Uitspraak 202106421/1/R1


Volledige tekst

202106421/1/R1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], beiden wonend te Stompetoren, gemeente Alkmaar,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 heeft het college onder meer de locatie met het nummer ST014R, ter hoogte van het perceel [locatie], aangewezen als ondergrondse inzamelvoorziening voor de inzameling van huishoudelijk restafval (hierna: ORAC) door een aantal gebruikers van de percelen aan de Binnenkruier en Buitenkruier te Stompetoren.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2022, waar [appellanten], van wie [appellant A], bijgestaan door mr. M. de Waal, advocaat te Velsen-Zuid, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellanten] wonen op het perceel [locatie] te Stompetoren. Zij kunnen zich niet verenigen met het besluit voor zover daarbij de locatie ST014R is aangewezen. De aangewezen locatie voor de ORAC is nabij hun uitrit. De locatie was niet opgenomen in het voorlopig ontwerp van het besluit, maar is in het ontwerp van het besluit toegevoegd.

Toetsingskader

2.       Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC en of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen.

Geschiktheid locatie

3.       [appellanten] betogen dat de locatie niet geschikt is. Zij wijzen erop dat de aangewezen locatie niet voldoet aan de criteria die het college heeft opgesteld in het beleid "Beleid inzameling huishoudelijk afvalstoffen nabij elk perceel gemeente Alkmaar" van 1 december 2016. [appellanten] betogen dat in de beleidscriteria geen bepaling is opgenomen met betrekking tot de minimale en/of maximale capaciteit van de containers, voor zover die is afgestemd op het aantal huishoudens. Zij wijzen er op dat hun desondanks is meegedeeld dat het college uitgaat van 80 bediende huishoudens per ORAC. De ORAC op de nabijgelegen locatie met het nummer ST012R bedient slechts 68 huishoudens. Er bestaat dus geen noodzaak om een tweede ORAC bij te plaatsen op de locatie ST014R. Volgens hen heeft het college niet gemotiveerd wat de reden is geweest om de locatie aan te wijzen in afwijking van de beleidscriteria.

Verder wijzen [appellanten] erop dat de locatie van de ORAC afwijkt van de locaties van de overige ORAC’s in de wijk. Die staan aan de buitenzijde van de buitenring of op plaatsen waar geen woningen zijn gesitueerd. Volgens hen is daar ook ruimte voor de plaatsing van deze ORAC.

Ten slotte betogen [appellanten] dat de ORAC zo dicht bij hun oprit zal komen, dat zij hinder ondervinden als zij de openbare weg willen bereiken. Zij wijzen erop dat zij in de huidige situatie al over het gras moeten rijden daar waar de ORAC geplaatst zal worden.

3.1.    De Afdeling stelt vast dat het college in de zogeheten reactienotitie bewonersbrief van 16 juli 2021 heeft vermeld dat - kort weergegeven - de nu aangewezen locatie zal worden toegevoegd in verband met het aantal woningen. In de e-mail van 4 november 2021 heeft het college aan appellanten toegelicht dat om efficiënt de ORAC’s te kunnen legen niet meer dan 80 adressen per container worden toegewezen.

In het verweerschrift is vermeld dat die motivering onjuist was. Reeds om die reden concludeert de Afdeling dat het bestreden besluit niet wordt gedragen door een deugdelijke motivering en het in zoverre is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.       Het college heeft in zijn verweerschrift een nieuwe motivering gegeven. Met het oog op finale geschilbeslechting ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld of op grond van deze motivering het college de locatie geschikt heeft kunnen achten. Het college heeft over de noodzaak gesteld dat de bestreden containerlocatie dient om te voorkomen dat meer bewoners met de auto hun afvalzakken wegbrengen en daarmee voor meer autobewegingen in de wijk zorgen. Ook stelt het college dat de locatie kan dienen als reserve, als één van de andere ORAC’s in de omgeving defect is. Over de verkeersveiligheid stelt het college dat de container zodanig zal worden geplaatst dat appellanten de uitrit linksaf kunnen uitrijden, ook als er hier een auto staat geparkeerd. Mocht de weg hier om wat voor reden dan ook volledig geblokkeerd zijn, kunnen appellanten overigens ook rechtsaf de uitrit uit; dit is de kortste route om de wijk te verlaten, aldus het college.

4.1.    De Afdeling stelt met [appellanten] vast dat het college in de wijk waarin [appellanten] wonen de ORAC’s heeft gesitueerd langs de weg die om de wijk heen ligt. Alleen de nu bestreden locatie ligt binnen de wijk zelf. Het college heeft niet gemotiveerd waarom bij de keuze van de onderhavige locatie van dit kennelijke uitgangspunt is afgeweken. De Afdeling is van oordeel dat verweerder zich daarover opnieuw moet beraden en tegen de achtergrond van zijn kennelijke uitgangspunt zo nodig opnieuw moet kijken naar de aan de buitenring gelegen alternatieven die door [appellanten] naar voren zijn gebracht. Over de verkeersveiligheid overweegt de Afdeling dat [appellanten] aan de hand van foto’s aannemelijk hebben gemaakt dat de nu vastgestelde locatie op de hoek op korte afstand van de uitrit niet verkeersveilig lijkt voor het verlaten van hun oprit. Gelet op het voorgaande oordeelt de Afdeling het besluit van het college de locatie geschikt te achten gebrekkig. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding om in het kader van een spoedige beëindiging van het geschil de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.

Conclusie

5.       De conclusie is dat het bestreden besluit vernietigd moet worden voor zover het de aanwijzing van de locatie ST014R betreft.

6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar van 31 augustus 2021, kenmerk OC202128-ST012R_ST014R, voor zover het de locatie ST014R betreft;

III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Van Helvoort
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

361