Uitspraak 202202999/2/R4


Volledige tekst

202202999/2/R4.
Datum uitspraak: 10 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend in Wijk bij Duurstede,

(hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Wijk bij Duurstede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 augustus 2022, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. H.W. Dekker, advocaat in Utrecht, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de herontwikkeling van drie locaties in Wijk bij Duurstede. Het gaat om de locaties Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg. Aan de Hoogstraat 14 bevindt zich de huidige vestiging van de Lidl-supermarkt. Deze supermarkt wordt verplaatst naar winkelcentrum De Heul. Boven en rondom het winkelcentrum worden 96 appartementen en 8 studio’s gerealiseerd.

Over locatie De Heul staat in de plantoelichting het volgende. Het voornemen bestaat de bestaande verouderde bebouwing van winkelcentrum De Heul en de bestaande sporthal en het zwembad te slopen. De locatie zal worden herontwikkeld. In het plangebied zullen twee bouwblokken worden gerealiseerd, blok A en blok B. Daartussen ontstaat een aantrekkelijk verblijfsgebied. Onderdeel van de herontwikkeling van winkelcentrum De Heul is de "supermarktencarrousel". Binnen deze carrousel wordt de bestaande Lidl aan de Hoogstraat 14 naar winkelcentrum De Heul verplaatst. De bestaande Jumbo in winkelcentrum De Heul stopt, aldus de plantoelichting.

[verzoeker] is bewoner van het perceel [locatie]. Dit perceel ligt ten westen van locatie De Heul. Het is [verzoeker] in beroep in het bijzonder te doen om de gevolgen van de realisatie van 28 parkeerplaatsen en de daarvoor noodzakelijke kap van bomen langs de Karolingersweg. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd op een afstand van ongeveer 15 m tot het perceel van [verzoeker]. Daarnaast vreest [verzoeker] overlast door het gebruik van de voetbalkooi. Als gevolg hiervan vreest [verzoeker] een achteruitgang van de kwaliteit van zijn directe woon- en leefomgeving.

Spoedeisendheid

3.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor zover het [verzoeker] te doen is om de kap van de bomen, hij geen belang heeft bij de schorsing van het bestemmingsplan. De kap van deze bomen wordt namelijk niet genormeerd in het plan, maar in de "Algemene Plaatselijke Verordening Wijk bij Duurstede december 2021" (hierna: APV), in samenhang met artikel 2.2 eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In artikel 4:11, eerste lid, van de APV is vastgelegd dat het verboden is zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen, tenzij uit de "Groene Kaart" blijkt dat de genoemde houtopstanden of boomsoorten niet als beschermde houtopstand worden aangemerkt. Op deze "Groene Kaart", die is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (artikel 4.10a APV), zijn de bomen waar het [verzoeker] om gaat aangemerkt als een beschermde houtopstand. Dat betekent dat voor het kappen van deze bomen een vergunning nodig is op grond van de APV. In deze procedure kan [verzoeker] bewerkstelligen dat het plan wordt geschorst, maar dat heeft geen gevolgen voor de eventuele kap van de bomen, aangezien het toetsingskader voor een "kapvergunning" is opgenomen in de APV. De schorsing van het plan kan dus niet voorkomen dat er een omgevingsvergunning wordt verleend voor de kap van deze bomen. Dit neemt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet weg dat de kap van de bomen en in het bijzonder de realisatie van de 28 parkeerplaatsen niet los kan worden gezien van de integrale herontwikkeling van het plangebied. De raad heeft op zitting toegelicht dat nog niet duidelijk is wanneer voor de voorziene bebouwing omgevingsvergunningen zullen worden aangevraagd. Het plan kan pas ten uitvoer worden gebracht nadat de gemeente het perceel Hoogstraat 14 heeft verworven (huidige locatie van de Lidl). Weliswaar is de verwachting dat dit niet op (zeer) korte termijn zal gebeuren, maar het is evenmin aannemelijk geworden dat de gemeente pas eigenaar zal worden van dit perceel nadat uitspraak is gedaan op het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter overweegt verder dat het gebruik van de gronden voor de voetbalkooi wordt geregeld in het plan. Aan de gronden ter plaatse van de voorziene voetbalkooi is de bestemming "Groen" toegekend, met de aanduiding "specifieke vorm van sport - voetbalkooi".

Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om schorsing van het plan.

Het verzoek inhoudelijk

4.       [verzoeker] betoogt dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de parkeerbehoefte vanwege de voorgenomen ontwikkeling is berekend. Hij bestrijdt dat het aantal van 250 parkeerplaatsen dat de raad beoogt te realiseren nodig is voor de in het plangebied voorziene functies. Uit de berekening van de behoefte volgt namelijk dat er maximaal 229 parkeerplaatsen nodig zullen zijn. De "parkeerbaai" met 28 parkeerplaatsen in de bocht van de Karolingersweg is volgens [verzoeker] overbodig. Deze parkeerplaatsen waren namelijk bedoeld voor een beoogde school ten oosten van het plangebied, maar die school zal niet worden gerealiseerd, aldus [verzoeker].

4.1.    Aan het plan is een rapport ten grondslag gelegd waarin de parkeerbehoefte is berekend. Dit is het rapport "Revitalisatie winkelcentrum De Heul, parkeervraag en verkeersgeneratie" van Adviesbureau stedelijk verkeer van december 2020. Hierin is berekend dat de maximale parkeerbehoefte voor het deelgebied De Heul 229 parkeerplaatsen bedraagt (op zaterdagen). [verzoeker] heeft dit rapport niet inhoudelijk bestreden. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om voorshands te twijfelen aan de verrichte berekening van de parkeerbehoefte. Dit betekent dat de raad heeft mogen uitgaan van een behoefte van 229 parkeerplaatsen voor de in het plan, althans in dit deelgebied, voorziene ontwikkeling. In artikel 4.3, onder c, onder 1, van de planregels, is een gebruiksbepaling opgenomen waarmee wordt geborgd dat in dit deel van het plangebied   minimaal 229 autoparkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Het vorenstaande laat onverlet dat de beoogde inrichting van het plangebied uitgaat van 250 parkeerplaatsen, zodat de beoogde inrichting van het plangebied uitgaat van meer parkeerplaatsen dan strikt noodzakelijk voor de in het plangebied voorziene functies. Ook als wordt uitgegaan van alleen de behoefte vanwege het plan, is het volgens de raad wenselijk om te voorzien in een bepaalde mate van "overcapaciteit". Daarnaast heeft de raad toegelicht dat de gronden ten westen van de genoemde "parkeerbaai" in de bestaande situatie niet bebouwd zijn, maar dat deze gronden in het bestemmingsplan "Woongebieden Wijk bij Duurstede", vastgesteld door de raad bij besluit van 28 juni 2016, een maatschappelijke bestemming hebben. Volgens de raad bestaat nog steeds de intentie om op deze gronden een school te realiseren, maar ook als deze plannen geen doorgang vinden zijn de extra parkeerplaatsen nodig voor een andere maatschappelijke functie op deze gronden.

Gelet op de door de raad gegeven toelichting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de raad deugdelijk heeft onderbouwd waarom hij heeft voorzien in 250 parkeerplaatsen in het plangebied. Het betoog slaagt niet.

5.       [verzoeker] heeft in zijn zienswijze verzocht om een ondergrondse parkeergarage waarin kan worden voorzien in een groot deel van de parkeerbehoefte, om overlast in de omgeving te beperken. In de beoogde situatie worden alle parkeerplaatsen bovengronds gerealiseerd. Volgens [verzoeker] heeft de raad zijn verzoek ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, afgewezen. De raad heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat een ondergrondse parkeergarage financieel niet haalbaar is. De raad heeft echter geen stukken overgelegd die een dergelijke conclusie rechtvaardigen, aldus [verzoeker].

5.1.    De raad heeft in reactie op de zienswijze van [verzoeker] de volgende toelichting gegeven. Door Lidl en de gemeente is tijdens het opstellen van de plannen onderzocht of een parkeergarage voor bewoners haalbaar is. Het maken van een ondergrondse parkeerplaats kost ongeveer € 30.000 tot € 40.000 terwijl "gewone" parkeerplaatsen ongeveer € 4.000 tot € 5.000 kosten. Bovendien zou door het maken van ondergrondse parkeerplaatsen niet eenzelfde aantal bovengrondse parkeerplaatsen overbodig worden. Dat komt doordat winkelend publiek daar geen gebruik van kan maken. Uiteindelijk zou het maken van een parkeergarage het plan (herstructurering van supermarkten) financieel onhaalbaar maken voor zowel Lidl als de gemeente, aldus de raad.

5.2.    Hoewel de raad geen concrete berekeningen heeft overgelegd, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat ondergrondse parkeerplaatsen aanmerkelijk hogere kosten met zich meebrengen dan "reguliere" parkeerplaatsen. Gelet hierop, alsmede de aan de raad toekomende beoordelings- en beleidsruimte, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad had moeten voorzien in een ondergrondse parkeergarage. Het betoog slaagt niet.

6.       [verzoeker] voert aan dat voor de herontwikkeling van het winkelcentrum, in het bijzonder de parkeerplaatsen, een groot aantal bomen moet worden gekapt. Dit leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefomgeving. In dit verband is van belang dat in en om het gebied al betrekkelijk weinig groen is. Het gaat [verzoeker] in het bijzonder om de bomen en struiken in de bocht van de Karolingersweg, ten oosten van zijn woning. Op deze locatie worden de hiervoor al genoemde 28 parkeerplaatsen gerealiseerd. Ook komt er een zogenoemde voetbalkooi. [verzoeker] vreest dat hij overlast zal ondervinden van het gebruik van de voetbalkooi en omliggende gronden. Concreet wijst hij op geluidsoverlast en overlast als gevolg van "hangjongeren" en de verkoop en/of gebruik van verdovende middelen.

Afname groen

6.1.    De raad heeft toegelicht dat hij bij het vaststellen van het plan het belang bij het behoud van het bestaande groen heeft afgewogen tegen het belang van de herontwikkeling van winkelcentrum De Heul. Het uitgangspunt is dat het aanwezige groene karakter van het gebied blijft gehandhaafd en dat er wordt gestreefd naar een groene uitvoering van het plan. De oppervlakte aan groen in het plangebied is in de nieuwe situatie nagenoeg gelijk aan de oppervlakte in de bestaande situatie, aldus de raad.

6.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat voor de beoogde herontwikkeling een zogenoemde "groenbalans" is opgesteld. Dit is de notitie "Groenbalans De Heul" van SAB van 23 februari 2022. Hierin staat dat in de huidige situatie er 6.367 m² aan groen aanwezig is in het plangebied. Dat is ongeveer 26 procent van het oppervlak van het plangebied. Het groen bestaat afwisselend uit gemaaid gras, hagen en struweel. In de nieuwe situatie is er ongeveer een oppervlakte van 4.953 m² aan groen aanwezig in de openbare ruimte. Dat is ongeveer 20 procent van de totale oppervlakte van het plangebied. Daarnaast worden er daktuinen en gevelgroen gerealiseerd in het plangebied. De daktuinen hebben een oppervlakte van ongeveer 1.758 m², waarvan ongeveer 40 procent wordt verhard. Met 60 procent groen van de daktuinen, is er 1.055 m² dakgroen aanwezig. Bij elkaar opgeteld (openbare ruimte plus dakgroen) bedraagt de oppervlakte aan groen in het plangebied ook in de nieuwe situatie 26 procent, zo volgt uit de notitie.

6.3.    De voorzieningenrechter overweegt dat als bijlage bij de notitie Groenbalans een tekening is gevoegd waarop de toekomstige groeninrichting van gronden ten oosten van het perceel van [verzoeker] is weergegeven. Hieruit kan worden opgemaakt dat de gronden rondom de voetbalkooi en de gronden ten oosten daarvan ruimschoots worden voorzien van groenelementen (gras, struiken en bomen). In het gebied tussen de woning van [verzoeker] en de voetbalkooi maken de aanwezige bomen plaats voor de 28 parkeerplaatsen. Weliswaar worden de parkeerplaatsen blijkens de inrichtingsschets rondom afgeschermd door middel van een (smalle) groenstrook, maar dit neemt niet weg dat dit deelgebied in de toekomstige situatie minder "groen" wordt, zodat de beoogde realisatie van het parkeerterrein in zoverre leidt tot een vermindering van de kwaliteit van de directe woonomgeving van [verzoeker]. De gevolgen hiervan acht de voorzieningen echter niet onaanvaardbaar in het licht van het belang dat is gediend met het vaststellen van het plan, namelijk de herontwikkeling van het winkelcentrum. Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter de omstandigheid dat de raad het belang van het behoud van het groen heeft betrokken bij het vaststellen van het plan en dat hij heeft voorzien in compensatie waardoor het totale areaal aan groen binnen het plangebied niet (noemenswaardig) wijzigt. Dat er lokaal binnen het plangebied een zekere mate van achteruitgang kan optreden is inherent aan een ontwikkeling als hier aan de orde. Het betoog slaagt niet.

Voetbalkooi

6.4.    Volgens de raad worden de gronden bij de voetbalkooi zodanig ingericht dat er vanaf de openbare weg en woningen voldoende zicht is op de voetbalkooi en de omgeving daarvan. Bij de verlichting van het terrein wordt gezocht naar een goede balans. Het parkeerterrein en de voetbalkooi moeten zo verlicht zijn, dat mensen voldoende zichtbaar zijn en er geen onveilig gevoel ontstaat. Bij overlast door hangjongeren kan de gemeente handhavend optreden op basis van de APV. Er zijn geen wettelijke regels voor geluid afkomstig van voetbalkooien. Bij de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan volgens de raad gebruik worden gemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Nederlandse Vereniging van Gemeenten. Daarin zijn geen richtafstanden voor voetbalkooien opgenomen, maar wel voor veldsportcomplexen. Als aan die richtafstanden wordt voldaan, dan kan volgens de raad zeker voor de voetbalkooi worden gesproken van een ruimtelijk aanvaardbare situatie. In de huidige situatie is sprake van het gebiedstype "gemengd gebied" als bedoeld in de VNG-publicatie. De richtafstand voor geluid van een veldsportcomplex in een gemengd gebied bedraagt 30 m. De afstand van de voorziene voetbalkooi tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt ongeveer 35 m, aldus de raad.

6.5.    De voorzieningenrechter vindt de door de raad gegeven toelichting voorshands voldoende, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat sprake zal zijn van onaanvaardbare geluidshinder als gevolg van het rechtmatige gebruik van de voetbalkooi. De vrees voor strafbare handelingen in het publieke domein is een aspect van (strafrechtelijke) handhaving. Dit kan niet aan de orde komen in het kader van het beroep tegen het bestemmingsplan. Overigens heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat niet gebleken is dat bij en in de nabijheid van het winkelcentrum sprake is van (stelselmatige) handel in (hard)drugs en dat het gemeentebestuur bereid is om op te treden naar aanleiding van eventuele klachten vanwege overlast door "hangjongeren". Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Venema
voorzieningenrechter

w.g. Milosavljević
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022

739.