Uitspraak 202105563/1/R3


Volledige tekst

202105563/1/R3.
Datum uitspraak: 17 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Warmond, gemeente Teylingen,

2.       [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

appellanten,

en

de raad van de gemeente Teylingen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin 1e herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2022, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door C.B. van der Geest en mr. F.E. Sinke, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Eerder heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin" vastgesteld om het juridisch-planologisch kader voor dit recreatiepark in het buitengebied van Warmond te actualiseren. De bestemming "Groen" is toegekend aan een deel van de groenstrook dat grenst aan het perceel [locatie 1], waar de woning van [appellant sub 2] staat. Verder zijn de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 7" en de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - dienstwoning" toegekend aan het perceel [locatie 2], waar de woning van [persoon] staat. Bij uitspraak van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2814, voor zover hier van belang, heeft de Afdeling tegen dit plan ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit over de eerstgenoemde bestemming en de voornoemde functieaanduiding vernietigd en de raad opgedragen om met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen voor de vernietigde plandelen.

Met de vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin 1e herziening" heeft de raad beoogd invulling te geven aan de hiervoor genoemde opdracht van de Afdeling om een nieuw besluit te nemen. De bestemming "Groen" en de functieaanduiding "specifieke vorm van groene - recreatieve voorzieningen" zijn toegekend aan het deel van de groenstrook dat grenst aan het perceel [locatie 1]. Verder is de bestemming "Wonen" toegekend aan het perceel [locatie 2].

2.       De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Bestuurlijke lus

3.       Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Beroep van [appellant sub 1]

5.       [appellant sub 1] betoogt dat het bestaand ondergeschikt recreatief gebruik van het deel van de groenstrook dat grenst aan het perceel [locatie 1], ten onrechte als zodanig is bestemd, omdat dit niet is gebeurd bij hetzelfde gebruik van de groenstrook elders, waaronder het deel dat grenst aan het perceel [locatie 3], waar zijn woning staat.

5.1.    Hoewel de raad beoogt het recreatief gebruik van de groenstrook terug te dringen, heeft hij in het plan ondergeschikt recreatief gebruik toegestaan op het deel ervan dat grenst aan het perceel [locatie 1]. De vraag is of de raad dit ook had moeten doen voor andere delen van de groenstrook.

Niet in geschil is dat met het toestaan van ondergeschikt recreatief gebruik op het deel van de groenstrook dat grenst aan het perceel [locatie 1], gehoor is gegeven aan een opdracht in de uitspraak van 25 november 2020. Deze uitspraak is gedaan in een beroepsprocedure waarin de eigenaar van het perceel, anders dan [appellant sub 1], de gebruiksmogelijkheden van dit deel van de groenstrook heeft bestreden.

Verder heeft de raad zich onweersproken op het standpunt gesteld dat de aan de orde zijnde situatie verschilt van de door [appellant sub 1] genoemde situatie. Het ondergeschikte recreatieve gebruik van de groenstrook bij het perceel [locatie 1] valt namelijk niet alleen ten deel aan de eigenaar van het perceel, omdat dit deel van de groenstrook eigendom is van de gemeente Teylingen en het recht van erfpacht ervan berust bij de Vereniging Watertuin.

Gelet op wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de situatie van de groenstrook bij het perceel [locatie 1] niet dezelfde is als die van de groenstrook elders.

Het betoog slaagt niet.

Beroep van [appellant sub 2]

Permanente bewoning

6.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan op het perceel [locatie 2] ten onrechte permanente bewoning toestaat, omdat dit gebruik niet aan [persoon] is toegezegd en elders in het recreatiepark niet is toegestaan.

6.1.    De raad heeft weliswaar beleidsruimte bij de vaststelling van een bestemmingsplan, maar de belangenafweging die hij in dat kader maakt, moet voldoen aan artikel 3:4 van de Awb en artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Op 28 augustus 1972 heeft het college van burgemeester en wethouders een woonvergunning verleend voor permanente bewoning van de woning op het perceel [locatie 2]. Op 3 maart 2003 heeft het college per brief de aanwezigheid van deze vergunning bevestigd aan [persoon], waarmee bij hem verwachtingen zijn gewekt. Verder stelt de raad terecht dat na de lange duur van feitelijke permanente bewoning van de woning geen ruimtelijk relevante belangen zich verzetten tegen de woonbestemming van het perceel [locatie 2]. De vrees voor meer problemen bij het bestuur van het recreatiepark is namelijk geen ruimtelijk relevant belang, aangezien de al bestaande problemen geen gevolg zijn van het planologisch regime. Ook is niet gebleken dat specifieke belangen van [appellant sub 2] zich verzetten tegen de permanente bewoning.

Onder de hiervoor genoemde omstandigheden heeft de raad een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het belang van de bewoner van het perceel [locatie 2] dan aan de eventuele nadelige gevolgen bij voortzetting van het bestaande gebruik. Daarom is de belangenafweging van de raad niet in strijd met voornoemde wettelijke bepalingen.

Het betoog slaagt niet.

Bouwmogelijkheden

7.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan op het perceel [locatie 2] ten onrechte een uitbreiding van de bouwmogelijkheden toestaat, omdat daarbij de belangen van de andere woningeigenaren onvoldoende zijn afgewogen.

7.1.    De bouwregels voor het perceel in het plan (artikel 8.2 van de planregels) zijn gelijk aan die in het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin" (artikel 4.2, van de desbetreffende planregels). Daarom heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat op het perceel de bouwmogelijkheden niet zijn gewijzigd, zodat de beroepsgrond van een onjuiste veronderstelling uitgaat.

Het betoog slaagt niet.

Beroeps- en bedrijfsactiviteiten

8.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan op het perceel [locatie 2] ten onrechte beroeps- en bedrijfsactiviteiten toestaat, omdat daarbij de belangen van de andere woningeigenaren onvoldoende zijn afgewogen.

8.1.    Niet in geschil is dat het plan op het perceel de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen toestaat (artikel 8.1, aanhef en onder a, van de planregels) en een omgevingsvergunning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk maakt (artikel 8.4 van de planregels). Dit gebruik was in het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin" niet mogelijk (artikel 4.1, aanhef en onder b van de desbetreffende planregels). De reden om dit gebruik op een recreatief terrein in het voorliggende plan wel toe te staan is niet af te leiden uit het bestreden besluit. Alleen daarom al heeft de raad de belangenafweging op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd.

Het betoog slaagt.

Conclusie en proceskosten

9.       Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten van [appellant sub 1] te vergoeden.

11.     Gelet op wat onder 8.1 is overwogen, is de conclusie dat de raad het bestreden besluit, voor zover het betreft de vaststelling van artikel 8.1, aanhef en onder a, en artikel 8.4 van de planregels, heeft genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb.

12.     Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 8.1 alsnog te motiveren waarom op het perceel [locatie 2] aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

De raad dient de Afdeling en [appellant sub 2] de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Het door de raad te nemen gewijzigde of nieuwe besluit hoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

13.     In de einduitspraak zal worden beslist over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van [appellant sub 2].

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

Einduitspraak:

verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.

Tussenuitspraak:

draagt de raad van de gemeente Teylingen op:

-        om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat onder 12 is overwogen de gebreken in het besluit van 8 juli 2021 te herstellen of in plaats daarvan een gewijzigd besluit te nemen;

-        de uitkomst aan de Afdeling en [appellant sub 2] mee te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.

w.g. Schueler
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Snijders
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022

279

BIJLAGE

Planregels van het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin"

Artikel 1.24

dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein

Artikel 4.1

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstwoning': een dienstwoning;

[…].

Artikel 4.2

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

[…]

4.2.6 Dienstwoning

a        een dienstwoning en de bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b.       de inhoud van de dienstwoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 750 m3;

c.       de goothoogte van de dienstwoning bedraagt ten hoogste 4 m;

d.       de bouwhoogte van de dienstwoning bedraagt ten hoogste 10 m.

4.2.7 Zwembaden

Per recreatiewoning of dienstwoning is ten hoogste 1 zwembad toegestaan, met dien verstande dat:

a.       een zwembad ten minste 6 m achter de oorspronkelijke achtergevel van de recreatiewoning of dienstwoning ligt;

b.       de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m2 bedraagt;

c.       de afstand van een zwembad tot de perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;

d.       overkappingen over het zwembad niet zijn toegestaan.

4.2.8 Overig

[…]

c.       de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,50 m;

[…]

e.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Planregels van het bestemmingsplan "Recreatiepark Watertuin 1e herziening"

Artikel 1.49

wonen: activiteit inhoudende de bewoning van een woning

Artikel 8.1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het wonen in een vrijstaande woning met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;

[…].

Artikel 8.2

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Woning

a.       de woning en de bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

b.       de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 750 m3;

c.       de goothoogte van de woning bedraagt ten hoogste 4 m;

d.       de bouwhoogte van de woning bedraagt ten hoogste 10 m.

8.2.2 Zwembad

Per woning is ten hoogste 1 zwembad toegestaan, met dien verstande dat:

a.       een zwembad ten minste 6 m achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning ligt;

b.       de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m2 bedraagt;

c.       de afstand van een zwembad tot de perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;

d.       overkappingen over het zwembad niet zijn toegestaan.

8.2.3 Overig

a.       de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,50 m;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8.4

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning […].