Uitspraak 202200525/1/R3


Volledige tekst

202200525/1/R3.
Datum uitspraak: 10 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te 's-Gravenzande, gemeente Westland,

en

1.       het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland,

2.       de raad van de gemeente Westland,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Gemeentehuis 's-Gravenzande" vastgesteld.

Bij besluiten van 15 december 2021 heeft het college aan New Lake 19 B.V. omgevingsvergunningen verleend voor het slopen van het gebouw op het perceel Van Geeststraat 1 te 's-Gravenzande (kadastraal bekend als GVZ00, sectie I, nummer 5156) en daarnaast voor het gedeeltelijk slopen van het gebouw op het perceel Langestraat nabij 149 te 's-Gravenzande (kadastraal bekend als GVZ00, sectie I, nummer 5156).

Bij besluiten van 17 december 2021 heeft het college aan New Lake 19 B.V. omgevingsvergunningen verleend voor het bouwen van 42 appartementen en een winkel en het aanleggen van in-/uitrit op het perceel Van Geeststraat 1A t/m 1H, 3A t/m 3K, 5A t/m 5M, 7A t/m 7M, 9A t/m 9K en Langestraat 147 te 's-Gravenzande en daarnaast voor het verbouwen en uitbreiden van een rijksmonument op het perceel Langestraat 139, 141 en 143 te 's-Gravenzande.

De bovengenoemde besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en vastgesteld op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen het besluit van 7 december 2021 heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college en de raad hebben een verweerschrift ingediend.

New Lake 19 B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

New Lake 19 B.V. en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door A. Kleijn, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting New Lake 19 B.V., vertegenwoordigd door mr. V. Leijh, advocaat te Amsterdam, [gemachtigde B] en [gemachtigde C], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan maakt de herontwikkeling van het oude gemeentekantoor in 's Gravenzande mogelijk. Het gemeentekantoor zal volgens de plantoelichting worden gesloopt, behoudens het monumentale pand aan de Langestraat en daarvoor in de plaats komt een nieuw woningbouwcomplex, een detailhandelsfunctie, een horecagelegenheid en een stadstuin. Het onderhavig bouwplan draagt de naam "Gravin Machteld".

2.       [appellant] woont aan [locatie] te 's-Gravenzande en vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Medeondertekenaars

3.       Voor zover [appellant] ter zitting betoogt dat hij zijn beroepschrift ook heeft ingediend namens 60 omwonenden, overweegt de Afdeling dat uit zijn beroepschrift niet volgt dat hij zijn beroep ook namens anderen heeft ingediend. Zo vermeld het beroepschrift alleen zijn naam, is het in de ik-vorm geschreven en is het uitsluitend door hem ondertekend. Daarnaast blijkt niet dat de machtigingen die [appellant] bij zijn zienswijze heeft overgelegd ook betrekking hebben op de beroepsfase. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het beroep slechts is ingesteld door [appellant] en zal zij dat als zodanig behandelen.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Bouwhoogte

5.       [appellant] voert aan dat ten onrechte de huidige bouwhoogte van 10 m in het bestreden plan niet wordt gerespecteerd. De raad heeft onvoldoende beargumenteerd in de zienswijzenota waarom de huidige bouwhoogte niet is gerespecteerd.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat op grond van het vorige bestemmingsplan "Centrum 's-Gravenzande", vastgesteld op 30 oktober 2012, voor een groot deel van de gronden binnen het plangebied een maximale toegestane bouwhoogte van 14 m en een maximale toegestane goothoogte van 10 m van toepassing was.

Daarnaast stelt de Afdeling vast dat uit de verbeelding in samenhang bezien met de regels van het bestreden plan blijkt dat het bestreden plan voorziet in verschillende bouwhoogtes. Zo gelden er voor de gronden waaraan de bestemming "Wonen" is toegekend maximale toegestane bouwhoogtes van 14,5 m, 11,5 m en 16,5 m. Ook gelden er op kleine delen van de grond waaraan de woonbestemming is toegekend incidentele bouwhoogtes van 16 m en 16,5 m. Voor de gronden waaraan de bestemming "Gemengd" is toegekend, geldt een maximale toegestane bouwhoogte van 15 m en voor de gronden waaraan de bestemming "Horeca" is toegekend geldt een maximale toegestane bouwhoogte van 12 m.

5.2.    De raad stelt dat in vergelijking met het vorige plan de maximale toegestane bouwhoogte op enkele punten wat wordt overschreden. Het gaat volgens de raad voornamelijk om de gronden aan de zuidzijde van het plangebied waaraan de woonbestemming is toegekend, waar op grond van de planregels een maximale toegestane bouwhoogte van 16,5 m en een maximale toegestane goothoogte van 13 m is toegestaan. Daarnaast gaat het om enkele incidentele bouwhoogtes van 16 m en 16,5 m eveneens op enkele gronden waaraan de woonbestemming is toegekend. Desgevraagd heeft de raad ter zitting toegelicht dat deze incidentele bouwhoogtes alleen zijn opgenomen voor de verwerking van trappenhuizen en liftschachten. In dat kader stelt de raad ook dat de voorziene ontwikkeling stedenbouwkundig aanvaardbaar is en gezien de gemeentelijke verdichtingsopgave ook gewenst is. In de plantoelichting staat dat gezien de bestaande en grootschaliger bebouwing voor de voorziene ontwikkeling hogere bebouwing mogelijk wordt geacht, waarbij wel aansluiting wordt gezocht met de naastgelegen Langestraat en Sand Ambachtstraat met een bebouwingsbeeld met individuele panden en een verticale geleding. Het raadhuis zou daarbij meer los moeten worden gezet van aangrenzende bebouwing om het beter tot zijn recht te laten komen als rijksmonument en het meer te betrekken bij het voorziene horecaplein.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in het betoog van [appellant] geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de binnen het plangebied toegestane maximale bouwhoogtes onvoldoende heeft gemotiveerd.

Het betoog faalt.

Vrij uitzicht en privacy

6.       [appellant] vreest voor een belemmering van zijn vrije uitzicht en een vermindering van zijn privacy als gevolg van het plan.

6.1.    De raad stelt dat er weliswaar niet is uitgesloten dat het bouwplan tot enige afname van uitzicht, lichtinval en privacy bij de woning van [appellant] zal leiden, maar dat dit niet tot een onaanvaardbare woonsituatie zal leiden. Verder stelt de raad dat uit het "Bezonningsonderzoek volumes bestemmingsplan bestaand en nieuw" van DSH Architecten van 25 maart 2019 (hierna: het bezonningsonderzoek) blijkt dat het voorziene bouwplan geen onevenredige schaduwhinder zal veroorzaken voor de omgeving.

6.2.    Gelet op de omstandigheid dat het plangebied en de woning van [appellant] zijn gelegen in binnenstedelijk gebied, met een dichte bebouwing, en dat een woonsituatie vrij van inkijk in binnenstedelijk gebied niet kan worden gegarandeerd, heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de mogelijke invloed van het plan op de privacy van [appellant] niet onaanvaardbaar is. Daarbij betrekt de Afdeling dat weliswaar de afstand tussen de woning van [appellant] en het plangebied ongeveer 65 m is, maar dat tussen de woning en het plangebied andere bebouwing is gesitueerd. Daarnaast betrekt de Afdeling dat geen recht bestaat op een onaangetast uitzicht en dat voorts in een verstedelijkte omgeving een zekere mate van inbreuk op privacy inherent is. Ook betrekt de Afdeling dat uit het bezonningsonderzoek volgt dat de invloed van de nieuwe bebouwing op de bezonning van de gebouwen in de omgeving van het plangebied niet of nauwelijks verslechtert ten opzichte van de bestaande situatie en dat in alle meetsituaties wordt voldaan aan TNO-norm van minimaal 2 uur zon per dag. Voor zover [appellant] ter zitting stelt dat hij vreest dat door het bestreden plan ook de gebouwen om hem heen hoger kunnen worden wat voor een onaanvaardbare aantasting van zijn uitzicht en privacy kan leiden, overweegt de Afdeling dat deze ontwikkelingen geen onderdeel zijn van het bestreden plan en dan ook in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen.

6.3.    Gelet op het vorenstaande faalt het betoog.

Waardevermindering woning

7.       [appellant] vreest voor waardevermindering van zijn woning als gevolg door het plan.

7.1.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van [appellant] zijn woning betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. [appellant] kan voor de mogelijk negatieve financiële gevolgen die hij ondervindt van het bestreden besluit een verzoek om planschade indienen. Voor een eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.       Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Ewijk
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022

867