Uitspraak 202100601/2/R4


Volledige tekst

202100601/2/R4.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Brummen,

appellant,

en

de raad van de gemeente Brummen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Bij tussenuitspraak van 28 juli 2021 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 10 weken na de verzending daarvan het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Deze termijn is op verzoek van de raad tweemaal verlengd.

Bij besluit 16 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen" gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en anderen hebben op 14 maart 2022 van de gelegenheid gebruik gemaakt een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

Bij brief van 8 april 2022 heeft de raad hierop gereageerd waarna [appellant] en anderen hebben gereageerd bij brief van 2 mei 2022.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft onder rechtsoverweging 6.4 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad het besluit van 17 december 2020, waarbij de raad het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen" heeft vastgesteld, niet zorgvuldig heeft genomen. Dit is het geval omdat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan, voor de beoordeling van mogelijke geluidsoverlast van warmtepompen niet kon volstaan met een verwijzing naar de procedure over de omgevingsvergunning mede omdat het Bouwbesluit 2012 op het moment dat het plan werd vastgesteld nog niet voorzag in geluidsnormen voor warmtepompen. De raad had bij de vaststelling van het plan een afweging moeten maken van de mogelijke gevolgen voor de omgeving na realisatie van warmtepompen binnen een woonbestemming en had dienen te onderzoeken of een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat zal bestaan.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het plan op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is vastgesteld.

2.       Gelet hierop is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 17 december 2020 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd.

Het herstelbesluit

3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het herstelbesluit een nieuw gewijzigd bestemmingsplan vastgesteld. De raad heeft aan het bureau Peutz opdracht gegeven om onderzoeken te doen naar de geluidsproductie van warmtepompen. Daarbij is gekeken naar de geluidsproductie per unit individueel en naar het cumulatieve geluid dat de warmtepompen gezamenlijk produceren, uitgaande van het beoogde bouwplan zoals dat is aangevraagd. Volgens de raad blijkt uit dit onderzoek dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat voor zowel de woningen rondom het plangebied, als de woningen die in het plangebied zelf zijn gesitueerd. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voldoen ruim aan de norm van 40 dB(A) op de perceelsgrens die sinds april 2021 in het Bouwbesluit 2012 is opgenomen. In dit plan is in artikel 6.1 van de planregels de volgende zinsnede opgenomen: "en waarbij geldt dat installaties voor warmte- of koudeopwekking zijn toegestaan, uitsluitend voor het gebruik van de eigen woning ". Verder is artikel 6.2.5 aan de planregels toegevoegd. Dit artikel luidt als volgt: "Installaties voor warmte- en koudeopwekking moeten voldoen aan artikel 3.19 van het Bouwbesluit."

In de brief van 8 april 2022 heeft de raad te kennen gegeven dat abusievelijk in het bestemmingsplan is verwezen naar artikel 3.19 van het Bouwbesluit 2012 in plaats van artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012.

Zienswijze [appellant] en anderen

4.       [appellant] en anderen betogen dat ernstig moet worden betwijfeld of een juiste afweging is gemaakt van de te verwachten geluidsbelasting. Daartoe voeren zij aan dat de warmtepompen in het uitgevoerde onderzoek zijn geplaatst tegen de schuur en op afstand van de erfgrens terwijl uit de aangevraagde omgevingsvergunning blijkt dat de warmtepompen elders zullen worden geplaatst. Daarnaast moet volgens [appellant] en anderen uitgegaan worden van een scenario waarbij de warmtepompen allemaal bij elkaar worden geplaatst omdat de warmtepompen in beginsel overal kunnen worden gerealiseerd binnen de voorziene woonbestemming. Bovendien bedraagt het maximale geluidniveau 68 dB(A) en wordt betwijfeld door [appellant] en anderen of Peutz wel onafhankelijk is aangezien zij adviseren een omkasting toe te passen om de norm te halen.

4.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad abusievelijk heeft verwezen naar artikel 3.19 van het Bouwbesluit 2012. Gelet op de onjuiste weergave in de planregels slaagt het beroep van [appellant] en anderen reeds daarom.

Uitgaande van een juiste verwijzing naar artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, oordeelt de Afdeling dat de raad er van uit mocht gaan dat deze planregels in voldoende mate borgen dat de enkelvoudige geluidbelasting van een warmtepomp beperkt blijft tot een aanvaardbaar niveau (namelijk het niveau uit het Bouwbesluit 2012). In het plan is voorts geborgd dat de installatie voor warmte- of koudeopwekking uitsluitend voor het eigen gebruik van de woningen is toegestaan. Het gaat in dit geval om 16 grondgebonden woningen. In het voormelde onderzoek wordt geconcludeerd dat aan de enkelvoudige norm opgenomen in het Bouwbesluit 2012 kan worden voldaan en in het door [appellant] en anderen aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat dit onderzoek onjuist dan wel onvolledig is geweest. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat de warmtepompen zijn aangevraagd op een andere locatie, te weten tegen de achtergevel van de te realiseren woningen, laat dat onverlet dat de installatie ook dan dient te voldoen aan de voormelde enkelvoudige norm. De raad mag er in beginsel van uitgaan dat het voldoen aan de enkelvoudige norm zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2012 ook betekent dat zich geen onaanvaardbare cumulatieve geluidhinder zal voordoen. Dat kan anders zijn wanneer zich bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan in een concreet geval reden bestaat om aan dat uitgangspunt te twijfelen. In dit geval doet zich niet zo’n bijzondere omstandigheid voor.

Gelet op de onjuiste weergave in de planregels slaagt het beroep van [appellant] en anderen.

5.       Verder betogen [appellant] en anderen dat op grond van de huidige inzichten moet worden geconstateerd dat de uitgevoerde voortoets niet meer als voldoende onderbouwing kan worden beschouwd voor de daarin opgenomen conclusie dat er geen sprake zou zijn van mogelijke negatieve effecten op beschermde Natura-2000 gebieden door de bouw en het gebruik van de woningen.

5.1.    Voor zover [appellant] en anderen zich keren tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

Slot en conclusie

6.       Het besluit van 16 december 2021 is wat betreft artikel 6.2.5 van de planregels in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid. Het beroep is daarom gegrond. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan dient te worden vernietigd, voor zover in artikel 6.2.5 staat "artikel 3.19". Omdat niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling uit een oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb "artikel 3.19" wijzigen in "artikel 3.8, tweede lid". De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit wordt vernietigd.

7.       Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van 17 december 2020 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Brummen van 17 december 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen";

III.      verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 16 december 2021 gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Brummen van 16 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen" voor zover in artikel 6.2.5 van de planregels "artikel 3.19" staat;

V.       bepaalt dat in artikel 6.2.5, van de planregels "artikel 3.19" komt te luiden: "artikel 3.8, tweede lid";

VI.      bepaalt dat deze uitspraak wat betreft onderdeel V in de plaats treedt van het besluit van de raad van de gemeente Brummen van 16 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Woningbouw Sperwerstraat, Brummen", voor zover dit is vernietigd;

VII.     draagt de raad van de gemeente Brummen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de onderdelen II, IV, V en VI worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Brummen aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Vermeulen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

700