college een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van het bevorderen van een gescheiden afvalinzameling dan aan het belang van [appellant] en anderen bij een ongewijzigd woon- en leefklimaat. Het college heeft de gekozen locatie dus geschikt mogen achten voor plaatsing van de afvalcontainers.

In de eerste plaats betrekt de Afdeling bij haar oordeel dat het college zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat plaatsing van de afvalcontainers noodzakelijk is om gescheiden afvalinzameling te bevorderen. Het hiervoor genoemde milieu-eiland ligt op een ruime afstand van ongeveer 175 m van locatie BA016, terwijl in paragraaf 4.2.1 van de richtlijnen staat dat de loopafstand naar een grondstoffencontainer zo klein mogelijk moet zijn.

In de tweede plaats betrekt de Afdeling bij haar oordeel dat het college de nadelige gevolgen voor [appellant] en anderen aanvaardbaar heeft mogen achten. Het verkeerd aanbieden van afval en de daarmee gepaard gaande overlast, is een kwestie van handhaving die in beginsel geen rol speelt bij de aanwijzing van een locatie voor containers. Verder zullen er door de extra containers weliswaar meer ophaalmomenten zijn, maar de verkeersaantrekkende werking van afvalcontainers is in het algemeen beperkt en het legen daarvan van korte duur. Ook zal er maar één parkeerplaats verdwijnen als gevolg van de plaatsing van de orac’s. Het college heeft ook de gevolgen van de containers voor het beschermde stadsgezicht aanvaardbaar mogen achten, omdat de (bovengrondse) omvang van de containers beperkt zal zijn.

4.5.    De Afdeling heeft hiervoor geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de containers. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor een alternatieve locatie.

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college had moeten kiezen voor de alternatieve locatie die [appellant] en anderen hebben voorgesteld. De Afdeling laat daarbij in het midden of er op deze locatie ruimte is voor de containers, omdat het college deze locatie al minder geschikt heeft mogen achten vanwege de gewenste spreiding van afvalcontainers. De alternatieve locatie ligt namelijk dichterbij het hiervoor genoemde milieu-eiland, op een afstand van ongeveer 130 m, dan locatie BA016. [appellant] en anderen hebben hiertegen naar voren gebracht dat met name omwonenden van de alternatieve locatie gebruik maken van de bestaande orac op locatie BA016, maar zij hebben dit niet aannemelijk gemaakt.

5.       De Afdeling komt tot de conclusie dat het college heeft mogen kiezen voor locatie BA016 voor plaatsing van de containers. Het betoog van [appellant] en anderen slaagt dus niet.

Proceskosten

6.       Zoals onder 2 is overwogen, is het beroep ongegrond. Het college hoeft daarom geen proceskosten van [appellant] en anderen te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Driel Kluit

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

703